“Neen, ” zegt Willem Vermandere, “ik ga zeker niet de nationalistische toer op. ” Zijn nieuwe werkstuk “Mijn Vlaanderenland” is gewoon “het portret van een haat-liefde-verhouding. “

JACKY HUYS

Men zou kunnen denken : ach, een nieuwe cd van Vermandere, en dan, maakt men zich druk als de winter na de herfst komt ? Edoch : er is bijvoorbeeld de vaststelling dat deze plaat er sneller is dan voorgangers. Dat er ook meer instrumentale passages op staan, alsof dàt de kern is geworden : muziek. “Ik zeg het vaak op het podium, ” zegt Vermandere, “als een mens met de jaren meer op zijn vader gaat gelijken, dan zal bij mij alle behoefte om nog te praten afsterven en zal ik gewoon nog muziek spelen. Zoals mijn vader deed. Die behoefte om te musiceren, om van ieder lied te profiteren, om daar toch een instrumentaal refreintje aan toe te voegen, om zonder woorden iets te zeggen, die behoefte komt waarschijnlijk van mijn vader. Ik ben levenslustiger dan ooit. Ik denk dat ik misschien blijere muziek maak dan vroeger, vroeger toen ik oud was.

Wordt het schrijven van woorden moeilijker ? Heb je nooit het gevoel dat alles al gezegd is ?

Vermandere : Als ik weer een nieuw mens word, zijn er weer nieuwe dingen te zeggen. De tijden evolueren voortdurend. Nu, tot op de dag van vandaag, heb ik alles gezegd. Maar wat de dag van morgen zal brengen, dat moet weer verwoord worden. Dat is precies het wonderlijke ervan. Voor een aantal mensen is alles wat ik vroeger deed onovertrefbaar. Blanche en zijn Peird is voor uitgeweken Westvlamingen het summum. Voor mezelf natuurlijk niet. Je wordt een ander mens, complexer. Hoe ouder je wordt, hoe meer je de wereld ervaart als complex, als ondefinieerbaar, als onzegbaar. En toch schrijf je erover. Je gaat je gevoelig opstellen tegenover wat er gebeurt rondom jou. Dat is schrijven : elke keer opnieuw je ziel blootleggen. In de moderne wereld verwachten ze dat je meer onderkoeld bent, meer afstandelijk. Ze willen dat je precies het tegenovergestelde zegt van wat je bedoelt.

Is het niet makkelijker om over jezelf te schrijven dan altijd nieuwe dingen te moeten uitvinden.

Vermandere : Men vraagt mij vaak over de angst om uitverteld te raken. Ik heb er een mooie metafoor voor : de menselijke ziel is een komposthoop waar alles wordt ingegooid, alle keukenafval en restjes. Dat ligt daar te gisten. Alles wat je meemaakt in je leven de gesprekken die je voert, de boeken die je leest, de films die je ziet dat ligt daar allemaal te gisten in je ziel. En in de mate dat je een rijke humuslaag hebt, springt er een bloem met een tak uit. Allerlei vreemde dingen ontkiemen daar. Zo ervaar ik dat en ik geloof daar echt in. Je moet niet bang zijn voor de dag van morgen. Lees maar, trek de wereld in en bekijk de wereld met tedere ogen. Stel je kwetsbaar op en wees maar geërgerd dag in dag uit om de dwaasheid van de wereld. Put je kracht daaruit. Zolang dat er allemaal is, kan je maar beter blijven schrijven. Het muzikale is iets dat er insluipt : er is toch geen zeggen aan de wereld, laten we maar muziek spelen. Mijn vader zei altijd : “Zwijgt en zingt”.

De mensen die hun hele leven verwonderd tegen de wereld aankijken, zijn de mooiste mensen, maar het zijn ook uitzonderingen.

Vermandere : Je bent een kind dat niet groot wil worden. Een kind dat blijft spelen tegen beter weten in en in alle naïviteit. Laat ons vrolijk zijn en muziek maken. Laat ons rechtzinnig zijn, en eerlijk, laat ons proberen. Al die mytes hemel, hel, paradijs van ons oud geloof die we achtergelaten hebben, laat dat allemaal zijn plaats. Het was : later, later, als we dood zijn. Maar het is allemaal zo dichtbij. Tussen leven en dood is er geen onderscheid. Wie als een hond geleefd heeft, is al naar de hel terwijl hij nog leeft, die is al lang dood voor hij gestorven is. Wie in de hemel terechtkomt, diens herinnering wordt gekoesterd. Ik koester de herinnering van mijn vader. Mijn vader is naar de hemel voor mij. Ik koester iedere hamer die ik vastpak in mijn atelier omdat hij hem gemaakt heeft. Hij heeft me leren polijsten, hout schaven. Ik heb me losgemaakt van mijn vader : ik ben met stenen beginnen werken. Hij begreep dat niet, maar hij heeft zich nooit gemoeid.

Wat me opvalt aan jou is dat je met ouder worden, je rusteloosheid niet verliest.

Vermandere : De rusteloosheid, de onvrede, is de moeder van de kreativiteit. Ik kan vaak in mijn stamcafé zitten en janken dat we daar zo ver van de wereld zitten en hunkeren naar al wat we niet hebben. De hunker naar al die films en teaterstukken die ik niet gezien heb. Dat is een groot verdriet waar ik nog altijd niet overheen ben. Ik zou eigenlijk al lang in Gent moeten wonen, maar er is iets dat me tegenhoudt. Misschien denk ik instinktief dat ik dat naïeve, kinderlijke geloof in de wereld zal verliezen.

Is die rusteloosheid ontstaan op het moment dat je met je religieuze verleden gebroken hebt ?

Vermandere : Ik heb gebroken met de formaliteiten, met een aantal wetten en dogma’s. Die man van Rome, en het gros van paters en pastoors, zegt mij al lang niets meer. Heel veel van die mensen hebben niks te vertellen, tenzij clichés. Alleen heel af en toe gebeurt het nog eens dat een pastoor een bedienaar van het woord is. Ik ben ook een bedienaar van het woord, als zanger dan, die op zoek gaat naar inzicht in de wereld, in het raadsel. Ik doe dat vooral met mijn verbeelding, met kleine anekdotes. Ik ervaar keer op keer met een lied dat ik met mijn verbeelding dichter bij de waarheid kom dan wanneer ik er een historisch verslag van zou maken. Maar om op je vraag terug te komen : geloof ik nog ? Ik heb dat uitgeschreven in De Zeven Meditaties, de zeven woorden van Kristus aan het kruis. Ik heb een poging gedaan om van heel die religieuze wereld, mijn verleden en mijn heden, een syntese te maken, lange meditaties. We hebben dat in konceptvorm gedaan, met Sigiswald Kuijken en z’n kwartet, de zeven woorden van Kristus aan het kruis van Haydn. Sigiswald, een boezemvriend van mij, zei dat het iets voor mij was. Ik zei hem : “Ik ben langs de voordeur de kerk buitengegaan, ik wil er nu niet langs de achterdeur weer binnengaan”. Maar hij hield vol en ik ben beginnen schrijven. Het is allemaal losgekomen : die heimwee die we allemaal hebben naar de rituelen, het gregoriaanse. Ik heb dat in mijn kloosterjaren heel idyllisch beleefd, in de kapel. Die rituelen zijn een voorafspiegeling van de hemel op aarde. Maar het is een utopie gebleken : we zaten daar met een kleine honderd jongens, en de een na de andere is daar weggetrokken. Sommige paters gingen er met een vrouw vandoor. Het is ingestort in de jaren ’60 en ik zat daar middenin.

Maar de klerus heeft niet het alleenrecht op Jezus. God kan je in alles en iedereen tegenkomen. Ik fietste op de laatste warme dag van de zomer naar de zee en daar kwam een blote Eva uit het water gestapt en ik dacht : God is een meester in de camouflage (lacht). Maar het probleem is dat de duivel zich nog veel sluwer camoufleert, zodat de mensen die twee niet meer uit elkaar kunnen houden. Maar ik zal je een paar tips geven. God gaat niet op zondag met een boekentas onder de arm van deur tot deur om zichzelf te verkopen. Dat geloof ik niet. De duivel zit verborgen in alle soorten reklameslogans, in obskure politieke programma’s. De duivel is de uitvinder van het allerwitste waspoeder, hij is de onzichtbare drugsdealer en hij is zeker de big boss achter de wapenindustrie. Hij is het ook waarschijnlijk die de knoppen omdraait op Mururoa. De duivel durft zelfs de naam van God schandalig misbruiken als hij de mensen wapens in de handen steekt en hen doet uitroepen : “Gott mit Uns”.

Wat het geloof betreft, ben je de onschuld kwijt.

Vermandere : Ja, ik heb me hevig bekeerd tot moeder aarde, tot mijn vrouw en mijn kinderen. Ik ben een vrije mens geworden, vrijzinnig en vrij nadenkend, maar van kristelijke huize uiteraard. We zijn eigenlijk bastaards op alle gebieden.

Ga je, na al die jaren van koncerten geven, nooit met tegenzin op pad ?

Vermandere : Vaak met melancholiek. Soms vertrek ik thuis : mijn vrouw zwaait en ik zwaai, en we zeggen “tot morgen of tot overmorgen”. Mocht zij er niet zijn, ik weet niet of ik het zou overleven. Zij is altijd thuis, ze zegt dat ze moet waken. Dat is iets waar ik met de grootste schroom tegenover sta. Daar kan ik ook niet over zingen.

Men heeft jou dikwijls een heimatzanger genoemd en gezegd dat je perfekt paste in het oubollig Vlaanderen van vroeger, maar ook dat is geëvolueerd in je leven.

Vermandere : Het simpelste is om nationalist te zijn. “Eigen volk eerst”, dat is het primaire. Ieder mens is daarmee geboren. Ik heb vroeger ook nog gezongen over “Vlaamse klanken en Vlaamse spraken”. De Vlamingen van Noord-Frankrijk hebben dat als hun lijflied gekozen, ze zingen dat dan op marsmuziek. Ik kan dat niet meer zingen. Ik heb op veel vlakken moeten groeien, mijn mening korrigeren en nuanceren. Het was vroeger niet de gewoonte dat wij bij onze speelkameraadjes bleven eten. Nu eten mijn kinderen overal en hun vriendjes komen bij ons. Beschaving is voortdurend korrekties aanbrengen aan de primaire instinkten. Wat is dat eigenlijk, volkse eigenheid ? Ik doe er wat spottend over in Mijn Vlaanderland.

Vlaanderen is de laatste dertig jaar veranderd.

Vermandere : Wij zijn ook veranderd. Een kilometer van mij ligt er een autosnelweg waar heel Europa langs passeert. Van wie is die grond ? Wat betekent een landsgrens nog ? Onze kinderen kunnen hun gevoelens veel beter uitdrukken in het Engels dan in het Nederlands. De grenzen vallen weg. Het is nog maar het begin, denk ik. Het is wel een eigenaardig fenomeen : enerzijds wordt de wereld een dorp en anderzijds plooien al die kleine volkjes zich op zichzelf terug. Het is altijd vreemd als je in Nederland iets moet vertellen over de Vlaamse Beweging, zij hebben daar geen flauw idee van. Sinds die affaire met het Vlaams Blok op de Grote Markt in Brussel heb ik geen 11-julifeesten meer gedaan. Maar er is nu alweer een aanvraag voor volgend jaar. We willen komen zingen, maar we hebben als voorwaarde gesteld dat er niet gespeecht wordt en dat er geen Vlaamse Leeuw wordt gezongen. Iedereen struikelt daarover, maar wij houden ons been stijf. Het gaat gewoon niet. Ze zeggen : “Ja, we begrijpen het, maar er is een aantal mensen in ons komitee” enzovoort. Ze moeten dus in militaire houding recht kunnen springen en met gebalde vuisten de Vlaamse Leeuw kunnen zingen. Het is mijn eigen portemonnee waarin ik snijd, want de julimaand is goed voor de Vlaamse zangers (glimlacht), met al die 11-julifeesten. Maar wanneer gaan ze het nu eindelijk eens begrijpen ? Is er een zanger die Vlaamser is en volkser dan ik ? Het volkse, Vlaamse leven maakt bijna mijn hele repertoire : de liefde voor mijn land.

Het feit dat die komitees aan jou denken, is op zich vreemd : het wil zeggen dat ze jou niet kennen of weten hoe je repertoire meegeëvolueerd is met de wereld.

Vermandere : Ik ben een jaar geleden opgetreden in Sint-Denijs-Westrem, in de sporthal van een school, naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van VTB-VAB. Een paar weken ervoor gaf mijn manager mij een brief van de voorzitster, waarin ze ongerust schreef : “Men heeft mij verteld dat Willem Vermandere onherkenbaar veranderd is”. Ze bedoelde dus dat ik moest oppassen voor dat optreden. Ze leek helemaal in paniek. We kwamen daar toe, het was uitverkocht. Ik heb met de voorzitster gesproken. Ik zei haar : “Onherkenbaar veranderd, wat bedoel je daarmee ? Het zou pas een ramp zijn mocht ik nog dezelfde zijn als vijfentwintig jaar geleden. ” Ik ben vijfenvijftig en ik leef voort volgens de dagen die komen en de inzichten die veranderen. Veel mensen volgen niet wat je aan het doen bent. Het is fantastisch als je als artiest je eigen generatie kunt buitentreden en opnieuw mensen van twintig kan bereiken. Je leeft veel levens. Ik ben een hybride mens die uit heel veel dingen is samengesteld. Ook wat de muziek betreft, soms ben ik met kamermuziek bezig, met Beethoven, en dan luister ik weer naar Jiddische muziek of chansons.

Hadewijch zegt : “Alle dingen zijn mij te eng, ik ben zo wijd”. Soms voel ik dat ook, dat je iets wil omspannen. En dan die roes die ik beleef met mijn beelden. Dat is van een nog andere orde. Dat is mijn dagelijks werk, mijn rijpingsproces. Dat heb ik nodig. Ik kan dat zelf nog niet inschatten hoe belangrijk mijn beelden zijn voor mijn zingen.

Vertel eens iets over je nieuwe lied “Vladslo”.

Vermandere : Iemand heeft mij een of twee jaar geleden gezegd : ooit moet er toch eens een lied worden geschreven over Käthe Kollwitz in Vlaanderen. Hij had gelijk. Maar nog nooit in mijn leven is het gelukt om met een suggestie van iemand anders een lied te schrijven. Als iemand mij iets suggereerde, was dat al voldoende om het niet te doen. Het moet uit mezelf komen. In dit geval was het lied er onmiddellijk. Ik ga er soms naartoe, naar Vladslo. Ik heb er ook al verschillende mensen mee naartoe genomen. Het is het mooiste, eerlijkste wat Vlaanderen heeft van ’14-’18. Het Tyne Cot in Passendale is een kerkhof van de overwinnaar : er is de glorie, het monument, die taarten die ze langs beide zijden gezet hebben in witte Engelse steen, de triomf. Als je dan in Vladslo komt, denk je : hier wil ik nog begraven worden, maar niet in Tyne Cot. In Vladslo is er soberheid, het ingehouden verdriet, en dan die twee sublieme beelden die daar staan.

Qua tematiek héb je dat lied al geschreven, een paar keer zelfs.

Vermandere : Als je in de Westhoek leeft en daar blijft wonen, dan kan je dat niet vermijden. Misschien zal ik er nog wel liedjes over schrijven. Het is een konstante. Wannes van de Velde zal ook wel zijn hele leven over Antwerpse toestanden zingen. Regelmatig komt zoiets op, met andere woorden en andere associaties. Al dat nutteloos sterven, dat je nu ook in Bosnië ziet. Het blijft maar duren. Ik ben geen poëet zoals Hugo Claus, die lyrische vluchten kan nemen. Ik kan daar toch ontroerd door raken, door Lucebert en zijn experimentele gedichten, door wat ze allemaal proberen met woorden. “Alles van waarde is weerloos. ” Dicht bij de zaligheid komen. Ik kan maar simpele woorden aan elkaar rijmen. Ik zou ook wel een groot dichter willen zijn, maar ik blaas dan maar wat op mijn klarinet. Uiteindelijk, doordat ik het misschien niet helemaal gezegd krijg, maak ik muziek. Maar ik zit daar thuis niet zo over te piekeren. In elk geval, het is een heviger leven. Anais Nin zegt dat. Je schrijft niet om beroemd te worden, of om geld te verdienen, of om sukses te hebben. Ik schrijf gewoon om dit leven te verhevigen. Meer weet je niet. Ik wil niet wegzakken in mijn pensioen en op mijn gemak zijn. Dat is voor mij een gruwelijke gedachte. Ik wil schilderen en beeldhouwen en musiceren tot in mijn oude dag. Zo heb ik mijn vader zien oud worden. Ik ben een stap verder dan mijn vader gegaan. Hij had het in zich om kunstenaar te worden, als hij jong was geweest in mijn jonge jaren, zou dat waarschijnlijk wel het geval geweest zijn. De tijd moet juist zijn. Was Beethoven geboren in Poelkapelle, hij zou chef d’orchestre in Ieper geweest zijn. Mozart en Schubert zijn in een bepaald klimaat kunnen ontkiemen. De renaissance moest Michelangelo voortbrengen. Ik voel mij ook zo’n beetje het voortbrengsel van het katoliek Vlaanderen, van dat ongelovig geworden en kerkelijk afgescheurde Vlaanderen. Er zijn een aantal lijnen die zich kruisen in mij. Iedere artiest heeft dat. Je bent een soort medium van een hele hoop dingen die je naar je toe trekt : een beetje jazzmuziek zit er soms in, een beetje folk, klassieke muziek, zelfs gregoriaanse gezangen. Je bent wie je bent, met al je roots, met al datgene wat je uit je jonge jaren hebt meegesleept. Ik wou dat ik het mooier kon zeggen.

“Mijn Vlaanderland” van Willem Vermandere is verschenen bij Polygram.

Stel je kwetsbaar op en erger je maar aan de dwaasheid van de wereld. Put je kracht daaruit.

Het is fantastisch als je als artiest opnieuw mensen van twintig kan bereiken. Je leeft veel levens.

Was Beethoven geboren in Poelkapelle, hij zou chef d’orchestre in Ieper geweest zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content