Volgende winter wordt zwarter dan ooit, en de keurslijven worden aangesnoerd. Over de mondiale catwalks hangt geen droefenis noch kommer en kwel, wel een bijzondere spanning.

Ik heb de recente defilémarathon (onderwerp: winter 2001-2002, traject: New York, Londen, Milaan, Parijs) voornamelijk met mijn oren bekeken. Want de soundtracks van de belangrijkste shows ontrafelden het geheim achter de kleren die getoond werden: aliënatie, confusie, opwinding, seks en vooral hardheid. I Feel Love van Donna Summer, kouder dan aluminium en heter dan lava, speelde, nog even onvermoeid als in 1977, onder andere bij Comme des Garçons en Dries Van Noten. Helmut Lang had de claustrofobische en tegelijk euforische neohouse van Moodymann opstaan en tijdens Chanel was Harder, Better, Faster, Stronger te horen, gezongen, via een vocoder, door Daft Punk (die zich tegenwoordig, geheel conform de tijden, liever als gezichtloze, zij het glanzende robotten verkleden). Walking On Thin Ice, het desperate discolied van Yoko Ono, zat ook overal in de jukebox, onder andere bij Fake London en een trits New Yorkse namen. Andere nummers van de enigmatische Japanse artieste waren te beluisteren bij Thimister en de cultheld André Walker liet het nog steeds profetische Hard Times van The Human League door de kelders van het Centre Pompidou schallen, de dag voordat de expo Les Années Pop het optimistische plastic uit de jaren zestig uit de kluizen haalde. De muziekbanden van de winterdefilés vloeiden, laat staan zalfden, nergens. In plaats daarvan klonk het auditieve behang hoekig, geladen en nerveus extatisch tegelijk.

De modellen kregen ook een androïde, koude look aangemeten. Er is Elenora Bose, die het gezicht van een straatjongen heeft, het lichaam van een vrouwelijke krijger en er verder uitziet alsof ze uit Bowie-Berlijn is overgeflitst. Er is de schier perfecte Delphine Bafort uit België, eindelijk opgemerkt buiten de landsgrenzen en meteen een ster, en de beste kandidate voor de hoesfoto van de op reformeren staande Roxy Music. Er is An Oost, ook Belgisch, blond met zwarte wenkbrauwen, net een engel die uit was is opgetrokken, en Erin Wasson, die unaniem uitgeroepen wordt tot meest geslaagde reïncarnatie van Leslie Winer, de beroemde en beruchte eightiesmannequin die attitude koppelde aan een geometrisch mannenkapsel.

De vier hoofdsteden van Modeland zijn gedoopt in zwart, niet alleen ter voorbereiding van volgende winter, maar ook nu al en al een tijdje. De new wave van de vroege jaren tachtig blijft inspiratie leveren, net als de onheilsberichten uit het wereldnieuws. Vorig seizoen zetten Gucci en Helmut Lang de toon met zwarte bondagetops, stiletto’s en gesculpteerde beha’s, en sneller dan het licht is hard edge opnieuw in en exuberantie en overdaad alweer uit. De revival van de jaren ’80 is de pastiche voorbij en de typische looks van toen horen nu bij het landschap van 2001. Modieuze tijdschriften adopteren de toenmalige handleidingen der lay-out, zie het tweede nummer van het eigenlijk erbarmelijke en toch overal op hoerageroep onthaalde Britse blad Pop, dat oogt als een bijeengeniet overzicht van New Order-platenhoezen. Voorgenoemde Elenora Bose staat op de cover, met een glanzend lederen pet, vingerloze handschoenen en verder zwarte bretellen over haar blote borsten. Het onderschrift zegt Temptation, hoewel niet duidelijk gemaakt wordt van welke kant de verlokking moet komen.

Eenzelfde ambigue boodschap komt naar voren tijdens het winterdefilé van opnieuw Gucci, dat begint met stoere, strijdklare pakken doorkliefd met enorme ritsen, en eindigt met doorzichtige babydolls waarover grafische beha’s zijn gesnoerd. Het is moeilijk uit te maken welk soort outfit het beeld van de spreekwoordelijke sterke vrouw moet illustreren: misschien allebei, misschien geen enkel van de twee.

Het Milanese Bottega Veneta, net als Gucci oorspronkelijk een suf handtassenlabel, drijft de handelsmerken der hard edge zodanig ten top dat de teletijdmachine binnenin op een SM-salon gaat lijken: het leder ziet eruit als een glimmend zwarte spiegel, ritsen schieten diagonaal door oversized parka’s en zilveren studs en spijkers belijnen de harnasachtige tops. De net aangenomen huisontwerper Giles Deacon, in nauwe samenwerking met de eveneens Engelse topstyliste Katie Grand, verzint vrouwen als Ferrari’s: glanzend, kil en fetisjistisch. Zijn printthema (motieven van Allen Jones) is daar ook niet vreemd aan.

Vooral in Londen, bijvoorbeeld bij Roland Mouret, Sophia Kokosalaki of Clements Ribeiro, is hard edge zodanig alomtegenwoordig dat Luella Bartley, het haast doodgeknuffelde wonderkindje van de Britse scene, van de weeromstuit naar Milaan is gevlucht, waar ze voor een heel wat minder geïnteresseerd publiek haar eigen jaren-’80-rêverieën concretiseert (geen Grace Jones, wel stijlreeksen uit oude nummers van Just Seventeen en Smash Hits). Max Mara en Sportmax omhelzen er ook de strikte lijn, het ene label met gepolijste powerlooks, het andere met strijdlustige klonen van Pat Benatar.

Dolce & Gabbana bewijzen eveneens dat ze altijd oplettend over de schouder van stijlindicators meekijken, want hun idool Madonna hebben ze ingeruild voor Debbie Harry, de zangeres van Blondie, een ander, meer specifiek feministisch icoon uit de popcultuur. Alleen al door haar naam in glitters op T-shirts te schrijven, is hun vertrouwde potpourri van luxe en wulpsheid ook deze keer helemaal van deze tijd, hoewel ze nog altijd op geen cent en diamant kijken. Neen, hard edge gedijt niet meteen in balzaalgrote Italiaanse palazzi (zie ook Versace, dat een beetje in de knoei raakt met de nieuwe richting, want heupwiegen lukt niet zo goed in stug leder).

Zwart, streng, grafisch: Miuccia Prada heeft het indertijd vele keren in de nabijheid van haar naam vermeld gezien, als duiding maar soms ook als verwijt. Net nu haar voorzichtig romantische en nostalgische ontwerpen van de laatste jaren gemeengoed geworden zijn, keert ze terug naar de resolute pennentrek, zij het op een andere manier dan in de jaren negentig, haar glorietijd. Prada komt aanzetten met een essentiële collectie, die de hoogdagen van Carnaby Street oproept en tegelijk een militair opleidingskamp voor de geest houdt. Helmut Lang van zijn kant navigeert ook weer richting basis en toont zijn sterkste kant (ogenschijnlijk onspectaculair en toch wonderlijk juist).

Nog meer revanche in zwart: Ann Demeulemeester, nog duizelig van haar vorige, uitstekende rockcollectie, scoort alweer hoog met lederen leggings en sierlijke, allesbehalve zoeterige drapeerjassen en -truien. Ook Balenciaga is, na de witte, geschaafde bruidslook, opnieuw van voren tot achteren verkrijgbaar in inktzwart. Nicolas Ghesquière, van wie het nog onduidelijk of hij nu weggaat bij het Franse luxehuis of niet, heeft (hopelijk voorgoed) zijn spielereien afgezworen. Zijn winterlijn voor Balenciaga is erg sterk, helemaal in de lijn van de krachttoeren uit zijn begindagen: tientallen variaties op zedige en onzedige keurslijven, aangesnoerd, geborduurd of verknipt, kaarsrechte broeken en op de Jugendstil geïnspireerd inlegwerk in textiel (vol donkere pauwenogen).

Viktor & Rolf, altijd te vinden voor de overtreffende trap, verdwijnen dan maar in een zelfgeschapen zwart gat, maar dan enkel letterlijk. Zij hebben black als total look, want ook de gezichten en armen van de modellen zijn zwart geverfd, wat de dramatiek en het gevoel van vervreemding verhoogt en hun kleren nog meer grandeur geeft dan gewoonlijk. Soms terecht, want de twee Nederlanders kunnen ongemeen scherpe smokings knippen, en soms onterecht, want zo nu en dan lopen ze over naar het territorium van Ferré uit de jaren tachtig.

Het is blijkbaar ook weer als nooit tevoren tijd voor fragmentatie en vestimentaire verwarring. Jean Paul Gaultier keilt bij wijze van uitnodiging puzzelstukjes in een envelop en speelt tijdens zijn collectie ook scrabble met zowat alle onderdelen van gelijk welk kledingstuk. Nu weer verdwijnen rugpanden, dan weer tovert hij uit het niets een paar losse mouwen te voorschijn. Al naargelang de ingeving zien zijn modellen er verbazend chique uit, of als achtergrondzangeressen van Prince ten tijde van Purple Rain.

Olivier Theyskens’ collectie bevat, naast beleefd glamoureuze outfits, transformeerbare jassen en rokken en Lutz, uit Duitsland en binnenkort een speler in eerste divisie, knipt zijn trenchcoats in de lengte middendoor en naait smokingkragen op korte bomberjacks. Hij hult de bovenlichamen maar ook de enkels van zijn meisjes in kabelbreiwerk en hangt veldboeketten aan hun derrières, zoals Morrissey van The Smiths (maar Lutz draait tijdens de show liever Neue Welle-pop van Grauzone). Anke Loh, Duits maar ook Antwerps, pelt de kleren van haar mannequins af, zodat alleen de voering nog ter bedekking overblijft.

Rei Kawakubo, de grootmoeder van al wat deconstructief is, voert evenwel het hoogste woord en wil zelfs open, zij het niet bloot, over seks praten. Via scheefgerukte onderjurken in paarse en zwarte kant, blazers met doorkijkpanelen (in gaas met rode stippen) en jassen die eindigen met frivole ruches, maar ook via over dat alles heen getrokken, ‘gaultieriaanse’ nepborsten in gedeukt fluweel en splitten halverwege de bilnaad.

Ondanks de hard edge-brigade en de bricoleurs is er in Modeland toch nog plaats voor veeleer tere of ten minste onbevangen zielen. Het Milanese merk Marni bijvoorbeeld, dat maar niet wil vervallen in snoeperigheid en vrolijke kleren blijft ontwerpen voor gedegen vrouwen die af en toe een wolk nodig hebben. Of het Franse, gerenoveerde Cacharel, nu onder de auspiciën van Clements Ribeiro, dat weer optimistisch kan glimlachen en meisjes voorziet van trompe-l’oeilbloezen en getailleerde jassen.

Marc Jacobs kan zich maar al te goed inleven in de wereld van tienerjuffers en ensceneert, zowel in zijn eigen New Yorkse lijn als in die voor het Parijse Vuitton, een onschadelijk en goedgeluimd boudoir waarin iedereen plagend kostschoolkragen, zwart-witte kamermeidjurken en kokette tailleurs draagt. Jacobs heeft vooral zijn best gedaan voor zijn Vuitton-collectie, die voor het eerst vrijwel referentieloos en passend maar niet overdreven chic oogt (en de knopen op de bolero’s blijken kleine dotten zwart bont, als opgerolde reuzenrupsen).

Thimister, terug na een seizoen afwezig, strooit zijn catwalk vol met geknakte witte anjers, wat ergens mooi is om te zien, maar zijn comebacklijn is tamelijk banaal. Ook Angelo Figus pingelt graag op gevoelige snaren, hoewel de spankracht van zijn onlaconieke wikkels steeds afneemt. Het blijft moeilijk ‘yingen’ en ‘yangen’ tussen hard en zacht. Véronique Branquinho wil tonen dat ze haar scherpe kant niet verloochend heeft na een paar seizoenen van sereniteit. De geluidsband met Metallica, Ciccone Youth en Black Sabbath striemt, maar haar patchworkblousons en -rokken ruiken netjes naar waspoeder, en niet naar het hippiemarktplein (haar smokings in zwart met bordeaux/stofblauw/flessengroen zijn daarentegen wel danig cool). Dries Van Noten doet het omgekeerde en pept zijn interbellumbloemen en autocarjassen op met venijnig glimmende laarzen, dito ceintuurs en fluogele stappers, wat het geheel de nodige weerhaken geeft.

(Hier pauzeren we even om in vogelvlucht de collecties van de ongenaakbare en steeds vadsiger wordende luxehuizen te beoordelen. Het gezeur over hun bolle portefeuilles, verdeel-en-heerstactieken en blufpokerstrategieën is oorverdovend en erg oninteressant. Wij, hier veilig aan de rand, vergeten de kleren niet, in tegenstelling tot de modemanagers van deze wereld. Dus: Dior, bijeengefantaseerd door John Galliano, trekt de straat op, ontmoet ravers en hiphopdeernes en keert terug met handtassen en valiezen in de vorm van wel heel erg echt lijkende gettoblasters. Verdict: een zootje, maar wel energiek. Ungaro (prêt-à-porter): nu ontworpen door Giambattista Valli, maar nog steeds volgepropt met vlinders, strikken en lelijk smaragdgroen. Verdict: Ungaro is altijd een beetje miskend gebleven, maar wie heeft zin in een charmeoffensief dat te zelfingenomen is om zich als dusdanig voor te stellen? Chanel: Lagerfeld bulldozert voort en vuurt de ene na de andere look af, ongeacht de trends. Verdict: veel show, weinig pit deze keer. Yves Saint Laurent: Tom Ford is uit op wraak na de bittere kritieken op zijn eerste YSL-collectie van vorig seizoen. Hij injecteert de klassieke paysanne-look van YSL met wat erotiek en strakke proporties en komt haast vanzelf bij iets verleidelijks uit. Verdict: geslaagd, dankzij de bijlessen in modegeschiedenis.)

Ik weet niet of het aan mij ligt, maar rond de echt hoofdprijswaardige collecties van het seizoen hangt een zweem van voodoo. Martin Margiela verschuilt zich onder de Pont Alexandre III in Parijs en showt zijn laatste, immer weerbarstige vondsten begeleid door een kakofonische, bezwerende storm van tamtams en trommels. Een meisje heeft repen bont als slangen rond haar nek hangen, een ander houdt een zilveren toverstaf voor zich uit. AF Vandevorst bezitten deze keer ook het heilige vuur want hun collectie is ijzersterk, met regale gewaden, verhakkelde Burlington-ruiten, plooivinnen die uit tunieken waaieren en overal kruisbeeldjes aan zilveren kettinkjes.

Miguel Adrover laat een ander soort magie neerdalen over New York, toch voor twintig minuten. Zijn derde collectie is tot stand gekomen na een reis naar Egypte, maar zijn haast letterlijke evocaties van vrouwen uit de islamitische gebieden hebben een andere weerklank in het Allah-vreemde Amerika. Adrover is zeker niet de eerste designer die de wereldwinkel binnenstapt op zoek naar inspiratie, maar het resultaat heeft bij hem meer weg van een manifestatie dan een politiek correct ritje doorheen een atlas. Zijn aanpak is er niet een van stelen-maar-en-wegwezen; hij fungeert als een soort medium voor andere culturen dan de zijne en laat alle totems van dien zonder visum Modeland binnen (waarna men zelf maar moet beslissen of ze controversieel of gewoon mooi zijn).

Bernhard Willhelm zorgt voor het hoogtepunt van de defilétocht, en niet alleen omdat hij het zalige idee heeft ook al richting evenaar te trekken tijdens een seizoen waarin de meerderheid geobsedeerd lijkt door afstandelijke koelheid. Willhelm heeft andere zaken aan zijn hoofd. Lucy bijvoorbeeld, de iets gemakkelijker te onthouden bijnaam van Australopithecus Afarensis, de prehistorische voorloper van de moderne mens wiens schedel in 1974 in de Afrikaanse woestijn werd gevonden. Tijdens de show buitelen en dansen aldus skeletten op de achtergrond, over een reusachtig videoscherm, en de kleren zelf gaan op ontdekkingsreis. Willhelm stuurt geen ludieke groeten uit Beieren meer: de erg uitgebreide collectie, opnieuw met een flink aantal outfits voor mannen erin, is ernstiger en soberder dan voorheen, en toch weet hij zijn caleidoscopische kijk op mode alsmaar beter te onderstrepen. De stoet draagt witte sneakers, archeologenpetten, amorfe maar sierlijk gedirigeerde wikkels, zwart-wit gestreepte nomadenjurken, ikatmotieven, bruine jassen met een scarabee en pofmouwen waarin gekerfd en geplukt is. Net als Adrover brengt Willhelm etniciteit op de juiste manier, en als een van de weinige designers stopt hij zijn fantasie enkel in zijn ontwerpen, zodat hij geen enkele behoefte heeft aan een imaginaire, in vorm geknede vrouw als vehikel voor zijn boodschap. En dat is een radicale stijlzet, want alleen daardoor al zien de vele stiletto’s, beha’s, wespentailles en kohl-ogen van Modeland eruit als rekwisieten voor een vervelend reclamefilmpje.

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content