Herwig Van Hove

Eenvoudige wijnen die geen pijn doen in de portemonnee. Daar willen we het over hebben in deze rubriek. Château Simple, wijn voor beginners, die ook de kenners wel bevalt. Deze week: bordeaux (3).

In de grote wereld van bordeauxwijn gaan we vandaag een stapje hoger op de appellationladder en belanden bij de subregionale benamingen ( Médoc) en de grote gemeentebenamingen: Côtes de Blaye, Côtes de Bourg en Fronsac. Bourg, Blaye en Fronsac liggen noordelijk van Saint-Emilion (Fronsac zelfs op het verlengde van dezelfde kalkrug als Saint-Emilion), en dienden vroeger, toen men het met de appellations nog niet zo nauw nam, als smaak- en kleurgevers voor de dikwijls flauwe wijntjes van de nabije grote broer. Zo komt het dat men vooral in Fronsac soms nog brutaal geconcentreerde wijnen vindt, die blijven steken zijn in de ‘rodeverfproductie’ van weleer. Blaye is sinds het wegvallen van de Saint-Emilionbestemming bijna integraal tot merlot bekeerd en geeft soepelheid, Bourg is een stoere kerel en goedgemaakte Fronsac is qua type niet van Saint-Emilion te onderscheiden.

De vierde fles, Château Tour Seran, is een cru bourgeois uit het Médoc-gebied aan de linkerzijde van de Gironde, die destijds (1855) niet als cru classé in aanmerking werd genomen en die dan maar geklasseerd werd als een bourgeois. In deze klasse vindt men nu ook grote wijnen, om er maar enkele te noemen: Gloria, Haut-Marbuzet, Phélan-Ségur, Pibran, Sociando-Mallet

Belgen hebben blijkbaar een bijzondere band met bordeauxwijn: niet minder dan 83 procent van onze bevolking kent bordeaux spontaan als wijn (in Frankrijk 85%), 13 procent weet spontaan wat Sauternes is (in Frankrijk 9%), 20 procent heeft spontane kennis aangaande Médoc (in Frankrijk 10%) en 34 procent van de dappere Belgen kent spontaan Saint-Emilion (in Frankrijk 16%). Er is dus in België meer vertrouwdheid met wijn uit Bordeaux dan in Bordeaux zelf.

Als men het in Frankrijk over wijn heeft, en zeker in Bordeaux, vallen veelvuldig de termen terroir en cru, waarvoor in andere talen eigenlijk geen goed equivalent bestaat. Door die onvertaalbaarheid worden daar vaak begrippen aan gekoppeld van exclusiviteit en uniciteit van grote bordeauxwijn. Terroir is een term die verwijst naar het geheel van perceelgebonden factoren zoals helling, oriëntatie, microklimaat… en hun relatie met de bodemsamenstelling zoals leem, kalk, shist… die voor de druiventeelt belangrijk zijn. De associatie van een terroir met de door de appellation toegelaten druivensoorten geeft dan later in het glas aanleiding tot een cru, die echter door de wijnboer-wijnmaker tot expressie moet worden gebracht. (Cru mag dus niet vertaald worden als ‘gewas’, het is een veel ruimer begrip). Groothandelaars die hun merk willen promoten en bij hun klanten merkgetrouwheid willen kweken, zijn echter in terroir of cru niet geïnteresseerd: zo mengen champagne, port en cognac in de meeste gevallen de specificiteit van terroir en cru weg, ten voordele van hun merk.

Het specifieker worden van een wijnproductie, in termen van terroir en cru, is een normale ontwikkeling op de lange weg naar een ‘beschaafde consumptie’. Daar bordeauxwijn historisch gezien als eerste een dergelijk consumptiepatroon kon ontwikkelen, is het niet verwonderlijk dat de noties van terroir en cru er meer zijn ingeburgerd dan in jongere wijnlanden. Maar men mag ze vroeg of laat overal verwachten. Barolo in het Italiaanse Piëmont bijvoorbeeld, was tot voor 20 jaar nog haast helemaal ‘generisch’ (bestond alleen onder de benaming Barolo). Nu zijn alle mogelijke cru’s, die door de terroirverdeling tot stand kónden komen, gerealiseerd. Idem met Barbaresco, met de Duitse Rheingau, met Rioja en Ribera del Duero, om van Zuid-Afrika en Australië nog te zwijgen. In alle grote wijnlanden zijn er grote wijnen die minder en minder worden weggemengd: cru’s die hun terroir tot expressie brengen. Ze zijn allemaal uniek.

La Pastorale, Fronsac 1998, Jean-Pierre Moueix, négociant, Colruyt-botteling.

Goede open jonge kleur en een ruime ronde neus van typisch merlotfruit die in het glas wat finesse ontwikkelt. De smaak is rond en soepel met voldoende weerstand voor aan tafel maar toont zijn eenvoud op het einde (Colruyt: 175 fr.).

Château Tour Seran, Médoc 1999, Colruyt-botteling.

Goede open en jonge kleur en een echte typische wat strenge bordeauxneus met een punt finesse van cabernet, wat hout en ook wat onderbouw. De smaak is stevig en cabernetdominant, nu nog wat streng maar kan enkele jaren evolueren naar meer finesse (Colruyt: 174 fr.).

Château Langey, Premières Côtes de Blaye 1998, Delhaize-botteling.

Goedgevulde verse kleur en een ronde expressieve neus van merlotfruit. De smaak is rond en evenwichtig geknoopt met fijne structuurtannines en ook soepelheid. Goede wijn, beter dan een simpel fruitgeval (Delhaize: 176 fr.).

Château Guiraud-Cheval-Blanc, Côtes de Bourg 1998, Colruyt-botteling.

De kleur is flauw van concentratie en al wat geëvolueerd en de neus is fijn. De smaak is streng en dun en mist soepelheid (Colruyt: 149 fr.).

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content