Demna Gvasalia, de Georgiër achter Balenciaga en Vetements: ‘Maar als ontwerper ben ik Belg’

Demna Gvasalia © Willy Vanderperre

Zoals dat vaak gaat in de mode, werd hij eerst de hemel in geprezen om vervolgens bakken kritiek over zich heen te krijgen. Ontwerper Demna Gvasalia trok zich terug in Zürich, ging de confrontatie aan met zijn verleden en maakte vervolgens zijn meest persoonlijke collectie ooit.

Hij staat nu dichter bij zijn ware ik dan ooit tevoren, legt hij uit. Demna Gvasalia (37) is een sneltrein: hij praat ongeremd en schakelt snel van het ene onderwerp naar het andere – zijn brein heeft altijd een paar tellen voorsprong. Zijn Frans doorspekt hij met Engelse woorden en hij lacht vaker dan hij een paar jaar geleden deed. Hij is geen vreemde voor ons land: hij studeerde in Antwerpen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en werkte er nog even aan de zijde van Walter Van Beirendonck voor Scapa. Nadien trok hij naar Parijs, waar hij eerst aan de slag ging bij Maison Martin Margiela, dan bij Louis Vuitton, om vervolgens Vetements te lanceren, een label dat mode brengt zoals enkel jonge mensen dat kunnen, met charisma en pragmatisme.

Backstage Vetements lente-zomer 2019.
Backstage Vetements lente-zomer 2019.© Melchior Tersen

In oktober 2015 werd Demna Gvasalia, geboren in Soukhoumi, Georgië, benoemd tot artistiek directeur van Balenciaga. Momenteel verdeelt hij zijn tijd tussen Parijs en Zürich. We spreken af op zijn Zwitserse adres. Op de witte muren van het trappenhuis in granito wijzen de foto’s van de lente-zomercollectie ’18 ons de weg. Demna Gvasalia – op sneakers, gekleed in short en een pet met merknaam – heeft zin om te praten. ‘Mijn ideeën zijn vaak verkeerd geïnterpreteerd. Ik besef nu dat ik duidelijker moet communiceren, ook met mijn team.’

2018 betekende een terugkeer naar je roots. Voor Vetements tekende je een herfst-wintercollectie – The Elephant in the Room – die duidelijk maakt waar je creatieve roots liggen. En de show voor de lente-zomer ’19 is, zo zeg je zelf, je meest persoonlijke ooit.

‘Ik ben uit de kast gekomen. Als Georgiër. Als ouder wordende man die zijn verleden in de ogen kan kijken. En als ontwerper. Ik houd vast aan de codes van Vetements, zoals de mouwen en de vierkante schouders. Het zijn de codes van een krijgsvrouw, de codes van mijn oma ook. Zij draagt altijd reusachtige schoudervullingen, zelfs thuis in haar ochtendjas. Die schoudervullingen verwijzen naar mijn kindertijd: ik kende niks van mode, maar ik kende het silhouet van mijn grootmoeder. Het is dus niet Margiela against all odds, al ben ik ook door hem gevormd. Ik wilde uitleggen waar mijn creatieve roots liggen. Ik wilde het hebben over Antwerpen, over België, over deconstructie, over Margiela, maar dan eerder als benadering dan als merk of persoon.’

Vetements lente-zomer 2019.
Vetements lente-zomer 2019.© MONDADORI

Vanwaar die hang naar je roots?

The Elephant in the Room is haast een overgangscollectie, de eerste na mijn verhuizing naar Zürich. Ik wou de oorsprong van de Vetements-esthetiek onder de loep nemen. Ik heb teruggegrepen naar Margiela en naar wat dat modehuis voor mij betekent. Ik heb er twee jaar gewerkt. Je kunt dat vergelijken met een masteropleiding: ik ontdekte er wat er zich in de echte, creatieve modehuizen afspeelt. Omdat ik de vergelijking met Margiela en de vragen over wat nu eigenlijk van wie is een beetje beu was, wilde ik met deze collectie veel uitleggen. De collectie voor lente-zomer ’19 is anders: ze is meer verhalend en gebaseerd op mijn geschiedenis, angsten en verleden. Ik ben de confrontatie aangegaan met het feit dat ik mij ervoor schaamde Georgiër te zijn.’

Vroeger zei je altijd dat je nergens vandaan kwam.

‘Ik had het nooit over mijn roots, maar dankzij deze collectie kan ik er vandaag probleemloos over praten. Ik vind het niet meer moeilijk om te zeggen dat ik Georgiër ben, dat mijn verleden getekend is door oorlog – elk gaatje in een T-shirt is een allegorie die niet per se uitleg behoeft. Mijn verleden heeft me geholpen om een product te creëren dat sterker is, want eerlijk en persoonlijk.’

Je werkt voor twee modehuizen. Is dat verwarrend?

‘Het is een evenwichtsoefening. Op voorwaarde dat ik alles goed plan, is het zelfs een voordeel: af en toe neem ik afstand van mijn werk om het nadien met een objectieve en frisse blik terug op te nemen. Dat komt het product ten goede. Vergelijk het met een meditatieoefening. Drie dagen lang denk ik niet aan Vetements, maar aan Balenciaga. En daarna is het omgekeerd. Dankzij dat ritme werk ik in beide modehuizen efficiënter. Bovendien kan ik op die manier verschillende aspecten van mezelf uiten: de duistere kant van mijn creativiteit bij Vetements en mijn definitie van moderne elegantie bij Balenciaga.’

The Elephant in the Room, herfst-winter 2018.
The Elephant in the Room, herfst-winter 2018.© MONDADORI

Elegantie? Ik heb ergens gelezen dat je niet van dat woord houdt.

‘Dan ben ik verkeerd begrepen. Elegantie is voor mij de zwart-witfoto’s van Avedon, de silhouetten van Saint-Laurent, het classicisme waar ik dol op ben en dat alles heeft beïnvloed, zelfs de streetwear. Maar ik wil niet terug naar het verleden, ik heb zin om elegantie op mijn manier te herontdekken. Ik wil de nadruk leggen op de nabije toekomst van Balenciaga. Niet op vandaag, want daar is het al te laat voor, maar wel op overmorgen.’

Bij Balenciaga treed je in de voetsporen van een man die de ‘architect van de mode’ werd genoemd.

‘Hoe Balenciaga zijn kleding cre-eerde, heb ik niet zozeer geleerd uit de ateliers en de archieven, maar veel meer uit wat ik over hem als persoon heb gezien en gelezen. Hij had een zwak voor vrouwen met een buikje, een niet al te lange hals en onvolmaakte vormen. Hij hulde hen in die ongelooflijke stoffen van hem, zoals gazar, een gewichtloze, gaasachtige zijde. Hoe modern was dat! Hij slaagde erin zijn silhouetten die typische luchtigheid mee te geven. Je kon het lichaam van die vrouwen niet echt zien – en dus ook niet beoordelen -, maar ze waren mooi in hun jurk. Dat is het genie van Balenciaga. Hij stond aan de top omdat hij vrouwen heeft bevrijd. Vrouwen mooi maken, daar was het hem om te doen.’

The Elephant in the Room, herfst-winter 2018.
The Elephant in the Room, herfst-winter 2018.© MONDADORI

En waar is het jou om te doen?

‘Zorgen dat een vrouw zich goed voelt in haar kleren. Ze moet van zichzelf houden in dat T-shirt, in die jurk, in die perfecto. Dat is mijn belangrijkste opdracht.’

Maar wat is schoonheid? Vallen de plateaumuiltjes die zijn ontsproten aan de samenwerking tussen Crocs en Balenciaga en die op de sociale media ugly shoes werden genoemd, er ook onder?

‘Schoonheid is voor veel mensen geconditioneerd, en mijn eigen conditionering is compleet verwrongen. Wat in Georgië tijdens het sovjettijdperk gold als schoonheid was mijlenver verwijderd van de realiteit. Ik denk dat dat nu anders is: schoonheid heeft te maken met keuzevrijheid. De ideeën uit mijn kindertijd zijn achterhaald – mijn oma vond Elizabeth Taylor de mooiste vrouw die ze ooit had gezien.

Vooral de eerste acht jaar van mijn leven hebben mij gevormd. Ik herinner me de geboorte van mijn broer Guram. Ik was 4,5 jaar en deed niets liever dan meermaals per dag van look veranderen. Van mijn moeder mocht dat niet, maar mijn oma liet me aandoen wat ik wilde tot mijn moeder weer thuiskwam van de kraamkliniek. Ik heb drie dagen lang fashion week gespeeld. En daarna kleedde ik Guram.’

In 2002 schreef je je in aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hoe ontdekte je die school?

‘Ik wou niet in Georgië blijven, maar zo snel mogelijk naar het buitenland vertrekken. Toen ik op mijn twintigste klaar was met mijn studie economie, dacht ik aan mode, maar het was een sector waar ik niets van wist. Een vriendin gaf me een artikel uit Le Figaro over de beste scholen. Ik dacht toen dat Antwerpen een stadje in Frankrijk was. Van mijn ouders mocht ik meedoen aan het toelatingsexamen, ze dachten dat ik toch niet zou slagen. Tijdens het interview vroeg men mij welke Belgische ontwerpers ik kende. ‘Dries Van Noten’, antwoordde ik, omdat ik zijn naam een dag eerder op een etalage had gezien. Maar eigenlijk kende ik niet één Belgische ontwerper. Ik wist niets, ik was blij dat ik ergens anders was.’

Backstage Vetements lente-zomer 2019.
Backstage Vetements lente-zomer 2019.© Melchior Tersen

Op de academie moet een student diep in zichzelf graven en een eigen persoonlijkheid en identiteit opbouwen. Dat is jou niet gelukt, zeg je.

‘Ik heb er niet ontdekt wie ik was en ik herken mezelf ook niet meer in mijn werk van destijds. Ik had de juiste antwoorden niet, ik had zelfs niet de juiste vragen! De enige vraag die ik mezelf stelde, kwam van Linda Loppa, die docente was toen ik in mijn vierde jaar zat. Zij zei ooit tegen me: ‘Wat je me toont, bevalt me niet echt, maar als jij iemand kent die dit wil dragen, dan heb je mijn zegen.’ Die uitspraak heeft mijn creatieve denkpatronen overhoopgegooid. Telkens als ik aan het werk ben, denk ik aan haar woorden terug. Een jurk moet geloofwaardig zijn om te dragen; iemand moet de jurk begeren.’

Heb je het gevoel dat je een Belgische ontwerper bent?

‘Uiteraard. In creatief opzicht ben ik Belg, al ben ik in Georgië geboren. Ik heb leren tekenen en kleding leren ontwerpen in Antwerpen. Hoe zou ik als ontwerper dan iets anders kunnen zijn dan Belg? Vooral omdat mijn benadering – deconstrueren, kleding analyseren, conceptualiseren, me onderscheiden van anderen – voor mij de definitie is van Belgische mode.’

Balenciaga 2018
Balenciaga 2018© MONDADORI

Je label bestaat nog maar vijf jaar. Toch valt het nu al niet meer weg te denken uit het modelandschap.

‘Het is heel snel gegaan, zeker als je bedenkt dat ik even lang over mijn studies heb gedaan: vier jaar op de Academie en één jaar met Walter Van Beirendonck bij Scapa. Daar was ik niet gelukkig. Ik vond polo’s maken vreselijk boring. Ik leerde er een prima product maken, maar zonder het te begrijpen. Nu heb ik niets meer te verbergen. Het digitale tijdperk legt ons die transparantie ook op: we kunnen niet liegen, de waarheid komt altijd aan het licht. Nu we het over transparantie hebben, wil ik het hebben over de prijs van onze kleding. Die is hoog, omdat we onze producten niet laten maken in fabrieken waar we er slechts vijf euro voor zouden betalen, maar in Italië en Portugal. Natuurlijk zou ik graag betaalbare mantelpakjes en outerwear ontwerpen, maar we moeten bepaalde marges respecteren, willen we de lonen kunnen betalen. We zijn intussen immers met dertig. Daar komen dan nog de marges van de boetieks bij. Dat is de mathematica van de prijsopbouw in de modesector. Vetements kan als onafhankelijk merk niet met de grote modehuizen concurreren. We moeten nog groeien en onze structuur uitbreiden. Zoiets vraagt tijd, maar ik heb geduld.’

Je oorspronkelijke idee van het collectief en de anonimiteit bleek dus niet bestand tegen de realiteit?

‘Eigenlijk is het toch aandoenlijk, die naïviteit van een jonge ontwerper die een klein modemerk ambieert, maar in vijf jaar tijd uitgroeit tot een bedrijf met dertig medewerkers? Op een bepaald moment werd dat collectief een chaos. Ik zag in dat het zo niet verder kon, dat we moesten evolueren. Toen begon ik bij Balenciaga en merkte ik daar dat het voordelen heeft om binnen een team ieders terrein af te bakenen. Nu zijn we beter georganiseerd. We beschikken over archieven met de prototypes, gerangschikt per seizoen. Zwitserse zin voor organisatie in combinatie met een internationale creativiteit.’

Is dat de reden waarom je in 2017 met veel ophef Parijs hebt verlaten en je studio in Zürich hebt gevestigd?

‘Ik deed dat in de eerste plaats omdat de economische omstandigheden in Frankrijk moeilijk zijn voor een klein modehuis als het onze. Bovendien is Vetements nu eenmaal een mondiaal merk: zwerven zit in onze genen, we zijn de hele tijd in beweging. Ik was ook op zoek naar mijn plek. Oud worden in Frankrijk is geen optie, terugkeren naar België evenmin, ook al ben ik dol op dat land. Naar Antwerpen gaan betekent voor mij thuiskomen – dat gevoel heb ik daar nog meer dan in Georgië – omdat ik er mijn opleiding kreeg, er verliefd werd en mijn eerste studio had. Maar ik heb het moeilijk met terugkeren. Dus koos ik voor Zürich, omdat ik altijd al van Zwitserland – de natuur, de bergen, de meren – heb gehouden. Ik ben opgegroeid op een plek die een beetje op Zwitserland lijkt.’

Vetements lente-zomer 2019.
Vetements lente-zomer 2019.© MONDADORI

Je keuze voor Zwitserland hangt misschien samen met jouw behoefte aan roots?

‘Ik heb geen kindertijd gehad. Ik was een vluchteling in mijn eigen land. Bovendien heb ik me altijd een doelwit gevoeld in dat postsovjetland, met zijn negentiende-eeuwse mentaliteit waarin het moeilijk was om voor mijn seksuele geaardheid uit te komen. Men noemde me een nicht. Op den duur vond ik dat normaal, terwijl het dat uiteraard absoluut niet is. Ook op professioneel vlak werd ik er verkeerd begrepen. Nu woon ik vlak bij het woud. Ik heb de natuur nodig als tegengewicht voor het tempo waarin ik werk. Ik denk dat ik twintigduizend producten per seizoen ontwerp, misschien zelfs meer. Om dat te blijven doen – en het graag te blijven doen – moet ik afstand kunnen nemen van de modewereld. In Zwitserland kan ik me focussen op de positieve en liefdevolle dialoog met de mensen die van mijn werk houden, en op de weekends met mijn lief. Dat is waar het leven om draait.’

Demna Gvasalia (37)

– 1981: wordt geboren in Soukhoumi (Georgië).

– 1993: vlucht voor de burgeroorlog en groeit op in Tbilisi.

– 2002: schrijft zich in aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen.

– 2009: gaat aan de slag bij Maison Martin Margiela.

– 2013: begint bij Louis Vuitton.

– 2014: lanceert zijn eigen label Vetements.

– 2015: wordt benoemd tot artistiek directeur bij Balenciaga.

– 2017: krijgt van de CFDA een International Award voor zijn werk bij Vetements en bij Balenciaga.

– 2018: toont waar zijn creatieve roots liggen met The Elephant in the Room en draagt zijn lente-zomercollectie 19 op aan Georgië.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content