Toeristische gidsen sturen je niet naar versleten, overbevolkte immigrantenwijken in Brooklyn zoals Sunset Park. Ik zit er op de stoep van PS 172, een van die typische bakstenen New Yorkse scholen waar vier, vijf generaties hun broeken hebben versleten. Boven mij wappert een banier die een schoolvoorstelling van The Wizard of Oz aankondigt, die al enkele weken achter de rug is. Voor mij ligt Fourth Avenue, drie vakken loeiend verkeer in elke richting. Aan de overkant van de straat wappert de Amerikaanse vlag op het dak van een bunkerachtig gebouw. Dit is de 72nd Precinct, het politiekantoor van Sunset Park.

Het is zes uur ’s avonds en broeiend heet. Er hangt onweer in de lucht. Links naast de ingang van het politiekantoor staan stoelen rond een picknicktafel. Daarnaast ligt een gebarsten computerscherm. Twee Chinese agenten maken grapjes tegen een zwarte collega. Een blanke agent maakt foto’s van een geblutste auto op aanwijzing van een latino agent. Tien politiewagens staan naast elkaar geparkeerd. Mannen en vrouwen in burger en in uniform lopen in en uit het gebouw. Sommigen blijven staan voor een praatje. Het is bijna een gezellig tafereel, ware het niet dat metalen dranghekken het politiekantoor omringen. Andere politiekantoren worden daar niet mee afgeschermd, waarom deze ogenschijnlijk vredige plek dan wel?

Flashback naar zaterdag 5 augustus, acht uur ’s morgens. De agenten die de nachtshift hadden, waren klaar met hun werk. Agent Joseph Gray en enkele van zijn collega’s hadden nog geen zin om naar huis te gaan. Het groepje stak de straat over naar een met onkruid overwoekerde parking van een leegstaand autoverhuurbedrijf. Vandaag ligt de parking onbereikbaar achter een hoge metalen afsluiting en een hek met een zwaar hangslot. Maar op die bewuste ochtend dus was de parking wagenwijd open. De agenten babbelden en grapten. Ze dronken ook bier, iets waarvoor ze gewone New Yorkers mogen beboeten als die dat in het openbaar doen. Maar hun collega’s en oversten van de ochtendploeg die hen bezig zagen, lieten hen betijen. Om halfelf ging de groep uiteen.

Iedereen ging naar huis, behalve agent Gray. Hij reed met zijn auto door een van de groezelig zijstraatjes naar Third Avenue. Wellicht nam hij de 34ste straat, waar de voetpaden nu een gigantische, rommelige woonkamer lijken van een uitgebreide latino familie. Er wordt gegeten, domino gespeeld, muziek beluisterd, gedanst en gedut. Op de hoek van Third Avenue walmt de geur van kippen- en konijnenmest uit een openstaande deur. Het is een combinatie van winkel en slachterij, waar levende kippen, eenden, kalkoenen, konijnen, geiten en lammetjes uitgeteld door de hitte hun lot afwachten. Ik steek Third Avenue over, een lelijke straat met oude flatgebouwen, kruidenierszaakjes, garages en sekswinkeltjes die permanent in de schaduw liggen van de Gowanus Expressweg die er boven raast. Ik beland nu in een oude industriewijk. Het is iets over zessen. Een groep Chinese en latino meisjes verlaat net een textielfabriekje met een uithangbord waar Sweet Lady Fashion op staat. Op Second Avenue sla ik linksaf, net als agent Gray op 5 augustus. Na vijf minuten lopen langs identieke fabrieksgebouwen aan mijn linkerkant en desolate parkings rechts van mij zie ik een geel bord achter een geblindeerd raam met de uitnodiging: ” Free lunch and free buffet after work. 200 girls!” Dit is de Wild Wild West Gentlemen’s Club.

Voor deze stripteasebar parkeerde Gray zijn auto. De club is verboden terrein voor politieagenten. Niet vanwege de blote meisjes, maar omdat er vaak maffiosi komen. De verleiding tot corruptie wordt te groot geacht. Agent Gray bleef de hele dag in de Wild Wild West, tot halfnegen ’s avonds. Toen stapte hij dronken in zijn wagen. Iets verder, op de hoek van Third Avenue en 46th Street, reed hij een acht maanden zwangere Dominicaanse vrouw omver, haar zoontje van vier en haar zusje van zestien. Ze waren op slag dood. Agent Gray stonk naar alcohol. Thuis zaten zijn vrouw en drie kinderen te wachten. Drie uur later moest hij normaal aan een nieuwe nachtshift beginnen.

De volgende dag trokken meer dan duizend buurtbewoners naar de 72ste Precinct. Ze werden op afstand gehouden door zenuwachtige agenten en haastig opgetrokken barricades. Ze waren woedend. Ze eisten dat agent Gray zou gearresteerd worden. “Gewone mensen zouden onmiddelijk in de boeien worden afgevoerd”, zegt een vrouw met wie ik op de plek van het ongeluk sta. Tussen afgedankte autobanden en weggeworpen blikjes en flessen staat een geïmproviseerd altaartje waarop honderden kaarsen flikkeren, omringd door smoezelige teddyberen, verlepte bloemen en foto’s waarop de overledenen vrolijk lachen. “Is het waar dat president Bush vanavond komt?” vraagt een jong donkerbruin meisje me hoopvol. Er ligt een cynisch antwoord op de punt van mijn tong maar ik slik het in. “Ik weet het niet”, zeg ik. “Ik denk dat hij de hele maand met vakantie is in Texas.” Een latino man met een kind aan elke hand heeft me gehoord. “De mensen zeggen al de hele dag dat hij komt”, zegt hij met een bedroefde blik. “Dan moet het toch wel waar zijn?” Ik zwijg, uit respect voor het verdriet rond mij.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content