Fotograaf Willy Vanderperre is 32, West-Vlaming, gehuisvest in Antwerpen en achternagezeten door zowat alle topmagazines ter wereld. Zijn foto’s zijn sterk door de eenvoud en pakkend door de emotionele resonantie.

Zo op papier, en met de foto’s als bewijzen, kon het niet mislopen, maar dat is qua logica achteraf misschien te gemakkelijk gesteld. Want, zo benadrukt hij, er was nooit een uitgedokterd plan. Ja, het gaat goed met de carrière, heel goed zelfs, maar wie verhalen met blits en glamour en mondain erin verwacht, vangt bot, want hij werkt liever in de ontwikkelkamer, hard en geconcentreerd. Hij fotografeert in Londen, Parijs, New York en toch vernoemt hij vooral de mensen met wie hij samenwerkt, “aangezien een beeld altijd teamwerk is, daar staat of valt het mee”.

Zoals dat gaat, was fotografie een vroege liefde. “Nog voor ik naar de middelbare school trok, wist ik al dat ik later ‘iets visueels’ wou doen”, zegt hij. “Tot mijn achttiende volgde ik alle artistieke vakken, maar fotografie zat toen niet in het lessenpakket. Alleen al daardoor stelde ik het me voor als een hogere discipline, als iets heiligs. Trouwens, als ik moest tekenen of schilderen dan ging ik zonder uitzondering inspiratie zoeken in monografieën van de meesterfotografen. Bij André Kertész bijvoorbeeld, of Robert Mapplethorpe, of Duane Michaels.”

Niet geheel verwonderlijk voor een visueel ingesteld iemand, voegde hij ook mode toe aan zijn spectrum, en bovendien had hij de tijdgeest mee. “In het begin van de jaren negentig was er een revolutie gaande in de modefotografie. De reality photography duwde de frivole glamour van de weg, en een garde nieuwe fotografen begon het verleden te herinterpreteren. De campagne voor het Ck-One-parfum van Calvin Klein was een mooi voorbeeld. Die sobere zwart-witte studiobeelden van tieners refereerden overduidelijk aan het werk van Richard Avedon uit de jaren zestig, maar ze waren met respect gemaakt. Ik herinner me dat ik die hele ommekeer alleen maar via de bladen kon volgen, maar het werkte bevrijdend. Ik besefte dat er ergens, ooit een mogelijkheid was om mijn eigen ding te doen.”

Klein begonnen

Hij ging dan ook fotografie studeren, maar na de opleiding kwamen de opdrachten niet vanzelf aanwaaien. En toch : wie een droom heeft, houdt die beter een heel leven bij, maar nog verstandiger is er ook daadwerkelijk aan te sleutelen. Dat had ook Vanderperre begrepen, en samen met hem stylist Olivier Rizzo en make-up artist Peter Philips. In 1997 begonnen ze samen te werken, als en onder vrienden, enerzijds voor de lol, anderzijds om te oefenen, want ze hadden elk voor zich een vaag idee van een ideaal en vooral persoonlijk (mode)beeld. “Het ging er heel gemoedelijk aan toe”, herinnert Vanderperre zich. “Altijd op hetzelfde appartement, in dezelfde woonkamer. Heel vaak op zondagnamiddag, dan hadden we alledrie vrij. Ik haalde een aardbeientaart bij de bakker om de hoek, dat was haast een ritueel. Olivier en Peter waren al professioneel bezig met hun vak. Ik van mijn kant had weinig ervaring, en even weinig materiaal, maar die beperkingen stimuleerden me. Waarschijnlijk omdat ik geen druk van buitenaf voelde. Wel wou ik enkel met daglicht werken, omdat ik dat het mooiste en het eerlijkste licht vond. Als modellen hadden we jongens en meisjes die we op straat hadden aangesproken, of die we via via kenden. Dat feit droeg ook bij tot een andere sfeer.”

“Nu kan ik vergelijken, want tegenwoordig werk ik voornamelijk met modellen uit agentschappen, maar het gaat er anders aan toe als je iemand fotografeert die in dezelfde stad woont, dezelfde taal spreekt en, het allerbelangrijkste, niets anders dan zichzelf kan zijn, omdat hij of zij niets afweet van het modellenberoep. Hun verhalen, hun belevenissen maar evengoed de manier waarop ze zich kleedden of gedroegen, verwerkten we soms in de beelden die we van hen maakten. Vandaag de dag kan dat niet meer, want het gebeurt soms dat een model letterlijk drie uur in de studio zit en daarna alweer een vliegtuig richting andere kant van de wereld moet nemen. Maar toch, als ik fotografeer, komt nog steeds veel inspiratie van het model, daarom boek ik vaak dezelfde gezichten. Ik zeg altijd : een model is geen wegwerpding. Een model is iemand van vlees en bloed die een uiterst moeilijk beroep uitoefent en hard werkt. Altijd in dienst van. Echt, ik heb het grootste respect voor modellen. Daarom wil ik dat elke foto die ik van hen neem er als een hommage aan hen uitziet.”

Topmagazines

De beelden die het team Vanderperre-Rizzo-Philips produceerde, verdwenen evenwel niet in een doos op zolder, maar haalden tot hun verbazing en blijdschap de internationale modebladen. Het eerste magazine dat toehapte, was de Britse stijlbijbel i-D. “We hadden beelden gemaakt voor een tentoonstelling van Modo Bruxellae en i-D wou wel aandacht besteden aan het evenement. Wij dachten : dat wordt een artikeltje met de affiche van de tentoonstelling als illustratie. Maar Terry Jones, de hoofdredacteur, koos er enkel onze bijdrage uit en drukte die op een dubbele pagina af ! Dat was in de zomer van 1998. Een maand later bleek Alex Brown, redactrice bij het New Yorkse Visionaire, op zoek naar ons. Ze vroeg ons beelden te leveren voor V Magazine, het nieuwe blad van Visionaire. Hopla, in een recordtijd stonden we zowel in een Engels als een Amerikaans toptijdschrift ! Dat was slikken hoor.”

Zo kwam de trein op gang, sneller en sneller, hoewel het drietal zo lang als het nog kon bleef werken vanuit hun huiskamer, want daar stond de tijd, even, stil. In die periode ontstond het ondertussen veelverspreide beeld van een jongen, Robbie, met een Mickey Mouse op zijn gezicht getekend. Die foto, uit 1999, haalde onder andere in 2003 de omslag van de catalogus van de tentoonstelling The Fourth Sex (Firenze). Raf Simons nodigde Vanderperre uit om zijn catalogusfoto’s te maken en hing die op bij Colette in Parijs. Toen Simons een volledig nummer van i-D mocht samenstellen (in februari 2001) gaf hij opnieuw carte blanche aan Vanderperre en zijn kompanen : met hun modereeks haalden ze zelfs de cover van die editie (dezelfde foto sierde twee jaar later het overzichtsboek Fashion Now). Ondertussen bleef V Magazine foto’s bestellen, en ook Vogue Hommes International en Dutch belden. Vanderperre en zijn kameraden hadden klaarblijkelijk een landsgrensoverschrijdende snaar geraakt.

“De juiste sfeer op het juiste moment ?” vraagt hij zich nu hardop af. “Het waren beelden die afweken van de typische glamour, maar ook van de typische trashy snapshotstijl. Men vraagt me wel meer wat er dan zo specifiek is aan mijn beelden. Ik denk het emotionele aspect. Mijn foto’s draaien haast altijd rond gevoelens van transitie, rond jonge mensen die volwassen worden. De ontwapenende schoonheid ervan, en de onzekerheid die daarbij komt kijken. Nooit agressief, of uitdagend. Houdingen zijn ook primordiaal. In de studio voel ik me soms een beeldhouwer : ik sculpteer een lichaamshouding zodanig lang totdat ik tevreden ben. En dan zoeken we de juiste uitdrukking. Met modellen die al lang in het vak zitten, moet ik wel eens op voorhand overleggen, want zij zijn gewend na elke klik van de camera een andere beweging met hun heupen of armen te maken. Maar dat interesseert me niet. Ik wil hun eigenheid vastleggen, hun schoonheid, hun menselijkheid, op een manier die er ongedwongen uitziet.”

Stoute schoenen

Vanderperre is sinds een paar jaar fulltime fotograaf en wordt nu vertegenwoordigd door het agentschap MAO, dat zetels in Parijs en New York heeft. Dat laatste mag gerust een wapenfeit heten, want MAO is één van de belangrijkste vertegenwoordigingskantoren binnen de industrie, met grut houdt het zich niet bezig. Met Vanderperre dus wel. “Op een bepaald moment moest ik die stap zetten”, zegt hij daarover. “Om praktische redenen, en omdat een agentschap je kan introduceren in andere kringen. Dus heb ik op een dag mijn stoute schoenen aangetrokken en een afspraak gemaakt met de Parijse afdeling van MAO. Al aan de telefoon werd ik afgewimpeld want, zo luidde het, ze hadden al fotografen genoeg onder contract. Ik ben toch langsgegaan met mijn portfolio, om ten minste een eerlijk oordeel over mijn werk te horen. Dat kon, de hoofdverantwoordelijke wou daar wel eens haar licht over laten schijnen, tussen twee afspraken door. Ze nam me apart, en begon te kijken. Ze haalde er een tweede iemand bij, en een derde. Ik herinner me nog elke seconde van die vergadering, ik dacht ter plekke te sterven van de zenuwen. Vooral nadat een vierde persoon, die er ondertussen ook al was bijgekomen, al na twee minuten de kamer verliet met de mededeling dat hij mijn foto’s “maar niks vond”. Een afgevaardigde vanuit New York werd naar de kamer geroepen. Ondertussen werd er gebladerd door mijn boek en vooral weinig gezegd. Plots klapte de big boss mijn portfolio dicht en zei : ‘Als jij er zin in hebt, jongeheer Vanderperre, dan gaan wij heel graag met u in zee.’ Vijf minuten later stond ik buiten, naar lucht te happen.”

De samenwerking met MAO verloopt sindsdien prima, zegt hij. “Het agentschap draagt me voor bij nieuwe klanten, en ik van mijn kant kan mijn eigen verlanglijstje afgeven. Op die manier proberen we een traject uit te stippelen waarbij we ons allebei goed voelen.” Zijn internationale profilering heeft totnogtoe opdrachten voor The Face, Numéro Homme, Dazed & Confused en L’Uomo Vogue opgeleverd, en shoots met topstylisten als Joe McKenna, Katie Grand (voor het tijdschrift Pop) en Alister Mackie (voor Another Magazine) en met kappers als Guido Palau (voor i-D en Arena Homme Plus). Met Olivier Rizzo en Peter Philips, die allebei op hun beurt ook internationaal brokken zijn gaan maken, blijft hij werken, zij het nu in grote fotostudio’s in het buitenland, niet langer in de woonkamer. Vanderperre wordt ook steeds meer gevraagd voor kunstprojecten, zie zijn tienerportretten voor de expo Excess (van Pitti Immagine in Firenze, januari 2004) en zijn deelname dit voorjaar aan een groepstentoonstelling bij Peres Projects, de galerie uit Los Angeles.

En vanaf vandaag, verder. Naar een wereldstad verhuizen, nog grotere opdrachten binnenhalen, een eigen studio bouwen, een trits assistenten inhuren, andere artistieke horizonten verkennen…, het zou allemaal kunnen, of mogen, maar misschien ook niet. “Het zijn zaken die ik op mijn manier zal aanpakken als het moment er rijp voor is”, vindt hij. “Mijn foto’s blijven op de eerste plaats komen. En als die iets in mensen teweegbrengen, ben ik heel gelukkig.” n

Tekst Peter De Potter

“Aanvankelijk werkten we in de woonkamer van een appartement, met als modellen jongens en meisjes die we op straat hadden aangesproken.””Eerst de Britse i-D en daarna het New Yorkse V Magazine : in een recordtijd stonden we zowel in een Engels als een Amerikaans toptijdschrift ! Dat was slikken hoor.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content