Zijn Rood-Blauwe en Zigzag zijn wereldwijd iconen van hedendaags design. En het Schröderhuis een kleurrijk symbool van zijn geloof in een stralende toekomst. Of hoe autodidact Gerrit Rietveld in het interbellum uitgroeide van onopvallende, klassieke meubelmaker tot veelzijdig creatief genie.

Info : www.cassina.com en www.rietveld-by-rietveld.com.

Info : www.dezonnehof.nl, +31 33 463 30 34.

Info : www.christies.com.

Het Centraal Museum (Nicolaaskerkhof 10) in Utrecht beheert de grootste Rietveldcollectie ter wereld, inclusief het Rietveld Schröderhuis en een modelwoning aan de Erasmuslaan 9. Je vindt er uiteraard zijn bekendste werk, maar ook minder bekende ontwerpen, schetsen, maquettes en enkele experimentele ontwerpen die nooit in productie zijn genomen. Het museum is alle dagen open van 11 tot 17 uur, uitgezonderd maandag. De huizen zijn uitsluitend te bezoeken met een gids. Info : +31 30 23 62 362. www.centraalmuseum.nl. Zie ook ‘Een verleden met toekomst. Citytrip Utrecht’ op pagina 148.

Hoeveel studenten architectuur hebben niet getracht de Rood-Blauwe zelf in elkaar te knutselen ? Er bestaat zelfs een handleiding voor het maken van Rietveld-meubels. Door hun eenvoud denk je al gauw dat je geen vakman hoeft te zijn om ze te maken. En dat klopt ook wel een beetje. Gerrit Thomas Rietveld (1888-1964) was immers een van die baanbrekende designers en architecten zonder veel diploma’s. Hij was gewoon de zoon van een meubelmaker die het atelier van zijn vader voortzette.

Tot voor 1910 maakte hij vrij gewone, klassieke stoelen en buffetten. Nadien werd hij beïnvloed door de stijl van de Amsterdamse School, een soort art deco, en door Frank Lloyd Wright. Die jaren waren van cruciaal belang voor Rietveld, want hij ging experimenteren. Het kwam erop neer dat hij vergat meubelmaker te zijn. Hij lapte de traditionele regels van de schrijnwerkerij aan zijn laars en begon op onorthodoxe wijze te knutselen met houten latjes. Op 31-jarige leeftijd creëerde hij iets wat zijn hele carrière in een stroomversnelling bracht. Al was hij zich daar op dat moment helemaal niet van bewust, want wat hij maakte, leek aanvankelijk weinig meer dan een spielerei. Voor een van zijn trouwste opdrachtgevers uit zijn prille carrière, de familie Schelling, voor wie hij al salonmeubels had ontworpen, bouwde hij in 1918 een babybox. Die oogde niet eens zo modern en was hoogst onfunctioneel en gevaarlijk. Hij was immers opgebouwd met hoekige spijlen die op een vreemde manier in elkaar passen.

Met deze vreemde constructiewijze realiseerde hij in de volgende maanden een paar baanbrekende zitmeubels. Voor dezelfde baby, Johanna Karin Schelling, ontwierp hij bijvoorbeeld een gekke kinderstoel, opgebouwd uit tientallen latjes die door middel van deuvels of houten pinnen aan elkaar vastzitten. In de ogen van een traditionele meubelmaker was dit slecht knutselwerk. Maar wat de enen een doorn in het oog was, bleek voor de anderen een meesterwerk : de stoel werd meteen gepubliceerd in De Stijl, het tijdschrift van de gelijknamige avant-gardebeweging, die in 1917 werd opgestart door de kunstenaars Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Bart van der Leck en Georges Vantongerloo. Hun internationaal maandblad propageerde de abstracte geometrische kunst, design en architectuur, vooral geïnspireerd door de schilderkunst. In de jaren daarvoor waren er op dit domein immers enkele grote en betekenisvolle stappen gezet. In 1913 schilderde Kasimir Malevitsj zijn beroemde Zwart vierkant op witte fond, en in 1915 kwam Mondriaan met zijn Compositie nr. 10, waarvoor het uitgangspunt de zee met golfbrekers in Domburg was, maar waarvan er nog slecht een patroon van min en plustekens overbleef.

Constructivisme

Na de kinderstoel ontwierp Rietveld in de zomer van 1918 een leunstoel met een frame van regels, stijlen en armleggers die haaks op elkaar staan. Dat was een revolutionaire oplossing. De algemene silhouet doet wel denken aan een klassieke fauteuil, maar iedereen vond het meubel op een abstract beeldhouwwerk lijken. In 1922 schilderde hij de leunstoel in rood, blauw, zwart en geel. Door de basisstructuur zwart te schilderen en de kopse delen geel, werd het een constructivistische figuur. Toen kreeg het meubel ook zijn definitieve benaming, ‘de Rood-Blauwe’. Het was niet de eerste keer dat Rietveld met kleuren experimenteerde : in 1919 schilderde hij een wiegje voor zijn zoon in rood, blauw en geel. Inspiratie vond hij bij de kunstschilders van De Stijl. Zoals de Hongaar Vilmos Huszar, die zelf constructivistische meubels bouwde en bont beschilderde. Want Rietveld was dan misschien wel dé baanbreker van de moderne meubelkunst, hij stond niet alleen. Ook anderen in zijn omgeving gingen experimenteren, mensen die minder bekend zijn, zoals architect Rob van ’t Hoff en de Vlaamse bouwmeester Huib Hoste, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland verbleef en reeds in 1918 een eerste artikel publiceerde in De Stijl. In de jaren twintig ontwierp Hoste veel constructivistische meubels in een aan Rietveld verwante stijl.

De Nederlander ging intussen door met het ontwerpen van allerlei meubels, zoals tafels, stoelen en kasten, steeds opgebouwd met doorlopende stijlen en geschilderde kopse kanten. Op deze wijze bouwde hij onder andere kinderstoelen, een kinderkruiwagen, een slee en een prachtige bolderwagen waar de vermaarde directeur van het Bauhaus in Weimar, Walter Gropius, gek op was.

Geleidelijk ontpopte de Utrechtse meubelmaker zich ook tot interieurontwerper en architect. In 1921 richtte hij onder meer een kleine flat in voor Truus Schröder-Schräder, die later zijn belangrijkste opdrachtgeefster werd. Ook 1923 was een vruchtbaar jaar, toen kwamen er enkele asymmetrische meubels tot stand die op gebouwen lijken : de Berlijnse stoel en het Divantafeltje. Ze lijken wel maquettes van het beroemde huis dat hij in 1924 tekende voor Truus Schröder, die trouwens meehielp het interieur te ontwerpen.

Het Schröderhuis was vormelijk ronduit revolutionair. Net als de Berlijnse stoel is de woning opvallend asymmetrisch van opbouw, wat meteen werd gepromoveerd tot één van dé kenmerken van de moderne bouwkunst. Rietveld vertrok van een witte balk waaruit hij grote stukken sneed om de geslotenheid te doorbreken. Door de vele doorbrekingen en het gebruik van luifels en gevelplaten werd ook de grens tussen interieur en exterieur minder duidelijk. Meer zelfs, er is nauwelijks nog sprake van een gevelvlak. Door het weglaten van een stijl in een hoekraam lijkt de leefruimte nog veel groter. Ook de kleuren van de woning zijn gedurfd. Je krijgt geen hout, ijzer of steen te zien, alles is rood, geel, blauw, wit of zwart geschilderd. Dit palet heeft niet alleen een decoratieve betekenis, Rietveld maakte ook gebruik van de absorberende en reflecterende eigenschappen van de kleuren, die op die manier het ruimtelijke effect manipuleren.

Maar de woning is meer dan alleen een spectaculaire compositie. Voor de ontwerper was het een gelegenheid om zijn ideeën over wonen gestalte te geven. Voor hem was ‘wonen’ een bewuste daad : of je nu wilt baden, slapen of koken, steeds moet de bewoner daarvoor iets doen. Zo ontstaat de badkamer door het openvouwen van een wand. En het bed en de tafel worden uitgeklapt. Op die manier gaf Rietveld verschillende functies aan eenzelfde ruimte : overdag wordt de slaapkamer bijvoorbeeld een leefruimte. Het huis is een voortzetting van zijn vroegere ideeën. Zoals hij de Rood-Blauwe stoel, mooi maar oncomfortabel, beschouwde als een manifest voor het ‘actieve zitten’ – “zitten is een werkwoord” -, zo is het Schröderhuis een manifest voor bewust en actief wonen. Het was een experiment, mooi en fascinerend, maar het bewonen vergde een militaire discipline. Dit bijzondere huis werd binnen de kortste keren wereldberoemd en blijft tot nu een bedevaartsoord voor de liefhebbers van de moderne architectuur.

De talrijke architectuurontwerpen die Gerrit Rietveld later maakte, waren iets minder experimenteel. Eind jaren twintig geraakte hij in de ban van het industriële design. Sinds Walter Gropius in 1923 een pleidooi hield voor een eenheid van kunst en technologie, gingen meer en meer designers prototypes maken voor massafabricage. Voor Rietveld was 1927 een heel belangrijk jaar, want hij bedacht stoelen die ‘in één klap uit de machine komen’, zoals hij dat zelf uitlegde.

Huidige productie

Gerrit Rietveld blijft een van populairste meubelontwerpers van de Lage Landen. Daarom worden enkele van zijn meubels nog steeds gemaakt. In de toekomst wordt het gamma wellicht nog uitgebreid. Vooreerst verwierf Cassina in de jaren zeventig de rechten op zijn beroemdste ontwerpen, de Rood-Blauwe, de Zigzag, een kleine tafel van het Schröderhuis en de Utrechtfauteuil. Begin dit jaar pakten een kleinzoon en een achterkleinzoon van de beroemde man, respectievelijk Egbert Rietveld en Ries Seijler, uit met andere heruitgaven. Ze willen de wereld laten zien dat Rietveld meer was dan de Rood-Blauwe en de Zigzag. Er wordt gestart met een collectie van vijf modellen : de Militaire stoel, de Militaire tafel en het Militaire krukje, in 1923 ontworpen voor het Katholiek Militair Tehuis in Utrecht, en daarnaast ook de Berlijnse stoel en de Steltmanstoel.

De meubels worden in Nederland geproduceerd met moderne technieken. “Want kwaliteit staat voorop, niet zozeer het pure navolgen”, aldus Egbert Rietveld. Mocht de ontwerper nu hebben geleefd, dan zou ook hij modernere en dus functionelere technieken hebben gebruikt, menen de nazaten. Alles wordt wel voorgelegd aan de Stichting Gerrit Rietveld en een Commissie van Aanbeveling, die toeziet op de authenticiteit. Het is niet hun bedoeling om dure, gelimiteerde oplages te maken. Ze willen de meubels toegankelijk maken voor een breed publiek. Maar goedkoop worden ze ook weer niet. Alleen al omwille van het feit dat ze exclusief zijn en de aanmaak behoorlijk wat handwerk vergt.

De kleinzonen mikken op een wereldwijde markt, met inbegrip van de VS en Japan, waar opa heel wat aanhangers kent. Rietveld-by-Rietveld is ook van plan om de collectie elk jaar uit te breiden met nieuwe stukken. Ze hebben nog flink wat mate- riaal, want veel ontwerpen werden ook tijdens het leven van de meester amper geproduceerd. Je mag je dus verwachten aan zit- en eetkamerstoelen, fauteuils, kasten en tafels. En ook kindermeubilair, dat hij vrij veel ontwierp. Straks spelen de kleintjes weer in dezelfde box als Johanna Karin Schelling of kunnen ze met de beroemde bolderwagen rondzeulen.

Gerrit Rietveld in 7 stappen

1. De Rood-Blauwe (1918)

Ontelbaar is het aantal boeken over moderne meubelkunst dat begint met een beschrijving van de Rood-Blauwe leunstoel. Hij stamt uit 1918 maar werd pas vier jaar later beschilderd. En was meteen een icoon, zoals de eerste abstracte doeken van Mondriaan en Malevitsj. Omwille van de bizarre constructie met houten latten, die voor een deel een knipoog is naar de Japanse meubelkunst.

2. De bolderwagen (1919)

Rietveld ontwierp vrij veel meubilair en zelfs speelgoed voor kinderen. Waaronder een prachtige bolderwagen die ook door de ontwerper Walter Gropius terecht als een constructivistisch beeldhouwwerk werd verheerlijkt.

3. De Berlijnse stoel (1923)

De eerste ontwerpen van Rietveld waren vrij rustig en symmetrisch van opbouw. De asymmetrische Berlijnse stoel en het Divantafeltje betekenden een nieuwe breuk. Trouwens ook met bijna de hele geschiedenis van het zitmeubel, waar er amper asymmetrie in voorkomt. De stoel was tevens een architectuurexperiment, wat leidde tot een volgende stap.

4. Het Schröderhuis (1924)

Hoewel hij geen architect was, ontwierp hij toch woningen, waaronder een van dé mijlpalen van de moderne architectuur : het Schröderhuis. Dit Utrechts experiment tart de verbeelding, want het is een asymmetrische constructie vol doorbrekingen die de grens tussen interieur en exterieur opheffen. Het is bovendien ook helemaal beschilderd in de geest van De Stijl, met voyante kleuren die het constructieve aspect sterk benadrukken.

5. De Zigzagstoel (1932)

In de jaren twintig ging ook Rietveld, zoals zijn beroemde landgenoot Mart Stam, denken aan massaproductie. Dit leidde tot een reeks experimenten en mondde uit in de creatie van de houten Zigzagstoel. Een achterpootloze zit opgebouwd uit vier planken. Dit was een visuele revelatie en een commer-cieel succes.

6. De Utrechtfauteuil (1936)

Rietveld had tot dan toe allerlei zitmeubels ontworpen die een Spartaans zitcomfort bieden. Met de Utrechtfauteuil ontwierp hij een gemakkelijke, gestoffeerde zetel die nu nog veel populairder blijkt dan voor de oorlog.

7. De Steltmanstoel (1963)

Hij ontwikkelde deze stoel voor een juwelierszaak. Hij zou gemakkelijk uit de jaren twintig kunnen dateren, want de strakke opbouw past perfect bij het modernisme uit die tijd. Anderzijds wijst de stoel op een zekere continuïteit in de ontwerpen van de meester. Hij past immers ook bij de vele gebouwen die hij tot in de jaren zestig ontwierp.

Architectuur

De vermaarde Nederlander liet een enorm patrimonium aan gebouwen na, waarvan er behoorlijk wat zijn bewaard. Sommige blijven dé mijlpalen van het moderne bouwen. Zoals het Rietveld Schröderhuis uit 1924. Rietveld was op vele terreinen actief. Eind jaren twintig groeide zijn belangstelling voor stedenbouw en sociale woningen. Zo experimenteerde hij in 1929 met een compleet prefab huis, dat hij in hetzelfde jaar op de reizende tentoonstelling Neues Bauen in Utrecht voorstelde. Aan de Waldeck Pyrmontkade in dezelfde stad trok hij in 1927-1928 ook een prefab chauffeurswoning op. In 1931 bouwde hij voor Truus Schröder-Schräder een rij van zes belangrijke huizen nabij haar eigen woonst aan de Erasmuslaan. Daarnaast ontwierp hij bedrijven, zoals de textielfabriek De Ploeg in Bergeyk en in 1954 het Nederlandse paviljoen voor de Biënnale van Venetië. Vooral in de provincie Utrecht is er heel veel van hem bewaard. Daarom werd er een Rietveld-tour bedacht die langs al deze plaatsen leidt. Deze schitterende brochure is vrijwel overal verkrijgbaar in de toeristische diensten en musea van de provincie.

Recordprijzen

In de internationale kunsthandel staan oude, originele meubels van Gerrit Rietveld borg voor gepeperde prijzen. Bovendien staan over de hele wereld collectioneurs te trappelen om een authentiek stuk in de wacht te slepen.

Om deze hype te begrijpen gingen we ons licht opsteken bij de designexpert van Christie’s Amsterdam, Marcel Brouwer. Volgens hem wordt de waarde in de eerste plaats bepaald door de authenticiteit en de ouderdom van het meubel. Aanvankelijk produceerde Rietveld alleen, maar slechts gedurende een heel korte tijd. Uit die beginperiode, van voor 1920, zijn er vrijwel geen meubels meer op de markt. Rietveld werkte al heel vlug samen met Gerard van de Groenekan, die de werkplaats in 1924 overnam. De man stierf pas in 1994, op negentigjarige leeftijd. Van de Groenekan heeft heel lang gewerkt, benadrukt Brouwer. Toen Rietveld in de jaren tachtig steeds populairder werd, heeft hij nog Rood-Blauwe stoelen gemaakt. Die was hij ook in de jaren vijftig en zestig blijven produceren. Het probleem ligt dus voor de hand : hoe oud zijn de stoelen ? Zelfs voor experts is dat niet altijd gemakkelijk na te gaan. Daarvoor hebben we soms extra gegevens nodig, zoals bewijzen dat het meubel al voor de oorlog in familiebezit was. Daarbij kunnen bijvoorbeeld foto’s helpen. Feit is dat van de Groenekan de meubels steeds op dezelfde manier heeft afgewerkt, waardoor er bijvoorbeeld tussen een Rood-Blauwe van 1930 en één van 1955 geen verschil is. Hij heeft wel gedurende een korte periode zijn stoelen gemerkt met een vignet. Bovendien zijn er op de markt ook vervalsingen. Advies van meubelrestaurateurs die weten hoe een oude stoel is vervaardigd, kan dus van pas komen.

De handel in designantiek heeft louter belangstelling voor oude, authentieke meubels van Rietveld. De beste exemplaren zijn gemaakt kort na het ontwerp, legt Marcel brouwer uit. Een Rood-Blauwe van na de oorlog, zelfs uit de jaren vijftig, is veel minder interessant dan een exemplaar uit 1930. En ook de Cassina-exemplaren hebben weinig waarde, en zullen volgens Brouwer ook nooit waardevol worden, omdat er veel van zijn en omdat je ze nog moeilijk als authentiek kunt beschouwen.

De prijzen verduidelijken meteen wat de verzamelaar zoekt. In 2002 werd een Rood-Blauwe stoel bij Christie’s New York verkocht voor 273.000 dollar. De taxatie lag ongeveer op de helft. Het was een exemplaar uit het einde van de jaren twintig dat deel uitmaakte van het interieur van kunstschilder Jacob Bendien. Zo’n hoge prijs vindt Marcel Brouwer niet meer dan normaal. Hij beschouwt deze oude exemplaren als echte kunstwerken van De Stijl. Op een sokkel geplaatst kun je ze als een beeldhouwwerk bewonderen. Als kunstwerk zijn ze goedkoop, vergeleken met bijvoorbeeld een tableau van Mondriaan uit diezelfde periode.

Maar veel oude meubels van Rietveld blijven wel min of meer betaalbaar. Zo is de naoorlogse productie van Van de Groenekan of Metz redelijk van prijs. Een Zigzag uit de jaren vijftig of zestig is goed voor 2.500 à 3.000 euro. Een Rood-Blauwe stoel uit de jaren zestig kan 3.000 euro waard zijn. Voor echte kunstliefhebbers blijft authenticiteit echter een magisch begrip. Verzamelaars kiezen daarom voor oude stukken die tenminste nog tijdens het leven van Rietveld zijn geproduceerd. Op de komende designveiling bij Chris-tie’s Amsterdam worden er op 9 november onder meer een aantal prototypes aangeboden.

Door Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content