Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Parijs-Dakar maakte het entoesiasme voor de Sahara los. Het door Citroën gesteunde projekt “In het spoor van… ” geeft een betaalbaar alternatief.

We probeerden het uit.

PIERRE DARGE

Het leven in de stad bezorgt me alleen maar koppijn”, zucht Tarzan Belgassem. “Ik heb er jaren in hotels gewerkt en of ze nu twee of drie sterren voerden, ik heb me er nooit thuis gevoeld. La ville est une poubelle, monsieur. Stadsmensen zijn vuil, mensen uit de woestijn proper. De woestijn verjaagt alle ziektes, alle problemen lossen als vanzelf op als je hier een tijdje verblijft. “

We drinken rechtstaand tee op de zandvloer van café Tarzan, een eenkamerbouwseltje dat alleen door zijn koördinaten kan gesitueerd worden. Achter de toog hangt het portret van de Tunesische president, de andere muren zitten vol met visitekaartjes van bezoekers uit de hele wereld die de piste trotseerden. In de vlakte buiten liggen zand en stenen in hoeveelheden die iemand uit de beschaafde wereld niet voor mogelijk houdt. En wie zich zuidwestwaarts waagt, moet erop rekenen dat er een paar duizend kilometer Sahara voor hem liggen. Met een terreinwagen is de rit van Douz naar café Tarzan vermoeiend, met een stadswagen wordt hij heroïsch. En toch zullen hier over een paar uur een handvol Citroëns van allerlei slag voorbijkomen.

Citroën heeft immers zijn klanten opgeroepen om de handschoen op te nemen voor een heel speciale uitdaging : met hun eigen auto het trajekt tussen Douz en Douiret in Zuid-Tunesië verkennen. En dat trajekt loopt over pistes die bij een eerste aanblik allesbehalve uitnodigend zijn : overal stenen en stof, en op sommige plaatsen duinen die zich verplaatsen. Toch gaven vijftien ploegen gehoor aan die oproep. Eigenlijk sluit dit aan bij de lange en avontuurlijke geschiedenis van een merk waarvan oprichter André Citroën in de jaren twintig en dertig zijn medewerkers aanzette met rupsvoertuigen zowel de Sahara als de weg naar Peking open te breken. Een prestatie waarover elke autoliefhebber nog met respekt spreekt. Om de moedige deelnemers in hun elan te ondersteunen, waren ook Jacky Ickx en zijn vrouw Maroussia onder de deelnemers. Ze hadden voor het eerst hun drie peuters achtergelaten, en kwamen met een doordeweekse ZX Furio.

En zo reed in oktober een kleurrijke karavaan van Citroëns door Zuid-Tunesië, voor de veiligheid omringd door een paar terreinwagens van de organizatie, een medische staf en een bestelwagen met geoefende monteurs. ’s Avonds aten ze gehurkt in het zand wat de lokale keukenstaf ter plekke had klaargemaakt, ’s nachts sliepen ze in bedoeïenententen, en overdag begaven ze zich met kompas en kaarten op het terrein om een paar opdrachten uit te voeren : het zoeken van een waterput, een vrijwel geheel onder het zand begraven kasteel, een afspraakpunt voor de lunch, alleen maar aangeduid door een paar koördinaten.

“Ik was een jonge, ongedurige, revolutionaire vlerk”, herinnert Albert Lahyr zich. “Kon thuis bij mijn ouders mijn draai niet vinden, gooide de deur achter mij dicht toen ik twintig was, en schreef mij in bij het vreemdelingenlegioen. Ik werd na een paar maanden training in Frankrijk naar de Algerijnse Sahara gestuurd, die ook na de onafhankelijkheid nog tot in 1968 onder Frans bestuur bleef. Zo’n 140 kilometer bezuiden Colomb-Béchar was ik verantwoordelijk voor 850 voertuigen. Ik zorgde ervoor dat die bleven rijden, of dat die werden opgehaald, waar ze in de woestijn ook waren vastgeraakt. ” De Luxemburger die ’s morgens weleens een stukje marsmuziek speelt in zijn rood-witte BX spreekt luid en stoer, maar is een heerlijk personage, altijd bereid om anderen te helpen. “Ooit legden we in één week 3900 kilometer af in het zand, herstelden we vier motoren en depanneerden we 28 wagens. Ik sliep in die week misschien tien uur, maar kwam terug als een tevreden man. Bij het legioen leerde ik wat discipline is, organizatie en zelfbeheersing. Mijn garage, waar ik nu dertien man tewerkstel, bouwde ik samen met drie kameraden. Met eigen handen, zonder aannemer of architekt. En nu ben ik hier weer om een paar vrienden het landschap uit mijn jeugd te laten zien. “

Andere deelnemers hebben minder spectaculaire herinneringen op te halen, maar zijn daarom niet minder sympatiek. Dirk Oosterlinck is 48 en houdt een Citroën dealership in Aalter open. Achter zijn garage rusten een vijftigtal DS-en, in alle staten en leeftijden. Hij droomt van meer vrije tijd om aan de déesses te knutselen, want uitdagingen kleuren zijn leven. In de jaren zeventig gaf hij al gevolg aan de internationale oproep van Citroën om met 2 pk’s van Parijs naar Kabul (Afganistan) te rijden, en sinds meer dan twintig jaar is hij een te duchten konkurrent in de 2-pk-crossen. In Tunesië betreurt hij, net als wij, dat 2 pk’s niet zijn toegelaten. Dus trad hij met een zwarte AX aan, en trommelde hij zijn kompaan Gommair Van Sande op om zijn lot te delen. Gommair is ook garagehouder en ook gebeten door het merk. Thuis heeft hij nog een uitzonderlijke DS met verkocht chassis staan én een zeswieler déesse.

Peter Verhelst uit Tielt trok vorig jaar alleen met de rugzak door Marokko, en ziet deze rit als een vervolg op zijn zoeken naar zichzelf. De familie Godefroid uit Charleroi heeft de voorbije maanden veel persoonlijk leed meegemaakt, en zeilt nu aan boord van de grijze CX van mevrouw statig door de Sahara. Andere deelnemers hebben tweedehands auto’s gekocht en opgeknapt, oude vrienden vonden elkaar terug rond dit projekt.

Na een paar dagen is de groep één grote familie, die ’s morgens bij het ontbijt rond Jacky Ickx geschaard zit als de opgegeven koördinaten op de kaart worden ingevuld en het trajekt van de dag wordt uitgestippeld. De deelnemers luisteren naar de adviezen van de Parijs-Dakar-winnaar, en verwonderen zich over het feit dat hij zich de moeite heeft getroost om hier een week met volslagen onbekenden door te brengen.

“Sinds vijftien jaar heb ik de landen in en rond de Sahara ontdekt en van hun vertraagd ritme genoten”, zegt de vijftiger. “Eerst als konkurrent in Parijs-Dakar, later als reiziger. Ik kwam tot drie jaar geleden elk jaar wel een paar weken rondreizen in Niger, tot de oorlog er uitbrak. Dat ik anderen een beetje kan helpen nu hetzelfde te ontdekken, geeft me veel voldoening. “

Een dag achteraan in de auto van Jacky en Maroussia is een les in bescheidenheid en stuurmanskunst. Al wordt snel duidelijk dat de ontspannen manier waarop hij alle hindernissen lijkt te nemen, eigenlijk met zijn ongewoon scherpe én vooruitziende blik heeft te maken. Wordt het terrein wat moeilijker of ligt er al te veel zand op het spoor, dan kiest hij meteen voor een parallelle oplossing, probeert hij nieuwe wegen uit, dan trekt hij een eigen spoor. En hij geeft vooral nooit op. Hij waagt zich in duinen waarvan iedereen veronderstelt dat ze onberijdbaar zijn, en trekt zich telkens opnieuw met verve uit de slag. Tegen de middag beklimmen we een verlaten fort dat niet eens op de kaarten staat vermeld. Boven blijven we sprakeloos staan. Onder ons ontrolt zich een weids panormama van stenen, zand en korte struikjes.

“Soms denk ik dat ik er blijvend zou kunnen wonen, maar dat lukt natuurlijk niet meer. We idealizeren deze stilte. Ik kan wel zonder het komfort van thuis en ik vind het heerlijk om in de natuur te slapen. Maar het is te laat, we zijn te zeer gesteld op alles wat ons leven zo rijk maakt en we zouden onze vrienden missen. “

Terwijl we de duin afdalen, filozoferen we over onze kinderen. Tien jaar geleden voorspelde hij dat ik mijn kinderen nauwelijks zou zien opgroeien. “Het is onvermijdelijk in deze maatschappij waar iedereen keihard werkt. Er is nauwelijks tijd voor thuis. Dat was vroeger net zo bij mij. Ik prijs me gelukkig dat ik nu met Maroussia en de drie kleine gasten een zeer intens familiaal leven heb”, zegt Ickx die aan een tweede carrière als vader bezig is. “Ik ben vijftig, en dan groeit het besef dat je tijd niet oneindig is. Daarom wil ik dat mijn kinderen zoveel mogelijk van hun vader genieten. “

’s Anderendaags stop ik bij een witgekalkt, afgerond torentje, dat in de leegte rondom Bir Sultan boven het landschap uitsteekt. Eronder ligt een waterput, ervoor zit Hamed, die wel wat Frans verstaat, maar het nauwelijks kan spreken. We begrijpen dat hij over de bron waakt die 25 meter diep reikt, al hoeft hij de zak uit geitevel maar vijf meter diep te gooien om water op te halen. De zandstenen boord rond de put is door het ophalen van het touw tot een mooi gekarteld geheel uitgeslepen. Hamed maakt met sierlijke gebaren tee die hij ons langs de schaduwkant van het bouwseltje aanbiedt. We proberen te konverseren met eenvoudige woorden. Hoe lang zit hij hier ? En gaat hij wel eens naar huis ? De man met het getaande gezicht knikt, veegt dan de steentjes aan zijn voeten opzij en schrijft in het zand de getallen 30 en 7. Dertig dagen hier, zeven dagen in Douz. Ik knik, en we wisselen sigaretten uit omdat het samen roken hier nog een gebaar van vrede is, van samenzijn, van vertrouwen onder mensen die nochtans weten dat ze elkaar nooit zullen terugzien. In het westen wordt een roker bijna als een pestlijder aanzien, hier schept roken een band. In de woestijn wordt het leven tot zijn fundamenten gereduceerd : een handgebaar op het hart, het delen van een stuk brood, een fles water, een halve tomaat.

Het mooist is de ochtend, als we voor het opstaan lui tegen de staander onder tent zitten en de woestijn inkijken. Of een paar bladzijden lezen in de geschriften van Isabelle Eberhardt, die hier en in Algerije rond de eeuwwisseling rondzwierf. Vermomd als man vestigde ze zich een paar jaar in dit land, en in 1899 schreef ze er Ecrits sur le sable. Haar inleiding tot Vagabondages leest als een intellektueel programma, dat begint met een niet mis te verstane vaststelling. “Un droit que bien peu d’intellectuels se soucient de revendiquer, c’est le droit à l’errance, au vagabondage. Et pourtant, le vagabondage, c’est l’affrachissement, et la vie le long des routes, c’est la liberté. ” En verder : “Pour qui connaît la valeur et aussi la délectable saveur de la solitaire liberté (car on n’est libre tant qu’on est seul), l’acte de s’en aller est le plus courageux et le plus beau. ” Als dochter van een aristokratische Russische moeder en een vader van vager komaf, vocht Isabelle Eberhardt zich een weg naar zichzelf via haar Noordafrikaanse reizen. Toen ze die gevonden had, vestigde ze zich in de Maghreb. Maar die daad van sedentarisme zou haar duur te staan komen. Bij een plotse vloed van de Oued Sefra werd haar huisje meegesleurd, en Isabelle verdronk in de woestijn.

In het zand rond de slaapzak zitten ragfijne spoortjes van kevers, en een vroege wandeling door het zand dringt zich op. Om te ademen, naar het gezang van een paar vogels te luisteren en aan het ritme te wennen. Het is vroeg dag en vroeg avond. Om zes uur valt de nacht, en tegelijkertijd komt het leven abrupt tot stilstand. Dan heerst er duisternis en stilte, begrippen die in het westen alle betekenis hebben verloren. Dan eten we een bord soep, wat koeskoes of pasta, gesnipperde groenten, en kletsen we bij het vuur nog wat over alles wat we achtergelaten hebben.

De verkenning van de woestijn eindigt in Douiret, waar de makadam naar de beschaafde wereld begint. In de gidsen wordt er nauwelijks aandacht aan besteed, en toch is het dorp een monument van vergankelijkheid. Een puntige vestiging, een piramide van door de tijd afgebroken rotsen. Van de huizen staan alleen nog stukken muur rechtop. Slechts drie families bewonen deze ruïne, waarin zich een bescheiden witte moskee verheft en waar vermolmde deurtjes naar tot puin gereduceerde kamertjes leiden. Een spookstad waarin de Berbers zich eeuwen hebben teruggetrokken, en vorige eeuw zelfs van enige welstand genoten toen de plek een vast ontmoetingspunt was voor de passerende karavanen. Maar de karavanen zijn verdwenen, en niemand weet wat er met het arendsnest moet gebeuren. “Ik weet niet of je er over moet schrijven”, zegt één van de deelnemers terwijl hij zijn tent aan de basis van de berg opslaat. “Het is zo mooi en het is nog niet door toeristen ontdekt. ” Zijn uitspraak kan ook op het parkoers van deze hele tocht slaan. Alle deelnemers hopen dat er volgend jaar een vervolg op dit opmerkelijk initiatief zal worden bedacht.

Info over de tocht “In het spoor van… ” bij Citroën België, dienst Externe Relaties, IJzerplein 7, 1210 Brussel, tel. (02) 206.07.03.

Met een terreinwagen is het trajekt tussen Douz en Douiret vermoeiend, met een stadswagen wordt het heroïsch.

Boven : het café van Ali, te midden van nergens. Rechts : Jacky Ickx en zijn vrouw Maroussia bijde voorbereiding vanhet dagtrajekt.

Boven : het tentenkamp is een samenleving herleid tot haar meest fundamentele behoeften. Rechts : op de tee bij bronbewaker Hamed.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content