PARIJS

Als een defilé gemiddeld 60 silhouetten telt, dan hebben we in Parijs ongeveer 2000 outfits zien voorbijwandelen; over een ondermaats aanbod kunnen we dus niet klagen. Maar nu we weer thuis zitten, nog een beetje duizelig, kunnen we nog maar aan één item terugdenken: een Amerikaanse vlag, iets groter dan een beddensprei, uit de collectie van Van Ommeslaeghe. De vlag is volledig in zwart halfglimmend leder gemaakt, met zwarte horizontale strepen en zwarte, met de hand opgenaaide sterren; tijdens het defilé ligt die om de schouders van een model gedrapeerd, als een zware deken. Het is in feite een simpel idee. Zo simpel eigenlijk, dat we niet goed kunnen uitleggen waarom we zo geobsedeerd zijn door het ding. Misschien omdat het honderden beelden tegelijk oproept, van The Who slapend onder een Union Jack, over de wassen werken van Jasper Johns tot de spandoeken van anti-Vietnam-activisten. Misschien omdat we het ons evengoed in een witgekalkt museum kunnen voorstellen, als op de vloer van een minimale woonkamer, als in de kleerkast van een grootstadsvrouw, die de vlag als stola draagt op besloten party’s. Hoe dan ook: in dergelijke voor de hand liggende, maar geniale ontwerpen hebben we zin. Omdat ze ook buiten de modewereld esthetisch belang hebben; omdat ze dus nodig zijn, en omdat ze steeds schaarser worden.

De Amerikaanse vlag, opnieuw in wit-blauw-rood, figureert ook in de eerste prêt-à-porterlijn van het Nederlandse duo Viktor & Rolf, maar dan als print op broeken, blazers en hemden met ruches. Bij hen staan de stars & stripes symbool voor de amerikanisering van de mode, de heerschappij van het logo en grootschalige uniformiteit. Hun collectie heet The ruins of the avant-garde; het bij de uitnodiging geleverd manifest zegt terecht dat originaliteit, een essentieel element in Modeland, wegdeemstert, nu meer dan ooit. Viktor & Rolf weten als geen ander dat prêt-à-porter een economisch systeem is, gedreven door ontwerpersego dat het altijd moet afleggen tegen koning Geld. De globale corporate culture, voor velen een teken van moderniteit, is een reactionair gegeven, goed gecamoufleerd want gladgepoetst met bijdetijdse campagnes en flagstores. Maar bij elk systeem hoort een handboek, en dat hebben Viktor & Rolf goed bestudeerd: in plaats van een van tevoren verloren strijd aan te gaan met de tijdgeest, plooien deze rebellen-in-schaapsvacht zich naar de regels van het spel en brengen ze een volwaardige kledinglijn, die voor het eerst meteen van het rek verkocht kan worden en toch een graad van subversiviteit behoudt. Hun vormentaal die ze de afgelopen jaren via kunstcircuits en onconventionele coutureshows aan de wereld lieten zien, is behouden; de ruwe kanten zijn bewust bijgeschaafd maar de kleren ogen niet banaal. Gekleed in Viktor & Rolf, doet men nog steeds hoofden omdraaien, wat een ander essentieel element in Modeland is. Met deze collectie heeft het tweetal een ei zo na vlekkeloos mode-examen afgelegd en is geslaagd met vlag en wimpel, letterlijk in dit geval.

De mode houdt vol dat alles snel moet komen en weer verdwijnen; dus worden om de zes maanden, met een ijzeren regelmaat, ‘nieuwe generaties’ geïntroduceerd, die telkens weer als reddingsboeien van de mode moeten dienstdoen. Iedere dergelijke frisse golf laat weer iets anders aanspoelen, of het nu arsenicum-gotiek, gouvernante-chic of Fiorucci-gedol is. Als het maar uit de jaren ’80 komt, want dat is de potgrond van alle nieuwe generaties samen. Op het eerste gezicht lijkt het op een quiz, met als hamvraag: “Herinner je je deze nog?” In realiteit is het een moeras waar velen welgemutst en met overgave induiken. Kopje onder, kopje boven: wat maakt het uit.

Bij Vuitton is het schrijnend: Marc Jacobs, op elk gebied een Amerikaan, wil kunnen meepraten met zijn nieuwe Parijse vriendenkring en pretendeert indertijd ook naar Franse synthesizer- new wave te hebben geluisterd. In plaats van gerechten, serveert hij uitgescheurde kookboekenpagina’s op een bord: zijn collectie bevat diagonale zilveren ritsen, aan één kant afzakkende schouders, vuilniszakjurken met ceintuurtjes en spencers met rechte schouders: allemaal zoals het hoort, en toch volledig verkeerd.

Stella McCartney speelt het bij Chloé veiliger en lijkt te willen zeggen dat haar stoeipoezen gewoonweg met àlles goed staan, dus ook met vleermuismouwen en gefronste boothalstops.

Nicolas Ghesquière (Balenciaga) is dan weer een meester in genadeloos perfecte presentaties: zijn mannequins zijn ijskoude, wandelende plaatjes op tiktokkende naaldhakken, nog net humaan genoeg om niet op parodieën te lijken. Ze dragen smalle harembroeken, blazers in de vorm van een omgekeerde driehoek en jurken met losse, schuingetrokken panden. Ghesquière kan vlijmscherp ontwerpen, dat bewijst hij nu opnieuw, maar zijn nijdig trekje om iedereen zijn eigen tienererfgoed op te dringen, werkt vermoeiend.

O livier Theyskens maakt er voor deze winter een regelrecht potje van: er zijn crinolinejurken, seventies-olifantenpijpen, matelassé lederen anoraks tot op de knie, Chanel-tweed en nog duizend andere stijlrichtingen, waarvan geen enkele echt beklijft, omdat ze blijven steken in het rudimentaire, niet erg prettig ogend stadium. Theyskens wil overduidelijk vooruit, wat een goede reflex is. Zolang hij zijn eigen benen maar kan volgen.

V eronique Branquinho ontsnapt deze keer aan het eighties-keurslijf met verbluffende verve: ze opteert voor camel, bruin en klassieke Engelse ruiten, voor kaarsrechte maar erg vrouwelijke regenjassen, nette blouses en knielange rokken. Het is een gimmick-vrije, traag maar verdienstelijk ontluikende collectie die vooral een mooi beeld oplevert, wat in de algemene wildgroei geen sinecure is.

Bernhard Willhelm eindigt ook sterk in de reeks: via een videovoorstelling toont hij zijn caleidoscopische, gecontroleerd wilde outfits op meisjes die schommelen of op trampolines springen. Alles schreeuwt fun, maar dan in de goede zin van het woord: normaliter moeten we bij die term aan de vreselijke B-52’s denken, of aan – vraag niet waarom – Up With People, maar de wijduitstaande petticoats en de dinosaurusbedrukkingen van Willhelm verraden een anarchistische, dus vitale zin voor humor én modemaken.

Sommigen vinden Mooi en Meedogenloos een postmoderne versie van burlesk theater, maar een nog betere soap speelt zich af ten huize Saint Laurent. Sinds de Gucci-overname zijn de afleveringen er heel wat spannender op geworden en de animositeit tussen Tom, Hedi, Yves, Pierre en Alber is zo goed gespeeld, dat het misschien wel echt is. Elbaz is nu officieel de deur gewezen, maar hij hoeft niet met gebogen hoofd te vertrekken: zijn afscheidscollectie voor la maisonYSL is (eindelijk, maar blijkbaar te laat) op niveau, vooral door het gebruik van zwart leder voor blouses, waarbij dito dassen gecombineerd worden en bruinkleurig bont voor knielange jassen. Afgaand op zijn tekenstijl, gebruikt Elbaz nooit het woord ‘vrouw’, wel te allen tijde ‘dame’, maar hij kan haar wel ingetogen sexy maken, beleefd taalgebruik of niet. De YSL-stijl blijft overigens het best binnenshuis: Jeremy Scott, die elke opborrelende kwinkslag zelf tot geniale vondst uitroept, persifleert dit seizoen met een uitgestreken gezicht de femme de luxe van Saint Laurent. Scott is, net als Jacobs, zodanig gefascineerd door het idee van de archetypische, mondaine Parisienne, dat hij graag de cartoonversie met de echte verwart.

De Japanners hebben een beetje last van jetlag: Comme des Garçons maakt weinig indruk, hoewel de punky ceintuurs op blazers, de snelgezette bedrukkingen van scheermessen en rode lippen en ruwe tule als in your face bedoeld zijn.

Yohji Yamamoto zoekt Mongolië en de noordpool op en komt terug met eskimojassen en tonnen bont, maar ook met plompe vormen en loodzware volumes. De collectie van Junya Watanabe is visueel opnieuw een hoogstandje, zeker als de modellen op walsmuziek de zaal binnenschrijden, in bolle, coconachtige mantels die aan amorfe lampions doen denken. De felle tinten zijn prachtig en het vakmanschap onbetwist, maar het geheel heeft iets studieus. Watanabe kleurt binnen zijn eigen lijntjes, hoe briljant de tekening ook is.

Experimenten ook bij debutant Angelo Figus, net afgestudeerd aan de Antwerpse Academie, maar zijn overdreven plooi- en mouleerwerk poogt zodanig hard om ziel te hebben, dat het vaak anders uitdraait, en het wordt bovendien in een miserabel sfeertje getoond.

Het Belgische duo A.F. Vandevorst slaagt er wel in om een intensieve research om te zetten in modieuze kleren; het overheersend thema is deze keer de wereld van het paard, wat de aanwezigheid van de aangeklede jockey- girls en stalmeisjes verklaart. Maar het is opnieuw Martin Margiela die bewijst dat een goed idee het best zonder al te veel afleiding wordt doorgedreven: hij werkt verder op zijn oversized-thema, maakt nu alles nog groter dan vorig seizoen, en hij komt uit op een beeld dat veel weg heeft van eighties-Japanners, maar dat tegelijk chic en weerbarstig oogt. En erg sterk.

Dries Van Noten en Ann Demeulemeester zorgen allesbehalve voor aardverschuivingen, daarvoor zitten ze te stevig in het eigen zadel. Demeulemeester brengt weer haar vertrouwde asymmetrische wikkels en coupes, deze keer met veel bont en wapperende, glanzende rokken en lappen. Van Noten van zijn kant brengt opnieuw een ongecompliceerd defilé, wat hem veel beter past. Weg zijn de stylingsnufjes: zijn collectie heeft een interbellumsfeer, met dikke rokken in tweed en hooggesloten bloesjes, in een vuilig kleurenpalet (mosterd, oudroze, mosgroen) dat ons doet denken aan een spikkeltrui uit onze jeugd, gebreid met Phildar-wol.

Veel oudroze ook bij Thimister, tot in de haarverf toe. Hij probeert fragiele poëzie met moderniteit te verzoenen. Dat lijkt makkelijk, maar is het niet. De kleren, met een nochtans brute grafische snit, komen soms gevaarlijk dicht bij het oubollige.

Van Ommeslaeghe draait undergroundfilms van Jonas Mekas en plaatjes van Yoko Ono tijdens zijn show. Het zijn referenties die niet voorspelbaar zijn of ingegeven door een trendboek, wat hem op artistiek vlak integerder maakt dan vele concurrenten. Zijn collectie bevat elegante kruisingen tussen kimono’s en smokings, maar het zijn de meer primaire ideeën die nazinderen: een jurk in golvend zwart haar, een lange tricotjas, bezet met uitvergrote handwerksteken of een slepende cape, bezet met badges-met-speld die overtrokken zijn met dezelfde stof. En onze droomvlag natuurlijk, waarvoor we nu al beginnen te sparen. (PDP)

MILAAN

P rada. Dat lijkt wel het sleutelwoord voor de wintercollecties 2000-2001 die in Milaan getoond werden. Prada was tijdens de Milanese modeweek overal. Aan de arm van tientallen moderedactrices die met de Prada-bowlingtas op de defilés verschenen. In de etalages van gerenommeerde patisserieën waar suikeren zeiljachten met Prada-logo verwezen naar de Luna Rossa, het door Prada gesponsorde jacht in de America’s Cup. En ten slotte in de geest van de meeste collecties: de bourgeois chic die Miuccia Prada deze zomer dicteert, vindt volgende winter algehele navolging.

Dat heeft voordelen. Een chique madame op hoge hakken en in een getailleerd mantelpakje heeft een bepaalde stijl. Een plooirokje met blouse en jasje eveneens. Bovendien is het een beeld dat makkelijker te begrijpen is dan experimentele vormen. Moeders kunnen blij zijn: hun dochters spiegelen zich vestimentair aan hen. Ze zullen er deftig bijlopen, nu ze hun ma’s kleerkast ontdekken.

Deze terugblik op mode geeft ons een les in modegeschiedenis. Antonio Berardi doceert over de jaren ’20, Prada doet dat over de jaren ’40, Gucci maakt een eigenzinnige en sexy mix van de jaren ’60, ’70 en ’80. Ver van de bourgeois chic laat Nicolas Ghesquière voor Callaghan zien dat een deel van de jaren ’80 – leggings, maillots als Dolly Dots-beenverwarmers – maar beter vergeten blijft.

De bourgeois chic heeft echter ook nadelen. De stijl wordt steevast gelinkt aan het begrip ladylike en in het Engels klinkt dat goed. Maar de Nederlandse vertaling zegt pijnlijk accuraat waarop dat in veel gevallen uitdraait: damesachtig. Een verkeerd detail – de hak van een schoen, de lengte van een rok, de combinatie van de stukken onderling – kan een silhouet er op slag en onverbiddelijk bobonne doen uitzien. Het is een moeilijke evenwichtsoefening. Pucci slaagde daar niet in. Hoewel dit echt de tijd van Pucci zou moeten zijn – we hebben in veel collecties Pucci-prints gezien – mist deze Italiaanse klassieker pit en oogt het geheel oubollig. Ook bij Max Mara sloeg de balans af en toe naar de verkeerde kant. Traditiegetrouw werden knappe blousons en mantels getoond, maar een rok in tweed, een lange lichtbruine cardigan met duffe print of een kraagloos pakje in hanenpoot, gedragen met platte schoenen, flatteerden zelfs de jonge modellen niet. Jong zijn is overigens een vereiste om de bourgeois chic waardig te dragen. Dat vinden we, zelf niet meer piep, een nadeel. Maar zo gauw geven we het niet op: we proberen ons de stijl stap na stap aan te meten. Deze week een cardigan en om de hals een nauwaansluitend sjaaltje, volgende week wordt daaraan een knielang rokje en een elegante sandaal toegevoegd. Tegen de winter zou het moeten lukken.

De chique sfeer is zelfs voelbaar in de jonger gepositioneerde en doorgaans sportievere bijlijnen van de grote huizen. Zo leek Emporio Armani wel heel erg op een Giorgio Armani-collectie, met de typische goed gesneden broekpakken en mantels. Enkele stoere maar verfijnde silhouetten in zwart leer krikten het Emporio-gehalte op.

Sportmax, vorig seizoen luchtig en sportief, is jong van styling, maar streepjeshemden en tweed pantalons getuigen basicly van burgerlijke chic. Zelfs Versus opent met een beige broekpak. Het kleurrijke topje en de rode schoenen eronder stellen echter meteen gerust: wat volgt is vrouwelijk en sexy – wat een decolletés! -, alleen met een minder nachtclubgehalte dan gewoonlijk, wat we toejuichen.

Maar zelfs zonder het stijlvoorbeeld van Prada heeft Milaan altijd een hoge chic-factor. Pronken met de duurste leersoorten en het onbetaalbaarste bont is hier bon ton. In de bekende winkelstraat Via Monte Napoleone flaneren zij aan zij dames met jassen en tassen ter waarde van een gemiddelde designkeuken. Op de catwalk mag het nog iets meer zijn. Lange statige jassen in brokaat bij Gianfranco Ferré, knappe leren motardpakken bij Gucci, mantels in een kleurrijk patchwork van nerts bij Dolce & Gabbana en fantastische bontjurken bij Versace. Het moet gezegd dat Donatella Versace hiermee voor het opwindendste defilé van de week tekende: “Welcome to the Valley of the Dolls” omschreef Women’s Wear Daily de ongegeneerd glamoureuze en sexy collectie.

Om in de chic-trip te blijven, moeten we het ook zeker hebben over moderne en minimalistische chic, een discipline waarin Jil Sander de onbetwiste nummer 1 is. Een defilé en petit comité was het emotionele afscheid van de ontwerpster Sander. Ze stapt op na meningsverschillen met Prada-baas Bertelli, die sinds enkele maanden een meerderheidsaandeel in haar bedrijf heeft. Ook Sander toonde mantelpakjes en hoge hakken, maar op zo’n verfijnde manier dat retro geen kans kreeg. Een plissérokje met getailleerd jasje of een witte rok met een paar grote, zwarte noppen vormden elegante maar krachtige silhouetten. Ondertussen draait de geruchtenmolen over de toekomst van Jil Sander op volle toeren: komt ze terug, verkoopt Prada de collectie aan LVMH? Wordt vervolgd.

Retro is een woord dat evenmin voorkomt in het repertoire van Gabriele Strehle van Strenesse. De vrouwelijke collectie, met knielange plooirokken en jurken in rustieke stoffen, verwerkte invloeden uit de jaren ’40 op een zeer moderne manier.

Ook Genny en Byblos kleden moderne vrouwen, die gelukkig niets te maken hebben met duffe dames. Marni biedt dan weer een vrolijk en meisjesachtig alternatief voor te veel ernstige chic.

Ten slotte lieten A.F. Vandevorst voor Ruffo Research een motardclub uit het Antwerpse defileren. Stoere en fiere mannen met lang haar en een dikke snor. Ze droegen een lange leren jas of een blouson in mouton retourné en zelfs een jeansdebardeur die van leer bleek te zijn. Voor de vrouwelijke modellen waren er mouton retourné tunieken en korte, doorstikte leren blousons. Tussen al de filmsterrenglamour in Milaan zorgden twee Belgen voor een gepaste dosis antiburgelijkheid. (TM)

Peter De Potter en Trui Moerkerke / Foto’s Etienne Tordoir e.a.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content