‘Soms lijkt het alsof de totale hoeveelheid gezeur in de wereld altijd gelijk moet zijn’

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

Eindelijk is het zover: ik fiets naar het vaccinatiecentrum in het zonnetje – wat verkleuterend is voor een hemellichaam waar we met planeet en al een miljoen keer in passen. In het vaccinatiecentrum word ik voorgesteld aan mijn vaccinator. Dat woord doet mij denken aan Terminator, hoewel de man geen spat lijkt op Arnold Schwarzenegger. Hij draagt een badge waarop het woord doof staat en hij kijkt bedenkelijk. Stilzwijgend laat ik mij het vaccin inspuiten. Het brandt wanneer het onderhuids gaat. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ik het nu niet meer echt nodig heb, maar ik wil mee in het verhaal van wederopstanding. Ik blijf geloven in de overheid, zij het schoorvoetend en met lange tanden.

Soms lijkt het alsof de totale hoeveelheid gezeur in de wereld altijd gelijk moet zijn.

‘I’ll be back’, zeg ik tot afscheid met een Oostenrijks accent. Mijn vaccinator lacht als een boer met kiespijn. Ik fiets terug naar huis in nog steeds datzelfde zonnetje, en passeer langs het kerkhof waar onlangs een groepsverkrachting heeft plaatsgevonden. Dat kerkhof ken ik op mijn duimpje. Soms bezoek ik er een schrijver die gezegd schijnt te hebben: ‘Ik hou meer van regen dan van zonneschijn. Ik hoor liever een hond blaffen dan een symfonie van Beethoven.’

Kerkhoven zijn reservaten, ik praat er graag met de vergankelijkheid. Als iemand kerkhoven luguber vindt, antwoord ik dat je meer schrik moet hebben voor de levenden dan voor de doden. Dat is hier eens te meer gebleken. In het kielzog van de feiten leer ik een woord dat ik nog niet eerder gehoord heb. Doxxen: het publiceren van privégegevens als intimidatie of om iemand te kijk te zetten. Het woord doet mij denken aan Jomme Dockx, de simpele ziel uit De collega’s, of anders wel aan een verhuurbedrijf voor busjes en kleine vrachtwagens.

De x is duidelijk in opmars in de wereld. Naast antivaxxers zijn er nu ook doxxers. Er is iets ingrijpends aan het ontsporen. Iedereen voelt het, maar niemand kan er de vinger op leggen. Gelukkig verdwijnt er af en toe ook een probleem naar de achtergrond. Je hoort voorlopig niet veel meer over de stand van het grondwater. Het hoofddoekendebat is wel heropend, de aandacht voor dat soort dingen is omgekeerd evenredig met het aantal ziekenhuisopnames. Soms lijkt het alsof de totale hoeveelheid gezeur in de wereld altijd gelijk moet zijn. Verdwijnt het ergens, dan steekt het elders met een ander petje de kop op.

Uit onmacht om de grote dingen op te lossen, focus ik mij op de kleine dingen die dichter bij huis zijn. Om de duiven in mijn lusttuin af te schrikken, bestel ik een windorgel om in de boom te hangen. ‘De klankbuizen zorgen voor een rijk en rustgevend geluid,’ belooft de beschrijving, ‘wat jij wel nodig zult hebben na een lange dag werken.’ Ik hou er niet van als anderen mijn noden denken te kennen.

‘In de nacht,’ zegt een vriendin, ‘klinkt zo’n windorgel griezelig.’

Dat zou weleens kunnen kloppen, volgens de website Eerie Instruments Played by the Wind. Misschien moet ik het windorgel inruilen voor een vreeswekkende kraai van plastic.

‘Werkt niet!’ waarschuwt iemand in een review. ‘De duiven gaan er doodleuk bovenop zitten.’

Wat ik dan weer prachtig vind.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content