Een oude rijwoning werd op EEN ongewone manier verbouwd. Ruwheid is hier tot credo uitgeroepen.

Jan De Vylder, Jo Taillieu en Inge Vinck leiden samen het bureau dat dit jaar de scenografie van de Interieur Biënnale te Kortrijk onder handen neemt. Het trio valt op door een taal die afwijkt van de nog steeds dominerende modernistische. Ruwheid als ornament is hun credo. Daarmee doelen ze niet op een brutalistische aanpak maar op de ruwheid der dingen, waarbij ze de toevalligheid niet schuwen.

Deze verbouwing is een project dat werd bedacht door Jan De Vylder, Trice Hofkens en Bert Van Boxelaere. Het betreft een oude rijwoning, die op een ongewone manier tot woning en atelier werd omgebouwd. “Misschien is het belangrijkste aan dit project wel de relatie met de bouwheer”, vertelt De Vylder. “Voor de aankoop werden we bij het project betrokken en meteen ontstond er een symbiose. De dag nadat we het project gezien hebben, is er een concept geformuleerd en hebben we besloten om het uit te voeren. Wat voordien de kleine ruimte achteraan de site was, werd atelier en de zone tussen het huis en de achterbouw werd overkapt met een openschuifbaar glazen dak, gebaseerd op elementen van de serrebouw.”

Zodra je de woning binnenkomt, overvalt je de ruwheid, die een soort chaos en onafgewerktheid met zich meebrengt. Het industrieel materiaalgebruik, de felgroen geschilderde steunbalken, de opeenvolgende glazen wanden, ruw metselwerk gecombineerd met bepleisterde vlakken vormen een ongewoon geheel. Daartussen bevindt zich het leven : boeken, papierwerk en virtuoze details, zoals knikkers die in de gleuf naast de schuifdeur liggen, kleurfragmenten naast een bol garen, die als bij toeval op deze plek verzeilden.

“De bouwheer is medeauteur van dit project. Door de interactie en ons gelijkgestemde oog voor detail en toeval is dit een bijzonder project geworden. We hadden niet het gevoel architectuur te maken, maar een huis. Een beetje zoals een couturier een pak op maat van de drager maakt”, vertelt De Vylder. Ondertussen is de woning een soort curiosum geworden, enerzijds door weinig huiselijk aandoende architecturale ingrepen, anderzijds door de manier waarop de bewoonster er elementen aan toevoegt, die interageren met de architectuur.

Het knooppunt van de woning is ongetwijfeld de binnentuin, die soms ook een binnenkamer is. Afhankelijk van het moment kan het glazen dak volledig geopend worden. Voor en achter die ruimte zijn de plekken waar de bewoonster werkt en leest. Achteraan in het atelier, vooraan in de bibliotheek. Als bezoeker word je via een glazen sas meteen de trap opgeleid, waardoor je wel zicht hebt op de creatieve werkplek maar geen toegang. Op de eerste verdieping bevinden zich de zitkamer en de keuken, met zicht op de serre. Doordat de nachtzone enkel bereikbaar is via een opklappende trap, heb je het idee dat deze woning verder geen kamers telt. Hierdoor ontstaat heel sterk het gevoel dat dit huis louter een atelier is. Dat hier ook andere dagdagelijkse bezigheden plaatsvinden, is heel subtiel weggegomd.

Tekst June Brown – Foto’s Filip Dujardin / Owi

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content