Non-fiktie heet het : niet-literaire boeken over onderwerpen waarvan je iets kan opsteken. Vooral voor jonge lezers doen uitgevers hun best om nuttig en plezierig samen te verpakken. Stap mee in de wondere wereld van Nostradamus, pastelkrijt

en koeien.

RIK PAREIT

Kleintjes zijn een tijdje zoet met “Mijn Eerste Alfabet” (Lannoo, 398 fr.) van Gaudrat en Courtin : een prentenboek van groot formaat waarin de letters van het alfabet als hoofd- en als kleine letter naast elkaar staan afgebeeld. De karakteristieken van iedere letter worden door de tekenaar verduidelijkt door verwijzingen naar herkenbare dingen uit onze omgeving. Zo heeft de kleine b een baby-buikje, en de grote R voelt met zijn voet hoe koud het water is.

Van leren schrijven naar leren tellen is maar een stapje met “Jij Kan Tellen. Leren tellen met dieren op ware grootte” (Piccolo, 490 fr.). Alweer een groot uitgevallen boek “voor kinderen die net leren tellen, getallen gaan ontdekken”. “Met dit boek leren ze kijken naar een getal als een cijfer, maar ook naar hoe bijvoorbeeld het cijfer 6 er als woord uitziet”, staat er in de inleiding. Met behulp van levensgrote foto’s van konijnen, hondjes, uilen en meer van dat liefs leert de kleuter tellen van 1 tot 10. Telkens staan er evenveel dieren op het blad als het cijfer aangeeft. Ook leuk zijn de schutbladen met honderden lieveheersbeestjes.

Van “Ei. Een verhaal in foto’s over nieuw leven” (Piccolo, 490 fr.) zou je, afgaand op de titel, kunnen denken dat het om een voorlichtingsboekje gaat, maar dat is het niet. De auteurs (Burton, Burton en Taylor) vertrekken van uitleg over eigenschappen en vormen van een ei, en vertellen over wie eieren legt (vogels maar ook insekten, reptielen…) en over de ontwikkeling van het ei in zijn verschillende fazen. Foto’s tonen een reeks eierleggers en hun produkten (een struisvogel, een zwarte zwaan, een panterschildpad, een hondshaai…). Schattig is het om enkele van die eierprodukten van moment tot moment te zien evolueren van een kliederig kuiken naar een donzig knuffeltje. Een aanrader.

Erg aanstekelijk om iets over de geschiedenis van het oude Egypte te leren, is de formule van “Schatkist. Het Oude Egypte” (Piramide, 995 fr.) van Putnam en het komplementaire “Spelen met hiërogliefen” (Kluwer, 895 fr., vanaf 11 jaar) van Roehrig. Het eerste is een prachtige set, uitgevoerd als een antieke kist. Daarin zitten een rijk geïllustreerd boekje over het leven in het oude Egypte, enkele spelletjes van toen (skarabee en senet), een kaart van het oude Egypte, en een map met de goden en godinnen uit die tijd. “Spelen met hiërogliefen” is een mooie opbergdoos met stempeltjes waarmee je zelf hiëroglyfen kan maken. Je krijgt er nog een boekje bij met uitleg over hoe die oud-Egyptische taal in elkaar steekt : het alfabet, de schrijfrichting, Egyptische getallen en de magie van de gebruikte afbeeldingen.

Net zomin als je in de geschiedenisles ontsnapt aan het oude Egypte, ontsnap je aan de Franse koning Lodewijk XIV, alias de Zonnekoning, die ooit het paleis van Versailles liet bouwen. Manfred Kossok maakte met “Aan het hof van Lodewijk XIV” (Schuyt & Co, 990 fr.) een boek over deze middelmatig begaafde koning, die toch een wereldmacht op poten zette dank zij de onvoorwaardelijke steun van de al even bekende kardinalen Richelieu en Mazarin. Vooral de biezonder vlotte schrijfstijl, de aandacht voor het leuke detail en de verhelderende illustraties maken dit boek geschikt voor jongeren (vanaf 14 jaar). Met de ankerwoorden in de marge van de tekst kan je vlug de passages terugvinden die op een naam of tema slaan.

Wie het paleis van Versailles even aan de binnenkant wil bekijken zonder daarom de reis naar Parijs te maken, kan genoegen nemen met “Een kijkje in beroemde gebouwen” (Lannoo, 595 fr., vanaf 10 jaar) van Wilkinson en Donati. Er zit een doorsnee in van Versailles, uitgetekend over een dubbele pagina en met beschrijvende tekst. Verder kan je hier ook binnengluren in bijvoorbeeld het Neuschwansteinkasteel van Ludwig II van Beieren, in het Brusselse art-nouveauhotel Van Eetvelde, in het Colosseum, in het Alhambra en in nog 17 andere overbekende gebouwen.

“Nostradamus” (Van Holkema & Warendorf, 800 fr.) van King en Skinner oogt en leest niet als een droog-wetenschappelijke dissertatie, en is dus toegankelijk voor jongeren (vanaf 15 jaar). Dit prachtig uitgegeven boek gaat vooral na of we uitgekomen voorspellingen van Nostradamus kunnen vinden, zodat we een reden hebben om zijn uitspraken over de toekomst van de mensheid serieus te nemen. De auteurs geloven erin. Boeiend zijn de twee laatste hoofdstukken over het “tijdperk van verschrikking” dat wij en onze kinderen tegemoetgaan, en “waarvan zelfs de meest toegewijde bewonderaar (…) mag hopen dat Nostradamus zich over de komende tien tot vijftien jaar hopeloos vergiste”. Verder zoeken de auteurs ook naar een verklaring voor Nostradamus’ missers. De tijd wordt daarbij voorgesteld als een samenstelling van alternatieve werkelijkheden waaruit we zelf kiezen. Een wat vreemde verklarende woordenlijst sluit het boek af : profeet wordt erin verklaard, maar een veel moeilijker begrip als entropie niet.

Wetenschap, kunst en godsdienst. De onvolprezen serie Ooggetuigen (Standaard Uitgeverij, 495 fr. per deel, vanaf 11 jaar) heeft naast meer algemene tema’s uit de interessesfeer van jongeren (zoals Kastelen, Cowboys, Woestijnen en Azteken) enkele even boeiend uitgewerkte nevenseries. Ooggetuigen-Kunst (vanaf 13 jaar) is daar een van. Het boekje “Aquarel” verklaart bijvoorbeeld het wat en hoe van waterverf, en bespreekt o.a. middeleeuwse miniaturen, oosterse gouaches, satirische prenten van vooral Britse artiesten (dit is een vertaling uit het Engels, maar de Britten waren dan ook verwoede waterverfgebruikers). “Van Gogh”, “Monet”, “Impressionisme”, “Gauguin” en “Perspectief” zijn voorlopig de andere deeltjes in deze serie, waarvan Ooggetuigen Exact (vanaf 13 jaar) weer een andere afsplitsing is. In dit laatste geval gaat het om een serie over wetenschappelijke onderwerpen, zoals bijvoorbeeld “Licht”. Volgens een beproefd procédé van zorgvuldig gekozen foto’s en tekeningen met vlotte tekstjes bouwen de auteurs in hoofdstukjes van telkens een dubbele pagina een hele wereld op. Je hoeft zelfs niet alles in volgorde te lezen : je kan er willekeurig enkele bladzijden uitpikken. Nog voor jongeren zijn de kunstboekjes van Lillo Canta, onder de noemer “Kunst voor Kinderen”, uitgegeven bij Davidsfonds/Infodok (499 fr. per deel). Twee deeltjes, elementaire inleidingen tot de kunstenaars Magritte en Rubens, hebben als vertrekpunt enkele specifieke schilderijen en details. Het eerste is het meest geslaagde, ook al omdat de fantazierijke Magritte met zijn wereld heel dicht bij kinderen staat. Voor jongeren vanaf 9 jaar.

Zonder akademisch taalgebruik geeft Susan Woodford in “Kijk Op Schilderkunst” (Cambridge Kunstreeks, Kosmos/Z & K, 595 fr.) een aangenaam-verstrooiende inleiding van zo’n kleine 100 bladzijden over de manier waarop je zowel oude als moderne schilderijen kan bekijken en ontleden. Eenvoudig taalgebruik, duidelijke uitleg zonder breedvoerigheid en de onmisbare illustraties maken ook dit boekje perfekt geschikt voor jongeren (vanaf 13 jaar). Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor “Kennismaking met 17de-eeuwse schilderkunst” (Michelangelo, Caravaggio, Rembrandt, Rubens, Van Dijck, Velasquez…) van M. en R. Mainstone in dezelfde reeks.

Net als Midas Dekkers, maar minder speels en met minder verve, schrijft Gerard Brands gezellig-informatieve stukjes over menselijk en dierlijk gedrag. In “Allemaal Bedrog” (Jeugdsalamander, 499 fr., vanaf 11 jaar) draait alles rond bedriegen en bedrogen worden door doorzichtige goocheltruukjes, schijnbare helderziendheid of puur bedrog. De auteur probeert de mekanismen van de verschillende menselijke listen en lagen bloot te leggen, om te eindigen met vormen van bedrog in de dierenwereld : mimicry, zeldzame bigamie bij vogels of bedriegerijen bij vuurvliegjes. Vraagjes als “waarom blijft een schip drijven ? ” of “hoe ontstaan vulkanen ? ” zijn we ondertussen al zo beu gehoord, dat ze voor ons geen antwoord meer hoeven. Maar vragen als “waarom voel je een muggebeet pas als het begint te jeuken ? “, “waarom is schaamhaar gekruld ? ” of “waarom zijn onze vingers niet even lang ? ” maken ons toch wel zeer benieuwd. Pogingen tot antwoord waagt David Feldman in “Waarom hebben varkens krulstaartjes… en andere (on)wetenswaardigheden” (Bzztôh, 390 fr., vanaf 13 jaar), een boekje dat we tegenwoordig geregeld raadplegen.

“De Bijbel Voor Jongeren. Verhalen en feiten in woord en beeld” (Gottmer, 999 fr., vanaf 11 jaar) van Selina Hastings is één van de beste jongerenbijbels die we tot nu toe te zien kregen. Dit lijvige boek bevat zowel het Oud als het Nieuw Testament. Het gebruikt niet alleen een voor jongeren eigentijdse taal, maar geeft ook informatie met o.a. foto’s, kaarten en tekeningen die de kontekst van de verhalen duidelijker maakt. In vergelijking hiermee is de “Geïllustreerde Bijbelatlas voor kinderen” (Callenbach, 298 fr., vanaf 8 jaar) tekstueel gewoon kipkap. Alleen de kaarten zijn best de moeite.

Met “Lieve Engerd, de groetjes. Brievenboek voor kinderen” (Contact, 495 fr., vanaf 8 jaar) leverdenInez Van Eijk en Marijn Backer een doe-boekje af dat kinderen wil helpen “om leuke of moeilijke brieven te schrijven, met heel veel ideeën”. Het leuke van brieven, beweren de auteurs, is dat je ze kan lezen wanneer je wil en dat je niet direkt hoeft te reageren als er iets instaat waarvan je schrikt. Bij telefoneren gaat dat anders. Dus : brieven schrijven maar. Hiervoor krijg je op een vlotte manier allerlei raadgevingen, vooral voor lastige brieven (zoals kondoleantiebrieven, afscheidsbrieven en buitenlandse brieven). Volgt nog een brievenalfabet met alle soorten brieven en tips, plus een hoofdstukje over biezondere brieven (De Stenen Tafelen), oud schrift en beroemde postbodes (genre Buffalo Bill).

Voor de meeste kinderen zijn koeien vertrouwde, rustgevende beesten, en voor Guusanke Vogt is de koe van levensbelang in ons dagelijks leven. Vandaar haar besluit dat “als je een koe goed bekijkt, zij beslist geschikt is om een rol te spelen in ons interieur”. “Het Koeienboekje” (Van Dishoeck, 350 fr., vanaf 13 jaar) vermeldt dan ook te gekke ideetjes om allerlei koeieattributen een plaats te geven in de huiskamer : een koeieprint op kussens of stoelen, een beduiteinde met koeiekopsilhouetten, een koe als memobord, een koeietoilet.

De weinige kilometers kust die wij in ons land hebben, kan je volledig benutten met “Schelpen en andere zeedieren. Zoeken, verzamelen en benoemen” (Schuyt en Co, 475 fr., vanaf 8 jaar). Wat kan je vinden bij eb of vloed, wat is een grote strandgaper of een ruwe alikruik, en hoe verzamel je dat allemaal zonder dat je ouders die hele strandboel in de kortste keren de deur uitkeilen ? Lees het in dit boekje !

Voor iets oudere en geïnteresseerde jongeren zijn de boekjes “Olieverf voor beginners” en “Pastelkrijt voor beginners” (M & P – Standaard Uitgeverij, 650 fr. elk, vanaf 15 jaar) in de serie Tekenen en Schilderen. Volgens bijna hetzelfde procédé als de Ooggetuigen-serie worden hier allerlei benodigdheden en technieken bij het gebruik van olieverf en pastelkrijt uitgelegd. Schilderijen van vooral beroemde artiesten dienen als voorbeeld. Sommige werkwijzen worden zelfs faze na faze uit de doeken gedaan. Het enige wat je nog nodig hebt, is talent.

Datzelfde talent zal je ook kunnen gebruiken als je aan ballet wil doen. De meest voor de hand liggende manier lijkt de balletschool. Maar er is ook een foto-oefenboek over geschreven : “Ballet” van Darcey Bussell (Sesam Junior, Westland, 595 fr., vanaf 9 jaar). Battement tendu, arabesken, kostuums, en nuttige adressen in België, het staat er allemaal erin.

De Kaleidoskoop-reeks (595 fr. per deel) van Lannoo zit tussen kennis- en doe-boek in. Er zijn onder meer al deeltjes over “Theaters”, “Muziekinstrumenten” en “Bossen en bomen”, en ze vertellen elementaire dingen over het gegeven in de titel, hoofdzakelijk met soms paginagrote illustraties of allerlei openklap-, draai- en andere systemen die de lezer uitnodigen om iets met het boekje te doen. Ook al is het plezier van het knippen, plakken of draaien er vlug af, er blijft altijd nog een basisboekje over, aangevuld met een woordenlijst, enkele leestips en een register. Wij denken dat het gepruts met allerlei toegevoegde snufjes eerder jongere kinderen zal aanspreken, terwijl het tekstniveau veel hoger mikt.

Spelenderwijs getallen leren met “Jij kan Tellen. Leren tellen met dieren op ware grootte”.

“Theaters” in de Kaleidoskoop-reeks van Lannoo : tussen kennis- en doe-boek metverrassende illustraties.

Uit “Allemaal Bedrog” : gezellige-informatieve stukjes over menselijk en dierlijk gedrag.

“Olieverf voor beginners” : technieken en benodigdheden stap voor stap uitgelegd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content