Herwig Van Hove

2002 was voor de druiventeelt in Italië rampzalig. Toscaanse wijnboeren die er nu aan terugdenken, krijgen nog de tranen in de ogen. Nooit eerder regende het uitgerekend tijdens de kritische maanden van rijpen en plukken zoveel.

H Het ‘Italiaanse Instituut voor Buitenlandse Handel’ (ICE) heeft voor de belangstellenden een computerprint klaar van alle invoerders en hun wijnen op de Belgische markt. Later volgt er een boekje, dat wordt automatisch nagestuurd.

ICE (Vragen naar Martine Godefroid), Vrijheidsplein 12, 1000 Brussel, 02 229 14 30, e-mail : info@icebrux.be

Pluviometers liegen niet : van april tot oktober viel er in 2002 in het Chiantigebied 650 mm regen, tussen 300 en 400 mm heet er normaal. Ronduit catastrofaal ogen de cijfers van augustus, de ‘rijpingsmaand’ moest 124 mm water slikken, terwijl dat in de vijf jaren ervoor nauwelijks 25 mm bedroeg. En de traditionele oogstmaanden maakten niets goed, integendeel. De regenmeter bereikte in september en oktober 2002 een peil in de buurt van 100 mm. De betere jaren zijn juist gekenmerkt door droogte (18,7 mm bijvoorbeeld in september van het wonderjaar 1997). Soortgelijke neerslagcijfers vinden we terug in heel Toscane.

Niets kan die nattigheid doen vergeten, zelfs niet de verhullende commentaren als : “We kunnen met zekerheid bevestigen dat de wijnbouwers die goed in de wijngaard gewerkt hebben om de oogst te corrigeren, ook goede wijn hebben gemaakt niettegenstaande de moeilijke klimatologische omstandigheden” ( Daniele Rosellini in de Giornale del Gallo Nero).

Er liep trouwens wel meer fout in 2002, augustus en september waren de koudste van de laatste vijf jaar : met respectievelijk 20,8 en 15,8 ° Celsius bleef het in Chianti 3 tot 4 graden kouder dan gemiddeld. Koude en nattigheid zijn allebei te mijden, van de twee samen valt dus niet veel te verwachten.

Wat bedoelt Rosellini overigens met ‘oogstcorrecties’ ? We hoeven niet direct aan chemische middelen te denken, maar veeleer aan normale, moderne, maar dure ingrepen in de wijngaard zelf. In grote jaren, als iedereen goede wijn maakt zoals in 2000 in Bordeaux, kan zo’n inspanning de wijn opkrikken naar excellent. In slechte jaren, waar het overgroot gedeelte minderwaardige wijn maakt, komt er in het beste geval, gewoon redelijke kwaliteit van. We spreken dan over het uitdunnen van de trossen in het groene stadium om te grote opbrengsten te vermijden, een stok krijgt immers makkelijker een kleine hoeveelheid rijp. Ook het ontbladeren boven aan de stokken om de zon een betere toegang te geven tot de druiven, zodat de tannines rijpen, hoort tot de ‘oogstcorrecties’. Net als het uitknippen van aangetaste druifjes, zodat het rottingsproces niet de gehele tros kan aanvreten. En natuurlijk ook het streng triëren van de geplukte druiven voor de gistkuip. Dat alles kan in de mindere jaren hoogstens leiden tot ‘drinkbare’ wijn, maar nooit tot ‘grote’ wijn.

Chianti Classico

De jaarlijkse proefmarathon in Toscane begint altijd in Firenze en Siena met de ChiantiClassico, georganiseerd door het Consorzio del Marchio Storico, Chianti Classico. De vroegere naam, Gallo Nero (zwarte haan), die verwees naar een verhaal over haantjes die in de eeuwenlange strijd tussen Firenze en Siena een signaalfunctie zouden hebben vervuld, is na een gerechtelijke klacht van de grote Amerikaanse wijngigant Gallo niet meer toegelaten, alleen de Engelse vertaling mag nog : Black Rooster.

We krijgen zoals gewoonlijk stalen te proeven van het recentste jaar, in dit geval 2002, en vervolgens een hele reeks flessen van wijnen die vers op de markt zijn, de chianti van 2001.

Bij de twintig blinde stalen van het regenjaar 2002 vinden we er toch zeven die meer dan gewoon goed zijn. In dergelijke moeilijke jaren moet men vooral letten op het evenwicht van tannines en fruit. De bitterheid moet door het fruit gedekt worden over de hele smaaksequens, beide moeten in de mond als sensatie samenblijven tot en met het einde. Elke onevenwichtigheid verraadt zich aan het einde als een magere, naakte bittere staart ( suite tannique). Zo’n gebrek komt door lageren nooit meer goed, het verergert zelfs, wat de wijn laat sterven als een schraal skelet van rasperige bitterheid, waarin al het fruit mettertijd is ‘opgebruikt’. In het andere geval spreken we van een ‘geknoopte lengte’. Pronken in 2002 met een redelijk goed bitter-fruitevenwicht : Castello Il Palagio, Fattoria Le Fonti, Fontodi, San Felice, Villa Calcinaia en Villa Palazzo. Als we de regel doortrekken mogen we aannemen dat ongeveer een derde van de totale productie 2002 ‘drinkbaar’ zal zijn. Geen jaar om op te jagen.

We proeven ook een dertigtal stalen 2001. Die wijnen zijn op fles en hebben hun definitieve gedaante. We vermelden enkel de ronduit goede :

Castello di Fonterutoli : smakelijk met diepte en goed ondersteund door hout.

Castello di Verrazzano : diepe, sombere kleur en een neus door hout getemd ; iets houtdominant in de mond.

Fattoria le Fonti : kleur met spanning van de houtlagering ; iets puntige neus, maar soepel in de mond.

Fontodi : charmerende, gebonden lengte in de mond, van de beste.

Il Colombaio di Cencio : heel goed van kleur en met diepte aan de neus en met smaak, maar een kleine tanninestoot aan het einde.

Il Mandorlo : heel mooi fruit in neus en smaak. Kan daardoor wat simpel overkomen.

La Marcellina-Comignole : alles meer dan in orde, diepe sombere kleur ; stevige diepe neus en een lange gestructureerde smaak met charme en fruit. Van de beste.

Le Corti : neus met fruit en diepte en een smakelijke geknoopte lengte in de mond. Van de beste.

Massanera : sombere kleur en wat te dominante houtneus, maar wel geknoopte en structuurvolle lengte in de mond.

San Fabiano Calcinaia : wat te streng door de verse eik, moet liggen.

Villa Calcinaia : alles meer dan in orde, diepe kleur en neus en een grote smakelijke geknoopte lengte in de mond. Van de beste.

Villa Cerna : van het frisse, fruitige type en met geknoopte lengte.

Vino Nobile di Montepulciano

Vanuit Siena verhuist de perskaravaan naar Montepulciano. Van alle Italiaanse DOC’s is de VinoNobile misschien wel de DOGC die recentelijk het positiefst is geëvolueerd. Dat gebeurde onder leiding van Alamanno Contucci, voorzitter van het Consorzio en zelf eigenaar van 160 hectare wijngaarden. De sluwe Contucci, vol van subtiele ironie en aangeboren minzaamheid, verkoopt meer dan de helft van zijn productie aan bezoekende toeristen van over de hele wereld.

Een belangrijke troef voor de Vino Nobile (zeker vergeleken met brunello) is de redelijkheid van de wettelijk opgelegde verouderingsduur : twee jaar, beginnend op 1 januari na de oogst. Eén jaar moet worden volgemaakt op hout, met daarna zes maanden cuve en zes maanden fles. Vanaf januari dit jaar is dus de 2000 op de markt. Bovendien heeft de Vino Nobile vanaf 1999 (net als de brunello) de mogelijkheid om te declasseren naar Vino Rosso di Montepulciano, en die mag al in de maand maart na de oogst op de markt komen : nu ligt dus de 2002 in de rekken. Daarmee kan de zwakste wijn uit de grote denominazione worden gelicht. In 2000 werd al een kwart Rosso gemaakt : 12.000 hectoliter tegen 35.000 hectoliter Nobile. Het proces gaat trouwens in stijgende lijn : voor 2002 is praktisch een derde van alle wijn tot Rosso verwerkt.

Naast die vernieuwing komt er een cru classé-systeem opzetten : perceelgebonden wijnen, wijnen van één enkele wijngaard : Selezione o Vigna. Ze werden in de Nobile-proeverij van 2000, 37 wijnen die nu op de markt komen, in een apart groepje van acht gepresenteerd.

Ook in Montepulciano is oogstjaar 2002 niet om over naar huis te schrijven. De president zegt zelf : “De 2002 is vol stijl met typische interessante aroma’s, maar lichtjes minder rijk en gevuld dan vorige jaren en met een iets meer stevige zuurheid.”

Dat zijn zorgen voor later, vandaag proeven we de Vino Nobile di Montepulciano 2000. De wijnen worden in genummerde glazen opgediend. We beginnen met de categorie ‘onberispelijk zonder meer’.

Dei : goede, sombere kleur en gedrongen neus. Structuurvolle, lange smaak en perfect geknoopt.

Romeo : diepe kleur en met spanning van de vatlagering, gesloten neus van verse eik en een suave smaak met goed evenwicht.

Fattoria del Cerro : inktkleur van vintageport en een dieprijpe neus met toetsen van gedroogde pruimen en zwart fruit, suave fruitsmaak gedragen door rijp structuurbitter. Groot.

Fattoria di Palazzo Vecchio : sombere, diepe, door hout getemde kleur en een goede fijne neus, ook de smaak is gestructureerd en met aangenaam fruit.

La Braccesca : goed getemde kleur en een door hout gedragen neus van rijp fruit, in de mond zijn de tannines zachtaardig en de smaak is mooi geknoopt en door fruit getekend.

Tenuta i Fagetto : getemde, diepe kleur van inkt en een statige neus die zeer goed standhoudt bij het opschudden, evenwichtige smaak met goede structuurtannines. Groot.

Fassati, perceel ‘Gersimi’ : inktachtige kleur van vintage port met een heel verse nuance, neus met statig fruit en een charmerende, evenwichtige lange smaak, volkomen geknoopt. Groot.

Tenimenti Angelini ‘La Villa’ : statige, door hout gedragen neus met een smakelijke maar ook strenge lengte in de mond.

Fattoria di Gracciano Svetoni ‘Calvano’ : inktkleur en een charmerende diepe fruitneus, mooi statig ontplooiende smaak in de mond.

Fattoria del Cerro ‘Antica Chiusina’ : gedrongen, inktachtige kleur en een gesloten maar diepe neus, gedrongen compacte smaak met structuurtannines. Groot en met potentieel. Ook de Riserva 1999 van Del Cerro is zeer groot.

Tenuta Valdipiatta ‘Vigna d’Alfiero‘ : goede kleur, al wat open en een golvend diepe fruitneus, de perfect geknoopte smaak is stevig, streng en charmerend tegelijk.

Vervolgens de goede wijnen ‘met licht voorbehoud’ : Carpineto (fruit niet helemaal rijp), Avignonesi, Triacca, Fassati Pasiteo en Cipressi (telkens een iets bittere finale), La Calonica (wat te bitter en al wat geëvolueerd. De La CalonicaRiserva 1999 is wel zeer goed), Tenuta Tre Rose en Tenuta di Gracciano Della Seta (iets te kort), Tenuta Valdipiatta (finaal een bitter accent), Salcheto (kleine bittere staart), Poliziano (te veel getoast hout).

Brunello di Montalcino

De derde stop van de proevers is het mooie stadje Montalcino, waar de wereldberoemde Brunello di Montalcino gemaakt wordt. Er is weinig : jaarlijks ongeveer vijf miljoen flessen, waarvan tweederde voor de export. De 220 wijnboeren bewerken samen nauwelijks 1550 hectare : een op de vijf eigenaars beschikt niet eens over één hectare, de helft moet het stellen met minder dan drie hectare. Van die 220 bottelen er nog 165 hun eigen wijn. Dat klinkt misschien charmant, maar een van de nadelen is dat zo’n miniwijngaard nooit een voldoende basis kan vormen om behoorlijk te kunnen investeren in goed gerief en proper hout.

Het probleem met Brunello di Montalcino is dat de hele wereld de wijn absoluut wil hebben, ongeacht kwaliteit of prijs. Er is met andere woorden geen stimulans meer om beter te doen : alles is toch altijd verkocht. Zo komt het dat men bij de Riserva van het excellente jaar 1997 (die nu op de markt komt) toch verscheidene ronduit slechte wijnen tegenkomt : Fattoi (5,08 ha, arm en schraal), Fornacina (mager), Il Palazzone (0,84 ha, arme finale), Il Paradiso di Manfredi (1,43 ha, veel te bitter overal ), Marchesato degli Aleramici (6,80 ha, schraal), La Gerla (3,98 ha, versleten, dun en schraal), Sesti (1,50 ha, muf en geoxideerd), Quercecchio (6,06 ha, dun), Palazzo (2,77 ha, muf en scherp), Anfora d’Oro (oxidatie), Caprili (5,85 ha, schraal), Canalicchio di Sopra (4,34 ha, arm en geoxideerd), Capanna (9,30 ha, hoogtonig), Castiglion del Bosco (42,05 ha, muf en arm), Comunali (6,37 ha, arm) en Corte Pavone (4,22 ha, dun). Of wat heet een groot jaar : zestien op de vijftig faliekant gezakt en dat zijn lang niet allemaal kleintjes. Overigens moet Riserva doorgaan voor het superbeste van wat de appellation te bieden heeft : hij moet zes jaar op het domein blijven, waarvan minstens twee jaar op hout en zes maanden op fles.

Ook in de DOC Brunello di Montalcino is recentelijk wat gemoderniseerd : in 1996 werd het concept van perceelgebonden wijnen ingevoerd. Toen is ook de terugval appellation Rosso diMontalcino ingevoerd, waarbij de oogst geklasseerd kan worden als Brunello of als Rosso. Ook de verplichting om te bottelen in de regio dateert van 1996. Pas in 1998 werd de verplichte lagertijd op hout teruggebracht van drie naar twee jaar (het blijft onzinnig van de Italiaanse wetgever om vatlagering te willen regelen). Om Brunello klaar te maken voor de markt legt de wet nog altijd een rijping van vijf jaar op en voor de Riserva zelfs zes jaar : nu komt dus de 1998 in de rekken en de Riserva 1997.

De voorzitter van het Consorzio, Filippo Baldassarre Fanti, maakt zelf al jaren van de beste wijn uit het gebied. Ook hij is over 2002 niet te spreken : “Het was een moeilijk jaar voor heel Italië en bij ons kwam de kleinste en de minst bevredigende opbrengst van de laatste veertig jaar in de gistkuipen. Na zoveel goede jaren herinnert deze oogst ons aan het feit dat de natuur kwetsbaar is.” Het consortium windt er geen doekjes om : het jaar werd ingeschaald met slechts twee sterren (op een maximum van vijf). Dat is een signaal voor de wijnbouwers om dit jaar vooral veel Rosso te maken. Fanti gaat verder : “Deze wijnen zullen snel drinkklaar zijn, ze zijn ongeschikt voor de lange lagertijd die de wet oplegt.” Duidelijker kan haast niet. De 2002 Brunello zal maar op de markt komen vanaf januari 2007. We hebben nog tijd.

Voor de volledigheid vermelden we nog de wijnen die als Riserva 1997 ronduit goed werden bevonden zonder enig voorbehoud. Het zijn : Il Poggione, Il Poggiolo,La Fornace, La Fortuna, La Togata, Tenuta di Sesta, Tenuta La Fuga, Tenuta Vitanza, Tornesi (uitzonderlijk) en Casanuova delle Cerbaie (uitzonderlijk).

Voor het blind proeven van de Brunello di Montalcino 1998 worden zeventig genummerde stalen opgediend. Zeventien hebben tekortkomingen, we vermelden enkel de beste wijnen.

Gorelli ‘Le Potazzine’ : traditioneel, maar smakelijk en geknoopt.

Fanti : heel goede, sombere en diepe kleur met spanning van het vat. Geur van verse eik, maar een lange smaak met fruit en structuur. Groot.

Fornacina : goede, sombere kleur en smakelijke structuurtannines.

Fuligni : helemaal vers en fris in het fruit met een suave smaak en goed gestructureerd.

Il Poggiolo : fijne neus en suave smaak met goede structuur.

La Campana : traditioneel met een ruime neus en fijn oud hout.

Il Palazzone : sombere, diepe kleur, goed hout en smakelijke lengte.

La Poderina : gedrongen en streng, maar evenwichtig.

La Vigna : helemaal in het fruit, maar wel met lengte.

Tenuta Caparzo ‘La Casa’ : gesloten neus met diepte en finesse en door hout gestructureerde lengte.

Talenti : statig mooi evenwicht.

Tenuta Caparzo : diep fruit en geknoopte, charmerende lengte.

Tenuta Silvio Nardi ‘Manachiara’ : zeer goede kleur en een gesloten neus met veel diepte. Grote smaak met goede structuurtannines.

Poggio Antico : van het zachte type, ontwikkeld, ruim en fijn.

Poggio San Polo : ontwikkeld, ruim en zacht.

Salvioni : ontwikkelde ruime neus, maar een strenge, evenwichtige smaak.

Siro Pacewnti : kleur met sombere diepte, een presente door hout gedragen neus met een lange smaak en goede structuurtannines.

Castello di CamiglianoSelezione’ : donkere briljante, sombere kleur en een neus met diep fruit. De smaak is groot, lang, geknoopt en streng. Ook de ‘gewone’ is groot.

Argiano : van het zachte, verse en open type.

Casanova di Neri ‘T. Nuova’ : somber, gebald, streng met structuur. De ‘gewone” heeft finaal een wat streng bitteraccent.

Castelgiocondo : van het zachte type, maar houtgedragen en met structuur.

Herwig Van Hove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content