Herwig Van Hove

LUXEMBURG…

Luxemburgse wijn lijdt onder een imago van middelmatigheid. Jarenlang lagen de supermarkten vol met fletse, waterachtige en bijgezuurde wijntjes, waarvan de enige zekerheid was dat ze ooit in Luxemburg gepasseerd waren. Wie het hier in de zomer aandurfde op een terrasje een glas witte wijn te bestellen, kreeg uit een veel te lang openstaande fles wat van het fletse Luxemburgs produkt ingeschonken.

Daarbij komt dan nog de moordende konkurrentie uit de Elzas en ook meer en meer uit Duitsland. Daar is de wereldwijde beweging van “minder maar beter” niet onopgemerkt voorbijgegaan. De Duitse wijnen hebben hun goedkoop zoet aureool grotendeels afgelegd en zijn geëvolueerd naar het type statige wijn voor bij de verfijnde tafel. Elzas heeft al sinds 1983 de toegelaten rendementen drastisch beperkt om meer karakter in de fles te krijgen.

Ongeveer op hetzelfde moment kwam er ook reaktie in Luxemburg, maar dan nog maar alleen op individueel wijnbouwersniveau. De koöperatieven die haast driekwart van alle wijnbouw en wijnproduktie in handen hebben, betalen nog altijd hun koöperanten per kilo geleverde druiven en dit zet hun leden er natuurlijk toe aan om de hektarerendementen zo hoog mogelijk op te drijven : 12 ton per hektare is gewoon.

Om de reaktie van de individuele wijnbouwers te begrijpen moeten we even teruggaan in de geschiedenis. In 1919 treedt Luxemburg uit de ekonomische unie met Duitsland en wordt plots gekonfronteerd met een wijnprodukt dat tot dan toe haast uitsluitend gebruikt was als neutrale basis voor de Duitse schuimwijnindustrie. Zes jaar jaar later, in 1925, wordt er in Remich een eigen “Institut Vitivinicole” opgericht met als doel : “adapter la qualité des vins aux besoins et au goût du nouveau partenaire économique, la Belgique… ” Enkele jaren voordien, in 1921 al, was de eerste koöperatieve op stapel gezet, deze van Grevenmacher en voor 1930 (het jaar van de krisis) zijn er nog Stadtbredimus, Greiveldange, Wormeldange en Wellenstein bijgekomen.

De meeste van de koöperatieven zijn nu gegroepeerd in Vinsmoselle een overkoepelende marketingorganizatie. De koöperatievorm is uiterst nuttig gebleken om de Luxemburgse wijn uit de schuimwijnmiserie op te tillen naar een iets meer universeel niveau, maar ze heeft ook nadelen. Ze leidt zoals gezegd als het ware vanzelf naar grote hektarerendementen, maar ook naar een onderdrukking van de bodemgebondenheid van het produkt wijn. Ook de oprichting in 1935 van het “Marque Nationale” bracht geen uitkomst : het is getekend door een koöperatie-benadering. De wijnen worden door een kommissie geproefd en in vier kwaliteitsklassen gerangschikt : gewoon “Marque Nationale”, “Vin Classé”, “Premier Cru” en “Grand Premier Cru”. Voor deze kwalifikaties staan geen percelen, het zijn “Appellations Contrôlées”, maar geen “Appellations d’Origine Contrôlées”.

… TEGEN DE MIDDELMATIGHEID

Daarop kwam (eindelijk) het antwoord van een selekte groep individuele wijnbouwers onder de naam Domaine et Tradition. In 1983 sloegen ze de handen in elkaar en kwamen (bij geregistreerde akte voor een notaris) overeen om alleszins het rendement te beperken tot 8000 kg druiven per hektare, wat toch nog ongeveer 60 hektoliter wijn betekent. De bezieler van deze groep van zeven is Mathis Bastian, de andere zijn : Carlo Thill van het Château de Schengen, Fernand Sunnen van de Caves Sunnen-Hoffmann, Marc Gales, Jean Duhr van de Clos du Vieux Moulin, Léon Duhr van het Domaine Aly Dhur et Fils en tenslotte Hubert Clasen van Clos des Rochers.

Mathis Bastian windt er geen doekjes om : “Het Marque Nationale voldoet voor ons niet want er zijn geen voorafgaandelijke eisen wat rendement en chaptalizatie betreft. In 1983 heeft Elzas zijn rendementen beperkt, ook in 1983 zijn wij met Domaine et Tradition gevolgd, maar het officiële Luxemburg heeft dan nog tien jaar gewacht om wat orde op zaken te stellen en dat is veel te laat. Daarbij komt dat wij ook vast geloven in de originekomponent van de kwaliteit, en onder het Domaine-etiket willen we enkel karaktervolle wijnen bottelen. ” Tot daar Bastian.

Hij illusteert de Domaine-principes met drie stalen Riesling van het moeilijke oogstjaar 1994. Het regende tot 1 oktober en de Rivaner, die vroeger rijpt, is dus in volle regen geoogst wat nooit goed is. De Riesling daarentegen, die later komt, werd droog binnengehaald, maar moest streng getrieerd worden voor rot. De wijnen van Bastian zijn overtuigend bodemgebonden : met een florale minerale toets van finesse of door brede rondeur naargelang van de bodemorigine.

Bastian verkoopt nu de 1993 een gezond jaar in twee versies. Een eerste met het Marque Nationale in de hoogste klasse Grand Premier Cru : de wijn is fris rond, een tikje gemakkelijk en commercieel, maar ook zeer smakelijk. De tweede onder het etiket Domaine et Tradition : deze wijn is krachtig floraal en mineraal van karakter, stenig en statig.

Bastian woont in Remich aan de Moezel, op een tiental minuten van Luxemburg stad. Hij verkoopt veel en graag aan Belgen die de moeite doen om tot bij hem te komen. De Grand Premier Cru kost 233 fr. en de Domaine et Tradition 289 fr. De Luxemburgse BTW van 12 procent inbegrepen.

HERWIG VAN HOVE

De Grand Premier Cru van Bastian : zeer smakelijk.

Domaine et Tradition : krachtig floraal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content