Mechelen is een provinciestad die met allure de herinneringen aan het rijke verleden draagt. Bovendien koestert het achter bescheiden gevels wereldtalent.

Mechelen is geen wereldstad, swingen doet het ook al niet. Mechelaars die er eens willen invliegen, rijden een kwartiertje en staan in Brussel of Antwerpen. Sommige bewoners noemen Mechelen een provinciestad met een verleden, anderen hebben het over de kleinstedelijkheid, stadsbeiaardier Jo Haazen spreekt over een introverte stad.

Zeker is dat de uitstraling van de vroegere politieke hoofdstad van de Nederlanden en van het kerkelijke epicentrum van dit land, nog altijd het stadsbeeld overheerst. De toren van Sint-Rombouts, met zijn karakteristieke profiel is daar niet vreemd aan, net zo min als de herinnering aan keizer Karel, die een groot deel van zijn jeugd in Mechelen doorbracht. Vijfhonderd jaar na zijn geboorte is Karel nog nadrukkelijk aanwezig – omstreden weliswaar, maar onontkoombaar. Vooral in de wandtapijtententoonstelling Los Honores, een evenement van wereldformaat dat geen welopgevoed mens mag ontlopen.

Als de zon doorbreekt, is Mechelen vooral een gezellige terrassenstad: aan de Grote Markt, waar het café van Raymond Ceulemans de aandacht trekt, heerst een vakantiesfeer en achter de toren zit de jeugd bij een glas bier bijeen. Op de Vismarkt zijn er een paar visrestaurants en in de Nauwstraat doen de bruine cafés goeie zaken.

Mechelen is een nachtmerrie voor automobilisten die een parkeerboete proberen te ontlopen. In deze stad kun je beter wandelen, je ontdekt panden en tuinen, of façades waarachter onvermoed talent tot bloei komt.

In de Lange Schipstraat stappen we het huis van Jozef Op de Beeck binnen, hij runt er het Horlogeriemuseum. Op de Beeck is niet zozeer een estheet die geïnteresseerd is in decoratieve objecten, maar veeleer een doordenker die geboeid is door klokken met eigenaardige trekjes. Het liefst heeft hij ze intelligent en mysterieus, zodat de bezoeker niet kan vertrekken voor hij ontdekt heeft op welke manier de juweeltjes worden aangedreven. Voor de vijfduizend bezoekers die er jaarlijks langslopen, heeft hij de ene verrassing na de andere. Ook leken raken in de ban van de pivoterende wijzerplaten, wijzers die hun evenwicht zoeken of zandlopers die een etmaal lang de tijd meten.

Op de Beeck, voorzitter van het AHCI, Académie Horlogière des Créateurs Indépendants, is overigens zelf een verbazingwekkende figuur. “Het is mij niet zozeer om de precisie van een klok te doen, wel om haar originaliteit. De vereniging stimuleert vernieuwing en elk kandidaat-lid wordt gevraagd een meesterstuk te presenteren voor hij wordt aanvaard. Wereldwijd zijn zo’n 25 bietekwieten bezig met innovaties van de mechanische klok. En met allerhande wereldrecords. Wij hebben er een paar in ons bezit: dat van de klok met de allerkleinste kalender, het wereldrecord zandlopen – 1832 gram in 24 uur – en de kleinste zandloper.”

Op de Beeck is de zoon van een belastingontvanger die zijn eigen handigheid aanscherpte door bij een beeldhouwer te gaan kappen. Gaandeweg kreeg hij zin in de combinatie van interessant denkwerk en moeilijk handwerk. Dat maakt het plezant. Hij ontwierp zijn eigen ligfiets (‘sneller met minder energie’) en is een fan van de autobouwers André Citroën en Henry Ford (allebei als horlogemaker begonnen). In dertig jaar verzamelde hij zo’n duizend klokken. Tussendoor bestudeerde hij anderhalf jaar zandkorrels, om vervolgens een zandloper te ontwerpen die 18 uur doet over 800 gram zand.

Wie overdonderd is door het bezoek aan Los Honores en dat gevoel nog een tijdje wil laten voortduren, moet een ommetje maken langs de Koninklijke Manufactuur De Wit, waar de uitzonderlijke collectie behandeld werd. De Manufactuur, waarvan de naam nog altijd letterlijk mag worden genomen, huist in een prachtig pand met een heerlijke renaissancetuin. Daar zijn alleen planten te vinden die voorkomen op vroeg-zestiende-eeuwse Brusselse wandtapijten.

In het atelier werken vijftien restaurateurs, vrouwen met gouden vingers. Ze werden ter plaatse opgeleid en hun arbeid wordt op wereldniveau bij de top gerekend – de reden ook waarom de collectie Los Honores uit het Spaanse Patrimonio Nacional in Mechelen kon worden tentoongesteld. Dat is wellicht de rijkste verzameling van wandtapijten ter wereld. Eeuwenlang werd ze in het Koninklijk Paleis in Madrid bewaard, om vijftig jaar geleden naar het San Ildefonso in Segovia te verhuizen.

Eerst werden de tapijten gereinigd volgens een procédé dat in 1991 door de Manufactuur werd geconcipieerd en bestaat uit een afzuiging met aërosol, een techniek die de hele wereld Mechelen benijdt. De conservatiecampagne werd in twee fasen uitgevoerd: eerst werden alle lacunes volgens de klassieke methode behandeld, daarna werden de leemten die esthetische problemen opleverden, behandeld met gekleurde inslagdraad.

Wie door het atelier loopt, waar het grootste weefgetouw 5,60 meter lang is, komt diep onder de indruk van het gedemonstreerde vakmanschap.

Maar de Manufactuur, die in 1889 gesticht werd door de overgrootvader van Yvan Maes De Wit, de huidige bedrijfsleider, heeft nog pijlen op haar boog: ze koopt en verkoopt oude wandtapijten (in de kelders hangt een indrukwekkende collectie) en creëert kunstwerken die met de hand worden geweven volgens eeuwenoude technieken. Wie de Manufactuur bezoekt, mag zeker het atelier niet vergeten.

Jo Haazen is een enthousiast man, en wereldberoemd. Hij wordt lyrisch als hij over Orpheus praat, of over de inspanningen van veel Vlamingen om onder zijn impuls tien miljoen frank bijeen te krijgen voor een beiaard van 51 klokken in de Petrus en Pauluskathedraal in Sint-Petersburg waar alle tsaren begraven liggen.

Haazen oogt als een Russische pope, was twintig jaar stadsbeiaardier in Antwerpen en is dat nu al even lang in Mechelen, waar hij ook de beiaardschool leidt. Die is de oudste en beroemdste ter wereld, tachtig jaren geleden opgericht door de legendarische Jef Denyn. De klank van het Mechelse klokkenspel is zo beroemd dat de Russen er een woord voor hebben: Malinovi Svon. Jaarlijks komen zo’n vijftig studenten uit de hele wereld in Mechelen beiaard studeren. In de jaren twintig raakte de Amerikaanse ambassadeur in ons land, William Graham Rice, zo verliefd op de beiaard dat hij er zijn Amerikaanse vriend John Rockefeller warm voor maakte. Die liet in de Riverside Church van New York prompt de grootste beiaard ter wereld plaatsen, de grootste klok weegt twintig ton.

“Nu zijn er 250 beiaarden in de Verenigde Staten. Ze waren nooit populairder, al is het aantal klokkengieters fors teruggelopen. De laatste in ons land hield er twintig jaar geleden mee op, Nederland telt er nog twee. Klokken horen in principe in belforten thuis, in de vrije torens, symbool voor de stedelijke macht. Maar nu hangen ze ook in kerken, in het Vlaams parlement en in dat van Ottawa, waar de beiaard voor elke zitting wordt geluid. Karel de Grote drong er in zijn tijd al op aan dat elke gemeente minstens één klok zou bezitten, om het leven te regelen.”

We staan in de prachtige tuin van de school en luisteren naar een student die in de toren van het Hof van Busleyden oefent. Daarna lopen we door het museum waar de oudste klok van het land rust en de oudste beiaard ter wereld staat. De collectie omvat ook het handgeschreven gebedenboekje van Jef Denyn en een Orpheus die op een klokje de viola d’amore bespeelt. Daarna gaat Haazen zelf even aan het oefenklavier zitten om te illustreren hoe nuance en verfijning tot het hedendaagse palet behoren.

Wie in Mechelen optimaal van de beiaard wil genieten, kan tussen juni en half september elke maandagavond in de binnentuin van het Cultureel Centrum de ogen sluiten en meeluisteren. Omdat, zoals Haazen zegt, de schone kunsten de verhardingen van het hart wegwerken, terwijl ze ter zelfdertijd de groei van de planten bevorderen. Als afscheid citeert hij Plato: “De kunstenaar is het werktuig van de goden.”

Een bezoek waard

Los Honores in het Cultureel Centrum A. Spinoy (Minderbroederstraat 58),u huurt er het best een audiogids met deskundige uitleg.

– De Koninklijke Manufactuur De Wit (Schoutetstraat 7).

– Het Joods Museum van Deportatie en Verzet in de kazerne Dossin (G. de Stassartstraat 153).

– Het Horlogeriemuseum (Lange Schipstraat 13).

– De Koninklijke Beiaardschool met haar museum (Frederik de Merodestraat 63).

– Het Speelgoedmuseum (Nekkerspoel 21).

– Aan de stadsrand vindt u Technopolis, iets verderop het domein Planckendael.

Tafelen in Mechelen

In Mechelen heerst de Mechelse koekoek ( coucou de Malines), die met zilveruitjes en asperges wordt geserveerd. Verscheidene restaurants stimuleren boeren in de omgeving om die uit de kluit gewassen kip op ouderwetse wijze groot te brengen. Ook de Mechelse soep (bloemkool, prei, uien, aardappelen, melk …) verwierf een reputatie.

– Het meest geprezen restaurant van de stad is D’Hoogh, Grote Markt 19, waar chef Erik D’Hoogh aan het fornuis staat, ooit de rechterhand van Romeyer en nu de trotse bezitter van een Michelinster. Visbereidingen en asperges staan er hoog aangeschreven, evenals wild.

Folliez bezit geen ster, maar zou die volgens kenners wel verdienen. De keuken is er jong en fris (Korenmarkt 19).

– Pastaliefhebbers moeten naar het Camogli (Leopoldstraat 48), bij het station.

– Mag het eenvoudig, dan kan men in Graspoort terecht voor de betere snack (Begijnenstraat 28-30).

– Mechelse asperges zijn de specialiteit van Hanekeef (Keizerstraat 8), een van de oudste etablissementen van de stad.

– Gemoedelijk en lekker is het bij A la Thomas, een prachtig pand met rococogevel, waar streekgerechten worden geserveerd onder de noemer: “creatief en kruidig” (Sint-Katelijnestraat 63).

– In De Twee Palen (Guido Gezellelaan 49), in een voormalige brouwerij, wordt de bierkeuken in ere gehouiden. Ook de Mechelse koekoek is er kind aan huis.

Een plaatsje op het terras:

Als het weer een beetje meezit, is Mechelen een enthousiaste terrassenstad.

– Nieuw: La Flèche (Koning Albertplein 8), vernoemd naar de eerste trein op het vasteland, die Brussel met Mechelen verbond. Specialiteit: spareribs.

– Druk beklant is het terras van de Martinique (Korenmarkt 31). De zaak van Jean-Pierre Jacobs oogt erg trendy en serveert een internationaal getinte keuken, van Mexicaanse stoofschotel tot Indiase of Chinese salades.

Antverpia (op de hoek van de Adegemstraat en de Graanmarkt) is een instelling. Het ouderwetse café met de biljarttafels en de talloze trofeeën heeft een terras waar een erg gevarieerd, niet trendy publiek neerstrijkt.

– Hippe terrassen en cafés vindt men in groten getale aan de Vismarkt, de Cirque bijvoorbeeld. Het bruine café De Gouden Vis heeft een terras aan de Dijle en De Stille Genieter (Nauwstraat 9) serveert klassieke muziek.

– Wie van oud en degelijk houdt, komt vanzelf op de Grote Markt uit. Daar zit het oudste café van de stad, Café Royal, bij Raymond Ceulemans, en de iets jongere maar gedegen instellingen Le Pavillon Belge en Den Amitié. Misschien valt Den Beer, dat modern oogt, meer in de smaak.

De tips van Jozef Op de Beeck en Jo Haazen

Tofste café

Jozef Op de Beeck: De Stille Genieter, voor de klassieke muziek en de 300 biersoorten.

Jo Haazen: Den Beer, voor zijn traditie en het artistieke bezoek.

Favoriete restaurant

JOdB: La Loggia (Italiaans én vegetarisch) of buiten: de Graspoort.

JH: Ver O Peso (Italiaans sympathiek).

De rustigste plek

JOdB: Bovenop de Sint-Romboutstoren (JO).

JH: In de Cellekes, tegenover het Cultureel Centrum.

De leukste winkel

JOdB: De jukeboxzaak Victor Hugo.

JH: Het kantwinkeltje Comtex op de IJzerenleen.

De plek om uit te gaan

In koor: Geen.

De must van Mechelen

JOdB: De drie houten geveltjes aan de Haverwerf.

JH: De beiaardschool.

Het cliché van de stad

JOdB: Onveilig door de Marokkanen.

JH: Introvert, alhoewel ik daar “in transformatie” zou aan toevoegen.

Het souvenir

JOdB: De Mechelse Manekes (chocolade) en de kalenderpenning

JH: De Manekes.

Pierre Darge / Foto’s Marc Goldchstein

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content