Bob Van Reeth, Vlaanderens eerste bouwmeester, is een enthousiast hobby-kok.

Wat is het boeiendste aan het architectenvak?

Het ontwerpen. Je zo opladen dat er voldoende architecturale energie vrijkomt om een concept te creëren. Eigenlijk is het een soort labowerk.

Wat is uw mooiste realisatie?

Ik sta achter alle 300 studies die we gemaakt hebben.

Hoe gaat u om met kritiek?

Ik trek mij er niets van aan. Er is trouwens weinig gefundeerde commentaar. Met echte architectuurkritiek hou ik wel rekening.

Heeft u nog tijd voor iets anders dan werk?

Ik kook vaak. Dat is de absolute ontspanning. Het enige moment ook dat ik niet rook.

Heeft u voorkeurgerechten?

Niet echt. Ik hou wel van stoofpotten en vooral van improviseren. Ik kan geen twee keer hetzelfde maken.

Gaat u wel eens uit eten?

Jazeker, minstens twee keer per week.

In welke restaurants komt u graag?

Ik ga vanavond nog naar Hungry Henrietta. Ik kom ook graag in het Zuiderterras. Vooral als ik buitenlanders op bezoek heb. Het is tegelijk een representatie van ons werk en een goede manier om iets van de stad te laten zien.

Wat is het vreemdste dat u ooit heeft gegeten?

Oursin, zee-egel. Smaakt naar mijn gevoel naar urine.

Wat is uw lievelingskleur?

Voor kleren: zwart. Voor gebouwen hangt het af van de omstandigheden.

Hecht u belang aan kleren.

Ja. Ik ben fan van Issey Miyake. Wat mij boeit, is dat hij eigenlijk geen modeontwerper is. Hij is iemand die met materialen bezig is, die op zoek gaat naar nieuwe stoffen, nieuwe bewerkingen. Er staan zelfs twee Miyake-boeken tussen mijn architectuurlectuur.

Welk boek ligt op uw nachtkastje?

“Taal zonder mij” van Kristien Hemmerechts, over Herman De Coninck. Maar ik moet er nog aan beginnen.

Leest u veel?

Mijn job houdt in dat je veel moet studeren: je moet weten wat er in de wereld gebeurt. Het is een vak waarin je probeert een aantal aspiraties van deze tijd te verwerken. En dat heeft voeding nodig.

Houdt u van muziek?

Ja. Ik ben een vreselijke fan van Bob Dylan. Al jaren. Vroeger kende ik al zijn teksten van buiten. Verder luister ik naar klassieke muziek. Van Stockhausen tot Bach.

Doet muziek u wat?

Ik denk dat ik makkelijker geëmotioneerd ben door muziek dan door architectuur. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Ik ben ook verschrikkelijk jaloers op mensen die een instrument kunnen bespelen.

Bent u een verzamelaar?

Ik verzamel moderne stoelen. Alle mijlpalen in de geschiedenis van het meubel. Dat begint bij Thonet en Mackintosh. Het laatste dat ik gekocht heb, is een stoeltje van Eames, uit 1956. Ik vind het trouwens ontzettend moeilijk om een stoel te ontwerpen.

Aan welk object bent u gehecht?

Een spatel waarmee ik altijd in de keuken bezig ben. En mijn potloden. Als ik iemand een potlood cadeau doe, is dat meer dan een liefdesverklaring.

Welke eigenschappen apprecieert u in anderen?

Eerlijkheid, doorzettingsvermogen en generositeit.

Als u morgen op reis mag vertrekken, wat is dan uw bestemming?

New York. Voor mij de meest interessante historische stad in de wereld. De eerste keer al had ik het gevoel: ‘hier zou ik kunnen werken’. Maar dat geldt ook voor Firenze.

U bent echt een stadsmens?

Ja, de buiten is voor koeien.

Voor welke architect koestert u bewondering?

Voor vele. En uit alle tijden. Vroeger was het meer een soort opkijken naar. Nu voel ik meer verwantschap. Je herkent het ‘zoeken naar architectuur’. Als een gebouw dàt weerspiegelt, heb je volgens mij een vrij goede definitie van wat architectuur eigenlijk inhoudt.

Hilde Verbiest / Foto’s: Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content