Jo Lemaire met hoedenmaker Elvis Pompilio: ‘Ik was een outsider in de modewereld’

Jo Lemaire © Tom Van Schepdael

Hoedenmaker Elvis Pompilio (57) opende zijn atelier in Brussel in 1987 en werd al gauw een vertrouwd gezicht in Knack Weekend.

Samen met de internationale verkooppunten en opdrachten voor Europese koningshuizen en andere bekende klanten volgden voor Elvis Pompilio tal van samenwerkingen met modehuizen als Chanel, Dior en Valentino en Belgische designers als Ann Demeulemeester, Veronique Branquinho en Véronique Leroy. Daarnaast is Pompilio ook docent aan de masteropleiding accessoires van La Cambre.

‘Deze foto met Jo Lemaire in mijn atelier verscheen in Knack Weekend in september 1991. Zulke bekende klanten hielpen in het begin uiteraard om vertrouwen te wekken bij het grote publiek. Maar de pers dweepte er meer mee dan ik zelf deed. Het is leuk om hoeden te ontwerpen voor mensen als Axelle Red, Madonna, Sharon Stone en Pedro Almodóvar, daar niet van. Maar in mijn atelier in Brussel heb ik iedereen altijd op dezelfde manier ontvangen, bekend of niet.

Ik wilde met het ambacht zelf bezig zijn, de materialen voelen, en ik was altijd vrij om erop los te fantaseren

Als Luikenaar en autodidact was ik een outsider in de modewereld. De beste modeopleidingen zaten in Antwerpen en Brussel en een kot kon ik me niet veroorloven, dus werd het een kunstopleiding. Spijt heb ik daar nooit van gehad. Dankzij de ervaring met beeldhouwen, schilderen en andere zaken kon ik mijn vak als hoedenontwerper op mijn eigen manier invullen, en te veel technische bagage had me alleen maar afgeremd. Sowieso wilde ik nooit kleding ontwerpen. Dan moet je de uitvoering van je schetsen toch vaak aan anderen overlaten en kun je ook niet zomaar van stijl veranderen. Ik wilde met het ambacht zelf bezig zijn, de materialen voelen, en ik was altijd vrij om erop los te fantaseren.

Een eigen visie is onontbeerlijk in de modewereld. Die visie vasthouden en compromissen weigeren kost moed en doorzettingsvermogen, maar zo ben ik er wel in geslaagd om mezelf en mijn vak op de kaart te zetten. Bovendien creëerden de Zes van Antwerpen halverwege de jaren tachtig veel aandacht voor de Belgische mode en gaven mensen als Dirk Bikkembergs, Marina Yee en Ann Demeulemeester me snel interessante opdrachten. Op de juiste plaats zijn op het juiste moment: dat heeft zeker meegespeeld.

Ondertussen begrijp ik goed waarom veel modeontwerpers na een tijdje opgebrand zijn. Ik heb het een goede vijftien jaar geleden zelf ook meegemaakt. Ik werkte zeven dagen op zeven, had veertig werknemers en verkocht jaarlijks dertigduizend handgemaakte hoeden. In mijn eigen boetieks in Brussel, Antwerpen, Parijs en Londen, maar ook in Amerikaanse department stores en in Japan. Ik was uitgeput en voelde me louter nog de zaakvoerder van een label dat me stilaan door de vingers glipte. Dan ligt de manier waarop ik vandaag in mijn atelier werk – op mijn eentje en in mijn eigen tempo – me stukken beter. Een typisch trekje van autodidacten misschien: wij denken nogal snel dat we het zelf beter doen.’ (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content