:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Het blijft iets raars, het schrijven van zo’n wekelijkse column. Die stukjes zijn koppig en komen alleen uit hun spelonken als ze daartoe zelf de lust bekruipt. Bij mij is dat meestal een paar uur voor de deadline. Vermits die op maandagochtend ligt, zie ik de eerste flarden van zo’n stukje meestal in de late zondagmiddag voor mijn voordeur buitelen. Op het moment dat normale mensen van hun welverdiende rust genieten, waag ik mij met lasso en vangnet in de eigen kop om er zinnen te vangen.

Ik zou die stukjes vroeger moeten schrijven, bezweren mensen mij die het goed met mij menen. Een map aanleggen met een voorraadje voor mindere tijden. Ik zou dat heel graag willen en toch blijf ik van stukje naar stukje struikelen als een kip zonder kop. Blijkbaar heb ik de adrenaline van de zondagavond nodig als een junk zijn verse shot.

Die grilligheid maakt het schrijven niet altijd tot de meest ontspannen ervaring. Een paar keer is het mij overkomen dat ik mijn steun in doorwaakte nachten, zijnde mijn eenorige kat, om vier uur ’s ochtends toeriep dat het dit keer écht niet zou lukken.

Ik heb mij vaak schuldig gevoeld over dat last minute-gedoe, maar deze week kwam ik er gelukkig achter dat zelfs de grootsten ermee worstelden. “Zondag is mijn weedag”, las ik met een merkwaardig gevoel van herkenning bij Johan Anthierens, van wie ik de onlangs verschenen bundeling autobiografische teksten aan het verslinden ben als een buitenissig groot krat exquise likeurpralines. “Dan voel ik de baksteen in mijn maag, de balk op mijn borst, het lood in de benen, het zweet op mijn voorhoofd. Dan moet het gebeuren, bevruchting (inspiratie) of niet. Elke kroniek is een beetje bevallen en naderhand durf ik dikwijls niet eens in de wieg te kijken, zo’n beschaamde moeder ben ik dan.”

Zondag weedag, ik zou het niet mooier kunnen omschrijven. De weeën van de nakende bevalling, maar ook het weeë gevoel in de buik omdat er nog niets op papier staat. Daar zit je dan, krampachtig, met in je rug de boekenkast vol meesterwerken die hun hete adem in je nek blazen. Vladimir Nabokov, Lolita. Franz Kafka, Het Proces. Roald Dahl, Alle verhalen. Het zijn maar enkele van de titels die ik van hieruit van de fraaie ruggen kan aflezen. De lectuur van enkele pagina’s daaruit kan volstaan om je af te helpen van de pretentie ooit nog een letter op papier te zetten. Waarom zou je nog kabeljauw uitzetten in die oceaan van het geschrevene, die toch al bevolkt is met kleurrijke exotische vissen en de sierlijkste octopussen ?

Tegen dat minderwaardigheidsgevoel heb ik sinds kort gelukkig een krachtig antidotum, mij in geschenkverpakking overhandigd door een vriendin. Rotten Rejections, heet het boekje, The Letters that Publishers Wish They’d never Sent. Het bevat een keur aan afwijzingsbrieven die uitgevers stuurden aan schrijvers van boeken die later wereldberoemd zijn geworden. “U heeft uw roman bedolven onder een massa details die wel knap uitgewerkt zijn, maar volslagen overbodig”, kreeg bijvoorbeeld Gustave Flaubert te slikken toen hij in 1856 zijn Madame Bovary klaar had. “Dit zou aan een psychoanalyticus voorgelegd moeten worden”, was dan weer het vernietigende oordeel dat Nabokov honderd jaar later over zijn Lolita moest verteren : “Het zal niet verkopen. Het stoort mij uitermate dat de schrijver probeert om dit uitgegeven te krijgen. Als het aan mij ligt, wordt dit boek gedurende duizend jaar onder een rotsblok begraven.”

Wanneer er weer eens iets van langere adem uit mijn pen komt gevloeid, vragen mensen mij geregeld. Eerst nog wat sparen, antwoord ik dan. Weinig bezoekers van de nakende Boekenbeurs weten dat schrijvers 10 (tien) procent krijgen op de verkoop van hun werk. Bruto. Wie de kabouteroplages in Vlaanderen kent, kan zelf het rekenmachientje hanteren. Een jaar aan een boek zitten werken, moet qua kostprijs nauwelijks onderdoen voor een zeiltocht rond de wereld. Vanuit het standpunt van de boekhouder moet je dus al bijna gek zijn om eraan te beginnen. Je schrijft je daar letterlijk arm aan.

Toch weet ik dat ik vroeg of laat de verleiding weer niet zal kunnen weerstaan. Het inblikken van ontroering, woede en verwondering door het behendig rangschikken van altijd weer diezelfde 26 letters… Ik blijf het een van de opwindendste bezigheden vinden die ooit voor mensenhanden zijn bedacht. “Mijn genetische afwijking”, noem ik die drang om te schrijven wel eens, vergelijkbaar met de derde tepel waarmee heksen volgens welingelichte bron katten en padden zogen, om daar de toekomst mee te voorspellen.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content