Eertijds was de streek de wijnschuur van Frankrijk en slechts goed voor slobberwijntjes en distillatiewijn. Maar een nieuwe generatie wijnproducenten zorgde voor vooruitgang : ze pasten wijnstokken aan en verbeterden de vinificatie, zodat men vandaag in Frankrijk spreekt over une renaissance als men het heeft over de kwaliteitssprong die veel wijnen uit het uiterste zuiden de laatste jaren hebben gemaakt.

In de Roussillon baden alle wijnvelden in de zon. De wijngaarden zijn echter relatief klein van afmetingen en de bodem is gevarieerd. Het klimaat is mediterraans, warm en droog, maar sterk beïnvloed door de afwisselende zachte en vochtige zeewinden en de frisse en droge bergwinden. Door deze variatie brengt Roussillon ook gevarieerde karakterwijnen voort. Er zijn verscheidene appellations. De Côtes du Roussillon-Villages (1800 ha) omvat de rode wijnen afkomstig uit 25 dorpen op de droge hellingen van de Agly. Stevig, royaal, rijk aan looistof, met een neus van leer, drop en hout, ontluiken deze wijnen na enkele jaren. Daarnaast is er de Côtes du Roussillon (4800 ha), gekeerd naar de Méditerranée en omgeven door de gebergtes Corbières, Canigou en Albères. Een gebied dat gekenmerkt wordt door een grote bodemverscheidenheid. De witte wijnen geuren naar bloemen, venkel en citrusvruchten en zijn elegant en aangenaam. De roséwijnen, verkregen door een korte weking van de druiven, zijn fruitig. De rode wijnen zijn krachtig en verspreiden het parfum van bramen, zachte specerijen en wilde kruiden. Zij laten zich jong, of na 3 à 4 jaar bewaren, drinken. De druiven van de Carignan-stok geven de mooiste resultaten. Het is een traditionele wijnstok die borg staat voor wijnen met structuur. Verbouwd op arme, steenrijke bodem, met lage opbrengst, geeft de Carignan-druif krachtige en stevige wijnen.

Zoals de Languedoc is de Roussillon ook bekend vanwege de dessertwijnen. Beide gebieden produceren maar liefst 96 procent van de Franse vins doux naturels (in het verleden ook wel eens vins cuits genoemd). Lindebloemen, gedroogde druiven, abrikozen, gebrande koffie, honing, cacao en bittere sinaasappel tref je in de geuren en smaken van deze wijnen. Ze overweldigen, waardoor ze vooral geschikt zijn om bij het nagerecht te serveren.

Men onderscheidt bij deze vins doux twee grote groepen : tot de eerste behoren wijnen als de Muscat, die in gesloten vaten worden bewaard. Doordat ze beschut zijn tegen de lucht blijven hun primaire aroma’s behouden. Ze worden jong gedronken zodat de geur van citroen, honing en abrikoos en de frisse fruitsmaak tot hun recht komen. Wijnen van de tweede groep rijpen in een oxidatief milieu, waarbij ze pas na zekere tijd hun volheid bereiken. Ze krijgen de kleur van dakpannen en een specifiek bouquet van gedroogde vruchten, koffie, vanille en honing. Deze wijnen kunnen zelfs bij chocolade worden geschonken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content