Als u, net zoals ik, pretendeert Frankrijk te kénnen, is het hoog tijd u af te vragen of u de Atlantische Loirestreek al hebt bezocht. Indien niet, vindt u hier negen goede redenen.

O ja, ik heb een boon voor Frankrijk. Soms heb ik zelfs de pretentie te beweren dat ik Frankrijk kén. Tenslotte heb ik het land in de loop der jaren tot in zijn mooiste en verste uithoeken doorkruist. Als kind bezocht ik met mijn ouders Limoges en de kastelen van de Loire, de Mont Saint-Michel, de dolmens van Carnac, Parijs, de Elzas en de Vogezen. Met enkele schoolvriendinnen doorkruisten we de Provence per fiets om aan het einde van de reis onvermijdelijk in Avignon te stranden, te midden van jongens en theaterfestivals. We bleven fietsen, al snel in het gezelschap van vrienden en minnaars, en dwaalden door de Bourgognestreek, doorkruisten Picardië, Normandië en Bretagne en trokken door de oostelijke én westelijke Pyreneeën. Citytrips volgden, opnieuw naar Parijs natuurlijk, maar ook naar Bordeaux, Marseille, Lyon en Perpignan. We ontdekten warmwaterbronnen, gingen paardrijden in de Camargue of flaneren aan de Côte d’Azur.

Met mijn liefste bleef ik richting Frankrijk trekken, en de herinnering aan onze wittebroodsweken blijft voor eeuwig verbonden met de Katharen-kastelen. O ja, tussendoor waren er ook nog enkele skivakanties : in de Franse Alpen, de Pyreneeën en de Vogezen. Later, met de kinderen, huurden we vakantiewoningen in de Landes, de Vendée, de Cévennes, de Provence, de Drôme, de Ardèche en aan de Normandische en Bretonse kust.

Als het ons, tussen alle drukte door, nog eens lukte om er met zijn tweeën tussenuit te knijpen, ging het richting Cap Gris Nez, Cap Blanc Nez, en alweer Parijs natuurlijk.

In de loop van al die jaren kwamen er ook andere bestemmingen bij, maar nooit heb ik Frankrijk verraden. En gelukkig dreef ook het werk mij geregeld de zuidergrens over.

De laatste jaren verkenden we de Dordogne, en kwamen we tot rust op een droomplek in de Périgord.

En kijk, toch is daar plots een wondermooie plek waar ik nog nooit een voet heb gezet. De Loire Atlantique, noemen ze die streek. Laat mij u enkele goede redenen geven om daar eens een kijkje te gaan nemen. Een persoonlijke tip krijgt u er telkens bij.

“Bezoek Nantes niet zonder La Cigale binnen te springen.”

1. Nantes û La Cigale

Is het niet om je maag te vullen, dan zeker om je ogen de kost te geven. Want dankzij het spel der spiegels is deze belle-époquetempel niet alleen een beschermde brasserie, er vonden ook tientallen films hier hun gedroomde decor. Ten tijde van de vorige eeuwwisseling was deze rijkelijk gedecoreerde plek trouwens de ontmoetingsplaats waar heren van stand vele aangename uren doorbrachten in het pikante gezelschap van dames van lichte zeden. Wie zich in dit verbluffende spiegelpaleis een tijdje installeert en argeloos ” le regard de ceux qui passent” observeert, begrijpt als snel waarom deze plek nog steeds in staat is bij velen de hartslag en de adrenaline de hoogte in te jagen.

Draag uw hoogste hakken.”

2. Nantes – Le Passage Pommeraye

De weg van Nantes uptown (met onder meer La Cigale) naar de benedenstad verloopt stijlvol via de passage Pommeraye, die met gemak de vergelijking met de Brusselse Koninklijke Galerijen kan doorstaan. Uiterst sfeervol valt het gefilterde zonlicht door de overwelfde passage die via een centrale trap drie verdiepingen verbindt. Als bezoeker word je zo verrast door de sfeer, de oorspronkelijke houten treden en authentieke uithangborden, dat je haast vergeet een blik in de etalages te werpen. “Waarom een trap ?” vraagt u zich misschien af. De nuchtere stadsgids zal u antwoorden : “Om het niveauverschil tussen het lagere deel van de stad, met haar haven, cafés, bordelen, zand en water, te verbinden met de hoger gelegen, chique buurten.” Zelf voel ik meer voor de poëtischer interpretatie van een toevallige passant : “Omdat het getik van hoge dameshakken op een houten trap nergens zo sensueel door de ruimte galmt.”

“Let op uw woorden, vooral tegenover de ouderen.”

3. Nantes – de kathedraal

Voor de indrukwekkende kathedraal van Nantes voegen zich twee heren op leeftijd bij mij. “In welke streek ligt Nantes, volgens uw slimme gids ?” vraagt de ene mij sluw. “In de Loire Atlantique”, antwoord ik argeloos. Een slechter antwoord had ik niet kunnen geven, want de man loopt rood aan en fulmineert tegen mijn gids : “Wat ? ! Nantes ligt in Bretagne. En wie ligt er begraven in deze prachtige kathedraal ? De hertogen van Bretagne. Of noemt u hen misschien de hertogen van de Loire Atlantique ?”

Rustig probeert mijn gids deze klip te omzeilen : “Historisch gezien is Nantes inderdaad een Bretonse stad, maar gelegen op de uiterste rand van dit eigenzinnige gewest, is ze in de Franse invloedssfeer verzeild geraakt. Eeuwenlang hebben Rennes en Nantes gestreden om de titel van hoofdstad van Bretagne. Natuurlijk kreeg Nantes een fikse opdoffer toen Rennes officieel als Bretonse hoofdstad werd aangeduid. Bovendien zou het tot de achttiende eeuw duren voor Nantes als havenstad een gouden eeuw zou beleven. Maar, tot spijt van wie het benijdt, officieel en administratief behoort Nantes niet langer tot Bretagne, maar tot de Loire Atlantique.

“Breton ! Maître chez soi !” scandeert de oude man.

Gros con !” spuwt de tweede naar mijn arme gids.

Een beetje ontdaan lopen we de prachtige kathedraal binnen om rond de graven van de hertogen van Bretagne tot bezinning te komen. Aan elke kant van het graf sporen jonge, stenen maagden ons tot vier schone deugden aan : gematigdheid, morele kracht, wijsheid en rechtvaardigheid.

“Gebruik alleen zout van Guérande !”

4. Guérande

Vanuit Nantes is het slechts een boogscheut naar het schiereiland van Guérande. Een aanrader, geloof mij, want dit omwalde laat-middeleeuwse stadje is een kleinere, maar minstens even charmante en bovendien minder toeristische variatie op Carcassonne. Dé grote troef op de marktjes en in de rekken van de artisanale winkels is het witte goud dat zomaar uit de oceaan komt aangewaaid : zout.

In de marais salants, kleine percelen van afgebakende zoutmoerassen, was zout scheppen in deze streek eeuwenlang het synoniem voor poen scheppen. Als specerij en conserveermiddel was zout immers letterlijk goud waard. Bovendien gold het ook effectief als betaalmiddel : het woord “soldij” getuigt daar nog steeds van. Vooral het fleur de sel, het zuivere, witte zout dat op de zoutmoerassen vanzelf bovendrijft, is zeer begeerd. Nog altijd is de zoutwinning de draaischijf van de lokale economie en vormen de zoutmoerassen een mysterieuze charme in het onwezenlijke landschap.

Zoals mijn Zuid-Franse buurvrouw mij elk jaar opnieuw adviseert als ik haar vraag een tipje van de sluier op te lichten van haar culinaire kennis : “Eén goede raad : gebruik alleen zout van Guérande !”

“Word aardbeikoning of -koningin.”

5. Pornic

Pornic is een pareltje. Een oord van verkleinwoorden. Een idyllisch haventje en badplaatsje, op amper vijftig km van Nantes, zo gezellig en charmant omdat de 21ste eeuw hier nog ver weg lijkt te zijn. 1850 ademt de sfeer. Geen wonder dat de schilder Renoir hier zijn gading vond. Geen beton, geen flatgebouwen. Wel kleine villaatjes, een kronkelende kustlijn en talloze kreekjes. Een gedroomde bestemming voor smachtende, romantische zielen. Vele tips hoeven nostalgische geesten echter niet ; slechts één advies wil ik hen geven : “Als de dag ten einde loopt, ga dan naar La Fraiseraie, een établissement extraordinaire waar men aardbeigewijs de perfectie nastreeft. Een grote mand met aardbeien verschijnt vanzelf op tafel, en verder kunt u kiezen uit aardbeienlikeur, -jam, -bier, -gelei, -snoepjes, -bonbons, -siropen, -parels, -crème, -thee, -wijn, -muscat, -pralines, -wafelen, -sorbet en nog veel, veel meer.

Als u ooit de droom gekoesterd hebt aardbeikoning of -koningin te worden, onthoud dan deze raad : ” Il faut aller à Pornic !”

“Kies de stoerste schipper uit !” 6. Zeilen van Pornic naar Ile de Noirmoutier

Voor dit traject kan ik u slechts één vervoermiddel aanbevelen : het zeilschip. Zonder enige twijfel is uw schipper stoer, stil en stug. Een man van de zee, een jonge god, zoals de mijne bijvoorbeeld : Emmanuel. ’s Ochtends vroeg, om zeven uur, als ik nog in mijn dikste fleece rondloop, trekt hij zijn T-shirt uit en toont mij zijn egaal gebruinde en gespierde bast.

Zout op mijn huid, schiet mij plots te binnen, de titel van dat boek uit mijn tienerjaren. Wellicht had Benoîte Groult dit beeld voor ogen toen zij voor haar Bretonse minnaar viel.

Uitgestrekt op het dek, met gesloten ogen en de zon op het gezicht, glijd ik over zilveren water en hoor ik Emmanuel mompelen : “Twee maanden samen op zee : dat is de ultieme test voor een relatie. Ofwel overleef je samen ; ofwel is het definitief gedaan.” Zelf heeft hij de ideale combinatie gevonden : enkele dagen op zee, enkele dagen thuis. Het beste van twee werelden. Hoe kan ik hem ongelijk geven ?

“Proef de allermooiste : La Bonnotte !”

7. Ile de Noirmoutier

Ile de Noirmoutier is een sprookjesachtig schiereiland, bezaaid met lage, witte huisjes, getooid met blauwe luikjes. Alles is hier trouwens wit en blauw. Het blauw van de lucht en de zee, van de luikjes, de deuren en portieken. Het wit van de wolken, de muren en het zout. En verder, uitnodigende velden waar de mannen van het land hun schatten koesteren : Aminca, Lady Christel en Charlotte. Maar de mooiste, de beste, de trots van jong en oud is : La Bonnotte. Een aardappel zo vol en puur dat haar smaak, volgens de Noirmoutiers, onmogelijk te evenaren is. Zelfs zonder de andere culinaire troeven van het eiland op je bord – zout, oesters en vis, vis, vis – is de bonnotte een lekkernij op zich.

Verder is le plat pays Noirmoutier een paradijs voor fietsers. Met negentig kilometer uitstekend onderhouden fietspaden langs de meest idyllische plekjes verkiezen zelfs de meeste autochtonen de fiets boven de auto. Niet evident voor een Fransman !

“Begin er vooral niet in je eentje aan !”

8. La Baule

La Baule is Het Knokke van dit stukje West-Frankrijk. Met zijn negen km lange baai klopt La Baule elke Europese kustplaats met vele lengten. Een lange strook zandstrand, afgezoomd met fraaie hotels, statige villa’s en chique appartementen. Daar kan de Vlaamse kust een puntje aan zuigen ! Op het strand probeert Cédric mij een eerste initiatie Fly Surf te geven. Deze nieuwe sport ziet er heel simpel uit – in vijf minuten tijd is de indrukwekkende vliegerconstructie opgeblazen – maar is dat natuurlijk niet. Zonder een degelijke technische bagage en een behoorlijke kennis van winden en luchtstromingen hangt je leven al snel aan een nylon draadje. “In één week tijd kun je het leren,” verzekert Cédric mij, “maar begin er vooral niet in je eentje aan. Want één verkeerde beslissing kan dodelijk zijn.”

Nergens zo lekker, nergens zo vers, nergens zo goedkoop.

9. Oesters, oesters, oesters !

Tekst Annemie Struyf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content