Te oud voor de poppen, te jong voor de kerels : die leeftijd heeft het meisje ongeveer. Ze ziet er heel gewoon uit, met bruin krulhaar dat ze met felgekleurde elastiekjes in twee staartjes heeft gestoken. Met een viltstift is ze enthousiast aan het kleuren, het puntje van haar tong nog net niet uit haar mond – daarvoor is ze zich juist iets te veel van de camera bewust.

Het voorwerp waarop het meisje schrijft, is wel eigenaardig : een kakigroene granaat, met een kop die glinstert als een stuk speelgoed uit de Innovation. Het meisje tekent er hartjes op en een vlag. “Whit love”, schrijft ze daarbij. De spelfout maakt het extra tragisch. “Israëlische meisjes schrijven een boodschap op granaten die op Hezbollah-doelwitten zullen worden afgevuurd”, luidt het krantencommentaar. Zonder vraag- of uitroeptekens. Zonder `$ù %*#@&!çà!£! Kurkdroog als kranten kunnen zijn.

Daaronder staat een handig overzichtje afgedrukt van wapens die op hun beurt op Israël gericht zijn, en waarvan de ene naam al dichterlijker klinkt dan de andere. Katjoesja lees ik bijvoorbeeld, en Zelzal-2. De beste raket neemt 600 kg aan explosieven mee en reikt 195 km ver.

Ik zit in de tuin terwijl ik van dit alles kennisneem. Het is nog koel, de uren voor de hitte. De zon rijst langzaam boven de afscheiding met de buren, die bestaat uit wat men in de streek waar ik vandaan kom “papbladeren” noemt. Boven mijn hoofd groeien appelen. Een vliegtuig waterskiet tegen de helblauwe lucht. Er is wat wind, die langs mijn tenen strijkt. Verderop woeden de Gentse Feesten. Alles wat naar oorlog ruikt, lijkt ver. Toch hoef ik maar naar de dichtstbijzijnde benzinepomp te rijden om er de schurftige tentakels van te voelen.

Bij het zien van die ellendige foto in de krant moet ik aan dat andere meisje denken, dat ook Joods was en soms staartjes in haar haren deed. Over haar leven heb ik dit weekend nog eens een documentaire durven bekijken. Durven, zeg ik wel, want het leven van Anne Frank kan mij heftig ontroeren, ook al vind ik het een oud verhaal dat intussen iedereen kent. Soms denk ik : ach zijn ze daar weer, met hun achterhuis ? Toch is daar dan altijd weer een nieuw detail, een feitelijkheid die ik nog niet kende en die mij treft als een vuistslag van, laat ons zeggen, onze vriend Murat Kaplan.

Dit keer was het de kastanjeboom, waarvan Anne door haar zolderraam de top kon zien. Het enige stukje natuur dat in die twee jaar duffe opsluiting in haar blikveld kwam. “Wij keken alle twee naar de blauwe hemel,” schreef ze in februari 1944, “de kale kastanjeboom aan wiens takken kleine druppeltjes schitterden, naar de meeuwen en de andere vogels die in hun scheervlucht wel van zilver leken. Dat alles ontroerde en pakte ons alle twee zo, dat we niet meer konden spreken.”

Hoe cliché het verhaal ook geworden mag zijn, het blijft mij naar de keel grijpen zodra ik het mij concreet voorstel : dat slimme meisje dat daar op die paar vierkante meter tot volwassenheid moest komen, met als magere toevlucht dat dagboek dat ze “Kitty” doopte. “Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer in een woestijn herschapen wordt. Ik hoor steeds harder de aanrollende donder, die ook ons zal doden, ik voel het leed van miljoenen mensen en toch, als ik naar de hemel kijk, denk ik dat alles zich weer ten goede zal wenden, dat ook deze hardheid zal ophouden, dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen.”

Zulke dingen bedacht daar dat Jodinnetje van 15, wier verre zussen nu troetelnamen op granaten schrijven. Het verschil met het jongetje uit de state of the art BBC-documentaire The Nazis – A Warning from History is niet erg groot. Met een frons boven zijn neusje, die bijna schattig valt te noemen, strekt het de arm en brengt vol bezieling de Hitlergroet. Een beeld waar je minutenlang naar zit te staren.

Tot enig geloof in de mensheid strekt dan weer het feit dat men al honderdduizenden euro’s heeft uitgetrokken om de kastanjelaar van Anne Frank te redden. De boom is zo’n 160 jaar oud, en wordt bedreigd door schimmels. Hij is inmiddels gestekt, zodat men hem als hij kapot is opnieuw kan planten.

“Hoe prachtig is het”, schreef Anne nog in dat schriftje van haar, “dat niemand een seconde hoeft te wachten om de wereld te verbeteren.”

reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content