VORIGE WEEK VIEL HET JAARVERSLAG van de Aidstelefoon in mijn brievenbus. Een lijvig geval, want er is iets bijzonders aan de hand : de organisatie viert haar tiende verjaardag, en dat moeten we geweten hebben. ?Niet dat aids een reden tot feesten is, maar er tien jaar tegen strijden wél”, staat er.

Het begon allemaal in ’85. Aids was toen in onze gewesten nog nauwelijks bekend, en er werd hooguit over gefluisterd. Ik herinner me nog dat een van de Knack-redacteuren beweerde dat het niet eens bestond, dat aids een verzinsel was van een bepaald soort media dat iedereen braaf en op zijn plaats wilde houden. Ik zweeg, maar ik wist wel beter : het virus had al toegeslagen in mijn onmiddellijke, intiemste vriendenkring. Drie van hen zijn ondertussen overleden.

Ik heb zelf een aantal keer de Aidstelefoon gebeld, met angsten en vragen over mogelijk besmettingsgevaar en over de evolutie van de ziekte. Telkens kreeg ik een begripvol en geduldig, geruststellend en deskundig iemand aan de lijn. Ik draag de jongens en meisjes van de Aidstelefoon dus een warm hart toe, en las met belangstelling het jaarverslag, dat tegelijk de geschiedenis van de werking geeft.

Ze begonnen met een twintigtal : vrienden van vrienden van vrienden, vol enthousiasme en idealisme. Nu is de Aidstelefoon uitgegroeid tot een professioneel werkende ploeg van een vijftigtal vrijwilligers, omkaderd door een vast en bezoldigd team met een secretaris-coördinator, een maatschappelijk werkster, en drie administratieve krachten. Per week is de Aidstelefoon op drie lijnen 43 uur bemand. Op werkdagen van 14 tot 22 uur, en op zaterdag van 14 tot 17 uur. Buiten deze uren is er dag en nacht een infoband. In tien jaar spraken 66.600 Vlamingen met een vrijwilliger van de Aidstelefoon, en hun aantal stijgt. In ’95 zelfs met bijna 20 procent, in vergelijking met het jaar daarvoor. Vijftig vrijwilligers zijn net te weinig om dat allemaal de baas te kunnen, en daarom doet de organisatie een oproep om zo snel mogelijk nieuwe kandidaten te vinden, voor wie de opleiding dit najaar in Antwerpen begint.

Van kandidaten wordt verwacht dat ze zich twee keer per maand engageren voor een telefoonsessie, en dit gedurende twee jaar. En zo gaat het volgens het jaarverslag ook in de realiteit, al zijn er nog steeds vrijwilligers van het eerste uur. Wat er verder van hen verlangd wordt ? Weinig specifieks, wel voldoende levenservaring om zich in alle mogelijke opbellers te kunnen verplaatsen, en de openheid die nodig is om bijvoorbeeld over orale of anale seks te praten. Leeftijd heeft geen belang : de jongste is nu 25, de oudste 69. Diploma’s worden niet gevraagd, hoewel verondersteld wordt dat een vrijwilliger minstens middelbaar onderwijs volgde. Er zijn huisvrouwen bij, maar veruit de meeste vrijwilligers hebben een vaste baan : er is (para)medisch personeel bij, een computerdeskundige, een vertegenwoordiger, een vertaler, een marketing manager… Twee derden van de opbellers zijn mannen, twee derden van de vrijwilligers zijn vrouwen. En ze blijven anoniem, net als de opbellers. Aan het eind van het gesprek vragen ze wel toestemming om te mogen weten uit welke provincie die belt, en in welke leeftijdscategorie hij of zij valt. Anonieme registratie heet dat, en daaruit leren we dat de meeste oproepers jonge mensen zijn : 70 procent is jonger dan 35, een op drie jonger dan 25.

Er bellen ook veel mensen die zich vanuit hun beroep zorgen maken : medisch personeel, brandweerlui, politieagenten. Om al hun vragen te kunnen beantwoorden, zorgt de ?vaste” freelance arts voor de medische opleiding. Wie slaagt in de schriftelijke test, mag doorgaan. Omdat medische kennis lang niet volstaat om opbellers te woord te staan, leidt de docent-maatschappelijk werker en psychotherapeut van het huis de kandidaat-vrijwilligers op tot goede telefonisten, die overweg kunnen met allerlei vragen over aids en veilig vrijen, en vooral met alle emoties die daarmee gepaard gaan. Daarna volgt er een stage : de stagiair volgt de binnenkomende gesprekken gedurende een 7-tal telefoonbeurten (zo’n drie maanden) samen met een ervaren telefoonvrijwilliger. Als de evaluatie goed is, kan de nieuwe vrijwilliger aan de slag. Niet dat hij/zij daarna in de kou staat : de Aidstelefoon organiseert maandelijks een bijscholingsavond, om de beurt psychosociaal en medisch. Daar wordt de verworven kennis opgefrist en uitgediept, nieuwe ontdekkingen en behandelingsmethoden uitgelegd. Vaak komen ook thema’s rond aids aan de orde, die meestal op een verkeerde manier in de actualiteit waren. Voelt u er iets voor om aidstelefoon-vrijwilliger te worden ? Stuur dan uw kandidatuur naar Postbus 169, 2060 Antwerpen 6.

Info : (078) 15.15.15, zonaal tarief, uit welke provincie je ook belt.URL : http://alt-www.uia.ac.be/u/ipac/aidstelefoon.html.

Griet SchrauwenIllustratie : Sandra Schrevens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content