Circa één miljoen Vlamingen woont alleen. Sommigen tegen hun zin, anderen maken er het beste van, en nog anderen genieten met volle teugen van hun onafhankelijkheid. In “Leven zonder lief” peilt Gretel Van den Broek naar de motivatie van Vlaamse singles.

Eigenlijk vindt ze het een lelijk woord, single. Bij mij roept het spontaan het beeld op van een smal eenpersoonsbed in een kamer zonder zeezicht. Maar wat is het alternatief? Vrijgezel? Dan denken we meteen aan jolige René, met een koelkast vol pils en bistrodiners. Zijn vrouwelijke tegenpool is iemand van wie de uiterste versheidsdatum overschreden is, die de stoelen klaarzet voor de vergaderingen van de heemkundige kring en te allen tijde opgetrommeld kan worden om op neefjes en nichtjes te passen. En alleenstaande? Dat woord roept pas echt associaties op met zielenpoten en wereldvreemde zonderlingen.

Maar dat is niét het soort mensen dat Gretel Van den Broek om zich heen ziet als ze op zaterdagochtend met een vriend koffie gaat drinken. De individuen die dan in cafés in grote steden achter hun kwaliteitskrant en een smakelijk ontbijt zitten, zien er helemaal niet hopeloos uit. Integendeel zelfs, ze stralen een soort rust uit, je ziet dat ze het naar hun zin hebben. Solo’s noemt Van den Broek hen: mensen voor wie alleen wonen een bewuste keuze is en die er energie en creativiteit uit putten. En ook al leven ze zonder lief, dat wil nog lang niet zeggen dat er in hun leven geen plaats is voor liefde. De vaststelling dat er steeds meer gelukkige singles zijn, leidde ertoe dat ze haar oorspronkelijke opzet, een door het Fonds Pascal Decroos gesteund onderzoek naar de activiteiten van huwelijksbureaus, uitbreidde tot een meer algemeen boek waarin ze naging hoe singles vorm geven aan hun leven. Een handige gids bovendien vol adressen en bruikbare informatie voor singles van nu.

“Leven zonder lief” kreeg als ondertitel “De liefdes van de single”. Waarom die dubbelzinnigheid?

Gretel Van den Broek: Ik wilde een titel die niet klonk als een verantwoording. Want dat hoor je nogal vaak uit de mond van singles: “Ik ben wel alleen, maar ik heb een heel druk leven, hoor.” Het woord leven heeft voor mij de betekenis van voluit gaan. Maar omdat Leven zonder lief ook negatief kan klinken, heb ik er De liefdes van de single bijgezet, in het meervoud. Hier en daar interpreteert men dat blijkbaar als een pleidooi voor polygamie. Nu, dat kan er bijkomen, maar wat ik vooral bedoelde, is dat een single niet één patroon volgt, maar integendeel een groot scala van mogelijkheden heeft om zijn leven in te vullen. Dat kan een relatie zijn, maar ook een andere passie, een engagement, een talent om te exploreren. Het was absoluut niet mijn bedoeling om de mensheid in hokjes te verdelen of een hokje te zoeken voor mijn eigen bestaan. Ik wilde het denken over relaties juist opengooien.

Vreemd toch dat mensen zich in deze tijd waarin alles kan en mag nog moeten verantwoorden omdat ze alleen leven.

En toch gebeurt het nog voortdurend, de tante die haar ongetrouwd nichtje op een familiefeest in het nauw drijft: “En?” Die vrouw weet dan meteen wat tante daarmee bedoelt: heb je nog altijd niemand ontmoet, ga je nog niet samenwonen, heb je nog geen huis gekocht, voor wanneer is het kindje? Terwijl ze net zo goed zou kunnen vragen of nichtjelief iets heeft om voor te leven, of ze graag leeft. De druk van buitenaf is nog altijd heel groot. Volgens mij hebben dertigers er nu zelfs meer last van dan de vijftigers toen die jong waren. Dat was de generatie van ’68, die opgroeide in de tijd van de flowerpower. Achteraf is er blijkbaar een soort terugval geweest. Dat heb ik duidelijk gemerkt toen ik les gaf. Sommige van mijn leerlingen waren heel conservatief in hun ideeën over relaties. Die werden zelfs kwaad als je alleen leven als een alternatief voorstelde. Je zocht jezelf een lief en als je dat eenmaal gevonden had, ging je alleen nog met hem of haar uit. En later zouden ze trouwen en kindjes krijgen. Als kind van de hippietijd – mijn ouders liepen rond met lange kleren en een gitaar – klonk mij dat allemaal nogal beperkt in de oren. En als ik dan vroeg of er niets anders was dat hen gelukkig kon maken, bleken ze daar niet eens over nagedacht te hebben.

Er is natuurlijk wel een groot verschil tusen de grootsteden en het platteland. In Zurenborg of de Museumbuurt hier in Antwerpen is het de normaalste zaak van de wereld als je alleen op café of restaurant gaat. Doe zoiets in een dorp en je wordt nog altijd vreemd bekeken. Het is niet voor niets dat Antwerpen en Brussel de grootste concentratie alleenlevenden kennen. In zo’n anonieme grootstad is de sociale controle immers veel geringer.

Wonen er niet steeds meer mensen alleen precies omdat we alsmaar hogere eisen stellen aan relaties?

Ik denk dat steeds meer mensen ruimte voor zichzelf opeisen, in alle mogelijke betekenissen van het woord. Dit appartement zou ik bijvoorbeeld niet met iemand kunnen delen, daarvoor is het te klein. En als ik ooit nog met iemand zou samenwonen, dan zou ik mijn eigen kamer willen, waar ik kan luisteren naar de muziek die ik mooi vind en waar ik kan lezen als de ander naar het voetbal wil kijken. En ook mijn psychische ruimte wil ik nooit meer opgeven: ik wil niet veranderd worden door de persoon met wie ik ga samenleven. Zo’n manier van samenleven lukt natuurlijk alleen als je partner er ook zo over denkt. Anders begin je ruzie te maken over engagement: jij geeft niet genoeg op voor mij. Terwijl ik mij niet kan voorstellen dat ik van iemand zou eisen dat hij iets opgeeft voor mij. Eens je je zo goed voelt met jezelf dat je geen ander nodig hebt om je leven te vullen, wordt een relatie een bonus. En dan zak je ook niet als een pudding in elkaar als die relatie wegvalt.

In theorie klinkt het allemaal heel aardig, maar stel dat je een LAT-relatie hebt en je partner niet beschikbaar is op het moment dat jij graag iets samen zou ondernemen.

Daar kun je mee leren omgaan. Natuurlijk zijn solo’s ook weleens triest omdat ze niemand hebben om hun verhaal tegen te doen. Maar dat is een momentopname, daarvoor gooien ze hun hele levenswijze niet overboord. En een partner die niet altijd beschikbaar is, dat is geen breekpunt in de relatie. Kijk, ik ben geen sociologe, maar volgens mij zijn de solo’s van nu een soort voorhoede die een nieuwe relatiecultuur uitdragen. Niet alleen op het gebied van met elkaar omgaan en seksualiteit, maar ook wat bezit betreft, bijvoorbeeld. Solo’s hoeven niet per se een eengezinswoning, ze hebben een ander bestedingspatroon dan getrouwde stellen. Neem nu mijn grootmoeder: tot op haar oude dag heeft ze bijna niets in haar eigen comfort geïnvesteerd omdat ze alles wilde sparen voor haar kinderen. Solo’s hoeven niet zo te leven. Wat niet wil zeggen dat ze alleen maar aan zichzelf denken. Volgens mij zijn het juist mensen die in hoge mate op de buitenwereld gericht zijn. Uit een Nederlands onderzoek bleek bijvoorbeeld dat veel meer singles dan samenlevenden lid zijn van verenigingen en aan vrijwilligerswerk doen, doodeenvoudig omdat ze meer beschikbaar zijn. Niet alle singles zijn dikke koppen die alleen hun goesting doen.

Als ik mijn leven als solo vergelijk met dat van een getrouwde collega met vier kinderen, dan kan ik alleen maar vaststellen dat ik een volstrekt egocentrisch bestaan leid.

Ik vind dat je de opdracht om met jezelf te leven toch ook niet moet onderschatten. Er zijn maar heel weinig mensen die alleen kunnen leven in de zin van alles alleen dragen. Je hebt een netwerk van vrienden nodig en het hangt van je persoonlijkheid af of je dat kunt opbouwen en onderhouden. Daar kruipt tijd en energie in en je moet er bijvoorbeeld ook een dikke telefoonrekening voor overhebben. Je moet ook tegen confrontatie kunnen, als is het maar met jezelf. Wat ik uit gesprekken met singles kon afleiden, is dat ze vaak vroeger met de grote levensvragen geconfronteerd worden dan getrouwden. In de periode dat een koppel druk in de weer is met het bouwen van een huis en het opvoeden van kinderen maken singles vaak al een soort midlifecrisis door. In eenzaamheid je eigen kracht vinden, dat gebeurt niet van de ene dag op de andere. Je kunt het vergelijken met een rouwproces: je moet loslaten, en er doorheen willen gaan. Maar wie nooit lang genoeg alleen is, krijgt geen inzicht in zijn diepste behoeften en drijfveren. Ik heb voor dit boek met heel veel singles gesproken en in sommige gevallen dacht ik: waarom wil jij per se een relatie? Omdat je bang bent om een avond alleen door te brengen? Omdat je er niet toe kunt komen om eens lekker voor jezelf te koken en je appartement gezellig te maken? Er zijn mensen die vijftien jaar of langer in de voorlopigheid blijven hangen: ze leven als studenten, brengen hun was naar hun ouders. Allemaal vanuit het idee: misschien gebeurt het morgen wel. En op oudejaarsavond denken ze: misschien val ik volgend jaar in de prijzen… En als een relatie afloopt, willen ze de leegte zo snel mogelijk opgevuld zien. In plaats van de mogelijkheden van het alleen zijn te benutten om met zichzelf vertrouwd te raken.

“Te veel gehecht zijn aan vrijheid kan een onvrijheid worden”, zegt de sociaal agoge Christine Dupont in je boek. Daar zit iets in, denk ik. Als je vaak alleen bent, verlies je bepaalde vaardigheden die nodig zijn voor de communicatie met anderen.

Het kan tot een beperking van je wereld leiden. Ik ken singles die dag in dag uit volgens dezelfde routine leven: werken, thuiskomen, het blik cassoulet opwarmen dat al klaarstaat, naar steeds dezelfde televisieprogramma’s kijken, een beetje internetten en dan naar bed. In zo’n vast patroon is er weinig plaats voor contact met de buitenwereld, terwijl iedereen behoefte heeft aan communicatie, aan intimiteit ook. Maar als je op een leeftijd gekomen bent dat je vriendenkring voornamelijk uit gezinnen bestaat, is het niet zo gemakkelijk om nieuwe contacten te leggen. Ik denk dat veel koppels dat onderschatten. “Ga uit”, zeggen ze dan. “Ga op reis met een vereniging voor alleenstaanden.” Goed, dan geef je 60.000 frank uit en ben je twee weken op stap met een groep singles waaronder twee mannen die je niet kunt uitstaan. Nee, als je alle alternatieven overwogen hebt en je conclusie is dat je dag en nacht iemand bij je wil, dan denk ik dat het zowel qua tijd als qua geld een betere investering is om een huwelijksbureau te raadplegen. Een goed huwelijksbureau welteverstaan. Van alle bureaus die ik geraadpleegd heb, waren er helaas maar twee die goed werk leverden. Wat ik doodjammer vind, is dat er rond huwelijksbemiddeling zo’n groot taboe bestaat. Vreemd eigenlijk, mensen geven tegenwoordig zowat alles uit handen: de zorg om de kinderen, de was, de schoonmaak, hun shopping en financiële aangelegenheden. Maar toegeven dat ze hulp nodig hebben bij het vinden van een partner, nee, dat kan niet. Dat speelt natuurlijk in de kaart van malafide zaakvoerders die erop rekenen dat mensen zich zo schamen voor het feit dat ze een huwelijksbureau geconsulteerd hebben, dat ze het zeker niet aan de grote klok zullen hangen dat ze ook nog eens bedrogen zijn.

Die wanpraktijken gaan soms heel ver, blijkt uit je boek.

Er zijn contactbureaus die een klant een stapel overschrijvingsformulieren laten tekenen en die vervolgens voor zich houden, wat onwettelijk is. Zo sprak ik met een vrouw die een contract van een jaar had. Na anderhalf jaar ging er nog altijd geld van haar rekening. Vaak doen die bureaus ook niet de minste moeite om mensen echt te matchen. Als je vier mannen per maand ontmoet, hebben ze zogezegd hun werk gedaan, ook al beantwoorden die mannen in geen enkel opzicht aan het profiel dat je vooropzette. Een man kreeg de gegevens doorgespeeld van iemand die hij in een ziekenhuis kon opzoeken. Bleek dat zij op de psychiatrische afdeling lag. Zoals de situatie nu is, kan om het even wie een huwelijksbureau beginnen. Bij een bepaalde instelling werd ik bijvoorbeeld in een privé-appartement ontvangen, waar ik recht in de keuken kon kijken. De zaakvoerster zat doorlopend kauwgom te vermalen en er snuffelde een hond aan mijn benen. Moeilijk te begrijpen dat iemand in zo’n omstandigheden 60.000 frank op tafel legt, maar ik denk dat je niet moet onderschatten wat iemand voelt die iets mist en van alle kanten onder druk wordt gezet om zo snel mogelijk een relatie te beginnen. Daar spelen de huwelijksbureaus ook handig op in. Lees er de advertenties maar op na: “Tegen Kerstmis met zijn tweeën, Valentijn vieren met een nieuwe partner, deze zomer samen op reis…” Een moeilijk dossier, hoor, de huwelijksbureaus, want enerzijds vind ik niet dat de overheid zich overal mee moet bemoeien, maar anderzijds heb ik het heel moeilijk met instellingen die inspelen op situaties waarin mensen emotioneel kwetsbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor scheidingsbemiddeling.

Heb je uit de sector veel boze reacties op je boek gekregen?

Ja. In de eerste plaats natuurlijk van de bureaus die er slecht uitkomen. Maar ook van de bureaus die wél kwaliteit leveren. Die zouden dan weer graag zien dat ik in interviews hun naam noem. Het feit dat ik het model van de solo’s vooropzet, valt natuurlijk ook niet in goede aarde. Want door te benadrukken dat mensen ook in hun eentje gelukkig kunnen zijn, neem je de huwelijksbureaus de wind uit de zeilen. Bovendien krijgen ze meer en meer concurrentie van de activiteitenclubs voor alleenstaanden, die als paddestoelen uit de grond rijzen. En van het internet, waar je zelf en voor bijna geen geld op zoek kunt gaan naar een zielsverwant. Volgens mij zullen de huwelijksbureaus hun actieterrein moeten verleggen naar de selectieve partnerkeuze, voor mensen die zeer specifieke criteria stellen. Er is nu bijvoorbeeld ook een huwelijksbureau voor andersvaliden, dat volgens mij in een reële behoefte voorziet. En waarom geen huwelijksbureau voor vijftig- en zestigplussers? Nu zie je dat vrouwen boven de vijftig in veel huwelijksbureaus niet terechtkunnen. Terwijl iemand het na een scheiding op latere leeftijd juist heel moeilijk heeft om te bouwen aan een totaal nieuwe levensstijl.

Je had het daarnet over de druk van de buitenwereld op alleenstaanden. Maar er is ook zoiets als een innerlijke druk, die bij vrouwen vaak met de kinderwens te maken heeft.

Dat hoofdstuk vond ik heel moeilijk om te schrijven. Bij sommige vrouwen met wie ik gepraat heb, leek alles te draaien rond dat zaadje dat bij het eitje terecht moest komen. Vaak had ik zelfs het gevoel dat het ene slechts een middel was om aan het andere te geraken. Met andere woorden: de kinderwens was groter dan het verlangen om met iemand samen te zijn. Hoe vaak ook heb ik niet gehoord: “Ik moet zogen. Die borsten die daar maar hangen…” Alsof je er niet gewoon van kunt genieten dat je ze hebt, van ze te betasten of te laten betasten. Maar die kinderwens is een delicate kwestie. Ik heb er ook veel rond gelezen: Simone de Beauvoir, bijvoorbeeld, en De Mythe van het Moederschap van Aminatta Forna. Maar mensen die erdoor geobsedeerd zijn, voelen zich al beledigd als je het idee oppert dat het leven ook mooi kan zijn zonder kinderen.

Er zijn maar weinig onzelfzuchtige redenen om een kind op de wereld te zetten.

Misschien wil ik zelf ooit nog wel een kind. Maar zeker niet om een leegte in mijn bestaan te vullen, dat lijkt me afgrijselijk voor dat kind. Er zijn studies genoeg die bewijzen dat een kind gelukkig kan zijn zodra er een moeder- en een vaderfiguur aanwezig zijn en dat dat niet noodzakelijk de biologische ouders moeten zijn. Ik zeg dus niet dat solo’s geen kinderen kunnen opvoeden, maar wel dat je een sterk netwerk om je heen moet hebben en dat je alles van tevoren met die mensen moet overleggen. Een kind helemaal in je eentje grootbrengen, dat gaat volgens mij niet.

Niet dat ik het gezin als de hoeksteen van de maatschappij beschouw, maar toch heb ik soms het verontrustende gevoel dat alles uit elkaar aan het vallen is en een hoop narigheid te wijten is aan een gebrek aan engagement.

Als ik van één ding overtuigd ben, dan is het dat ik een gelukkige solo ben omdat ik uit een stabiel gezin kom. Precies dankzij het basisvertrouwen dat ik van thuis heb meegekregen, kan ik nu keuzes maken. Daar schuilt natuurlijk een paradox in. Ik kan ook tot in de toppen van mijn tenen ontroerd zijn als ik koppels zie met lichtjes in hun ogen, of gezinnen waar de energie nog volop stroomt. Maar ik zie ook veel ramptoestanden in relaties… En het is waar, veel mensen hebben het gevoel dat alles om zeep gaat. Anderen voelen zich in deze postmoderne tijden juist als visjes in het water. Het failliet van de zingevingssystemen en denkpatronen bezorgt hen eerder nieuwe kansen en uitdagingen dan kopzorgen. Ik ben zo iemand… Niet dat het altijd zo gemakkelijk is. Het klinkt natuurlijk heel idealistisch: een grond van bestaan vinden in jezelf, zoals zo’n poppetje met een laag zwaartepunt dat je op geen enkele manier omverkrijgt. Maar ik word ook verliefd en soms heb ik ook weleens zin om mijn spullen bij elkaar te pakken en voor een poosje bij een tedere vriend in te trekken. Een vrienschapsliefde zoals de filosoof Hubert Dethier ze beschrijft, is geen evidente keuze. Het gaat veel verder dan de Valentijnsromantiek van de schlagers: “Ik hou van jou en zonder jou ben ik verloren”. Want dat is flauwekul, een relatie kan nooit alles zijn. Maar ertoe komen je passie te beleven en ze tegelijkertijd te blijven zien voor wat ze is, er vooral geen betekenis aan te geven die ze niet heeft, dat is een constante opdracht. Ik ben geen preker of moralist. Het enige dat ik beweer is dat alleen leven een volwaardig alternatief is. Via een tante hoorde ik van een vrouw van 92 die mijn boek gekocht had en die het mooi vond. Want zelf had ze nooit kunnen kiezen… Dat heeft mij enorm veel plezier gedaan.

Leven zonder lief. De liefdes van een single. Van Halewyck, 206 p., 598 frank.

Linda Asselbergs / Illustratie Kristina Ruell / Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content