Herwig Van Hove

Eenvoudige wijnen die geen pijn doen in de portemonnee. Daar willen we het over hebben in deze rubriek. Château Simple, wijn voor beginners, die ook de kenners wel bevalt. Deze week: zomerrood.

Er zijn zoveel verschillende rode wijnen en de rekken in de supermarkten liggen zo vol dat men haast door de bomen het bos niet meer ziet. Daarbij komt er nu wijn tot ons van over de gehele wereld, en meteen komt ook een waaier verschillende opvattingen mee. Hoe kan je nu nog weten wat onder een etiket schuilgaat? Zelfs de druivensoort biedt geen houvast. Chardonnaywijn zal wel overal wit zijn, maar daar houdt de gelijkenis op. In Californië houdt men van licht overrijpe, boterige chardonnay met veel alcohol, in Bourgogne van stevig gestructureerde. De Australische Jacob’s Creek is charmant met hout en fruit, Chablis heeft een fris zuur accent… maar het is allemaal chardonnay.

Met rode wijn is de verwatering van types nog erger. Bovendien evolueert de stijl van eenzelfde wijn voortdurend. Voor 1985 was Lynch-Bages, een groot château uit Pauillac, helemaal in Parker-stijl: overdadig rijp en overdadig veel verse verbrande eik. Daarna ging men werken op finesse en evenwicht en is het karakter van de wijn meer traditioneel Bordelees geworden. Doorgaans neemt men aan dat Mouton Rothschild, de peperdure Premier Grand Cru Classé uit Bordeaux, model staat voor wijn van cabernet sauvignon-druiven: stevig en fijn tegelijk en met een bewaarpotentieel van 20 jaren. Welnu, de meeste wijnen van dezelfde druiven zijn slechts een verre afschijn van Mouton. In de Midi durft men er zelfs rosé van maken. In Californië houdt men het bij de stijl van de vroegere Lynch-Bages, in Bordeaux zijn vele kleine châteautjes getekend door groene onrijpheid en harde tannines of overdrijft men met verse eik. Kortom de druivensoort, als men ze al kent, geeft geen enkele aanwijzing aangaande het te verwachten wijntype. Maar ook de AOC niet! Binnen de meeste Franse multi-cépages-appellations zijn de mengverhoudingen tussen de druivensoorten immers niet constant. Het ene jaar is merlot dominant, het jaar daarop cabernet. In de Midi speelt men met toevallige verhoudingen van grenache, mourvèdre, syrah en zelfs carignan.

Staat er nog iets meer op het etiket? Welke relevante informatie kunnen we ervan aflezen zonder de wijn te moeten drinken? We doen een oefening met drie willekeurig gekochte flessen. Het valt goed mee.

Cariñena 1999

Cariñena is een Spaanse appellationwijn uit de provincie Aragon iets ten zuiden van Zaragoza. Het is er koud ’s winters en bloedheet ’s zomers en daarom is de meest aangeplante druivensoort de robuuste grenache: er komen sterk alcoholische wijnen van met veel body en kleur – ze werden vroeger trouwens alleen gebruikt als mengwijn voor tafelwijn. Nu is de appellation aan een renaissance begonnen. Op het tegenetiket, netjes tweetalig, staat vermeld dat er naast grenache ook cabernet sauvignon bij is. De tekst is verder, zeker voor een piepjonge wijn geloofwaardig: “Heeft een dieppurperen kleur met aroma’s van zwarte vruchten, krachtig, rijk en volmondig.”

Hij heeft inderdaad een mooie diepe kleur met een nuance van purper, ook de neus met een ruime onderbouw van zwart fruit klopt perfect. Soepele grote en lange smaak, misschien iets massief. Een ware fruitbom: meer dan gewoon goede wijn. (Delhaize: 152 fr.)

Vin de Pays d’Oc, Merlot 1999

Dit is een landwijn van 12,5 vol% alcohol van het grote Franse huis Jeanjean. Bij landwijnen mag de druivensoort vermeld worden en dat is hier opzichtig gebeurd. (Bij appellationwijnen mag dat in Frankrijk niet omdat naar Franse opvattingen de appellation zelf een voldoende definitie inhoudt van het product). Met de naam merlot in koeien van letters wordt op volmondige soepelheid gemikt. Op het tweetalige tegenetiket wordt in wat houterig Nederlands wat ten onrechte aan Saint-Emilion en Pomerol gerefereerd en is sprake van een ‘dameswijn’: “Merlot is de variëteit bij uitstek van Saint-Emilion en Pomerol. Zijn ronde, volle, zachte karakter valt zeer in de smaak bij de dames. Deze wijn geeft het beste van de ‘Merlot’. Reeds aangenaam om drinken, bewaart nog 3 à 4 jaar.”

Ook hier treffen we een goede kleurconcentratie maar een wat discrete neus die pas na hevig schudden merlot-aroma’s vrijzet. Ontwikkelt wel mooi in het glas. De smaak is soepel, vooral in de aanzet, op het einde valt hij wat weg. Charmante (unisex) zomerwijn, koel schenken. (GB 115 fr.)

Chianti 1998, Villa Sopita, DOCG.

Villa Sopita is geen kasteel maar een merk van de wijnhandelaar die de wijn gebotteld heeft. Deze wijn – het is geen Chianti Classico -, heeft als origine ‘de heuvels van Toscane’ en we mogen ons aan een vrij lichte wijn verwachten – al is 1998 een goed jaar. Op het tweetalig tegenetiket lezen we: “Uitstekende rasechte Chianti afkomstig uit de heuvels van Toscane. De wijn bezit een mooie robijnrode kleur en een intense neus van fruit en viooltjes. Pittige en levendige smaak…”

De kleur is wat zwak, zoals men van dergelijke wijn kan verwachten. Oertraditionele maar goed presente Chianti-neus waar echter alle witte trebbiano nog niet uit verdwenen is, en met een toets van gezond oud hout. In de mond komt een eenvoudige initiële charme maar ook een zekere lengte die echter ontwikkelt in wat scherpe bitterheid: komt iets fruit te kort. Koel te drinken in de tuin bij gegrilleerd rood vlees, zoals trouwens op het tegenetiket staat. (Colruyt 149 fr.)

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content