WERKEN AAN VERZOENING

© Illustraties Zaza

Van alle kanten weerklinkt de roep om de verdeeldheid in de samenleving te bestrijden en onze meningsverschillen bij te leggen. Maar waarom zien we de wereld vaak zo anders ? En vooral : hoe gaan we daarmee om ?

We vertrouwen elkaar niet meer”, zei oud-politicus en auteur Jan Terlouw enkele weken geleden in de Nederlandse talkshow De Wereld Draait Door. Het is volgens hem een van de oorzaken waarom we zo gemakkelijk het hoger belang en uitdagingen als de klimaatopwarming uit het oog verliezen. Terlouws speech raakte ook hier een gevoelige snaar. De Amerikaanse verkiezingsstrijd, de brexit, terreuraanslagen, het succes van populistische partijen : verdeeldheid beheerste vorig jaar de actualiteit. “Emotie overwint de rede,” zei een verontruste Michael Van Peel onlangs, “feiten doen er niet meer toe.” Ook comedians vergaat stilaan het lachen.

Die verdeeldheid dringt ook ons eigen leven binnen. De vluchtelingenkwestie, trein- en cipiersstakingen, Zwarte Piet, meer of minder Europa : allemaal kwesties waarover we met elkaar in de clinch gaan op sociale media, tijdens etentjes met vrienden of op het werk. Discussies die algauw verzanden in dovemansgesprekken. Iedereen verdedigt zijn grote gelijk, vaak met hoogoplopende emoties, wederzijds onbegrip – “hoe kun je zo denken?” – en verbaal geweld. “Fascist”, “idioot”, “seksist”: de verwijten vliegen heen en weer. “Er zijn geen herbergzame meningsverschillen meer”, twitterde Rik Torfs. “Wie anders denkt, is dom, wereldvreemd of moreel verwerpelijk.” “De echte kwestie”, schreef Knack-journalist Walter Pauli, “is of wij als samenleving nog kunnen omgaan met wat ‘fout’ is, met wat ons niet zint en niet aanstaat.”

“Oordelen over samenlevingskwesties komen niet uit het niets”, antwoordt Mark Elchardus op de vraag waarom we rond zoveel onderwerpen polariseren. “Veel hangt samen met de wijze waarop we ons informeren, en die is aan heel wat veranderingen onderhevig. Vroeger bereikte informatie uit de samenleving ons grotendeels via de zuilen. Die vertaalden ook onze zorgen en verzuchtingen, en omkaderden als het ware onze gedachten. Vervolgens namen de massamedia die rol over en steunde de verdeling van opinies vooral op verschillen in mediaconsumptie. Gebruikers van populaire media hielden er vaak andere meningen op na dan gebruikers van meer elitaire media. Nu zitten we weer in een nieuwe fase : nieuws en informatie over de samenleving bereiken ons steeds vaker via sociale media.”

Filterbubbels

Dat blijkt ook uit cijfers van het Reuters Institute, dat vorig jaar 50.000 mensen in 26 landen aansprak. Ruim de helft daarvan – 46% in Belgïe – gebruikt sociale media als Facebook, Twitter en Snapchat als nieuwsbron, en 12% noemt het zelfs zijn voornaamste nieuwsleverancier. Bij jongeren van 18 tot 24 jaar loopt dat op tot 24%.

Zo ontstaan mogelijk filterbubbels, erkent ook het Reuters Institute. Sociale media personaliseren nieuwsberichten en andere posts namelijk op basis van onze voorkeuren en geavanceerde algoritmen. Het gevaar dreigt dat we steeds minder zaken te zien krijgen die niet in ons kraam passen. Dat tunneleffect wordt nog versterkt door het surfgedrag van onze virtuele vrienden die vaak gelijkgestemde zielen zijn.

Maar het is niet zozeer de voortdurende bevestiging van onze eigen opvattingen die Elchardus zorgen baart, wel dat er op sociale media ook veel onwaarheden en flagrante leugens circuleren. Ook artikels van sites als het rechts-populistische Breitbart of het Nederlandse GeenStijl – naar eigen zeggen “tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend” – vinden er hun weg. “Destijds had ik kritiek op de commercialisering van de media, en hoe die onder meer tot ongenuanceerde zwart-witdiscussies en overdreven aandacht voor persoonlijke conflicten leidt. Maar daar gelden wel deontologische regels. Journalisten checken feiten en argumenten, en zijn voorzichtig met taalgebruik en veralgemeningen. Op Facebook valt die poortwachtersfunctie weg. En als eender welk bericht de status van waarheid krijgt, is het niet verwonderlijk dat mensen heel uiteenlopende visies op samenlevingskwesties ontwikkelen.”

Onderbuiken verschillen

“Steunden onze meningsverschillen maar op een verschil in kennis”, reageert de Gentse bioloog en filosoof Ruben Mersch. “Dan moeten we er alleen voor zorgen dat iedereen correct geïnformeerd is en kunnen we het met elkaar eens worden. Maar onze standpunten steunen minder op informatie en kennis dan we aannemen.”

Ga eens na bij jezelf, stelt Mersch voor : hoeveel weet je echt af van het asielbeleid, van de klachten van stakende werknemers of van genetische manipulatie ? “Dat valt vaak flink tegen, maar dat neemt niet weg dat we altijd een standpunt hebben. We vinden zaken algauw goed of fout, we zijn voor of tegen. We geloven graag dat onze standpunten stevig gefundeerd zijn – dat we alle feiten kennen en de argumenten voor en tegen afgewogen hebben. Maar die moeite doen we zelden. Meestal laten we ons leiden door een instinctief, irrationeel buikgevoel, en hobbelt onze ratio er maar wat achteraan, als een soort van woordvoerder die dat buikgevoel onderbouwt. Die mag dan verantwoorden waarom we voor dan wel tegen de hoofddoek, open grenzen of kernenergie zijn.”

Wat er in die onderbuik zit, beschrijft Mersch in Waarom iedereen altijd gelijk heeft. Volgens hem gaat het om een verzameling van morele emoties waarmee de evolutionaire geschiedenis ons heeft uitgerust om samenwerking mogelijk te maken. Voorbeelden zijn onder meer empathie, ons rechtvaardigheidsgevoel, gehoorzaamheid, groepsloyaliteit en verzet tegen onderdrukking. “Die emoties zijn aangeboren. Baby’s die nog niet kunnen denken, verkiezen lieve poppen boven slechte poppen. Maar we hebben allemaal wel een andere onderbuik.” Allerlei factoren spelen volgens Mersch een rol : genetica – een eeneiige tweeling vertoont op moreel vlak meer gelijkenissen dan een twee-eiige tweeling – maar ook de omgeving waarin we opgroeien en de groepsdynamiek. “Zelfs je eigen denkwerk speelt mee, maar minder dan we aannemen. Andere genen of een andere sociale omgeving hadden je met een heel andere onderbuik opgezadeld.”

Morele stammen

Als sociale wezens worden we niet alleen beïnvloed door onze omgeving, maar omringen we ons ook graag met mensen die dezelfde normen en waarden delen. “We creëren zelf een filterbubbel”, zegt Mersch. “Op Facebook, maar ook in het dagelijkse leven. Op familiefeesten ontwijken mensen liefst zo veel mogelijk onderwerpen waarover ze van mening verschillen.” Zo vormen we wat Mersch ‘morele stammen’ noemt : diverse groepen van mensen, met evenveel cocktails aan emoties. “Moraliteit is als brood. De ingrediënten liggen vast – meel, water, zout en gist – maar daar kun je veel soorten brood mee bakken. Morele stammen doen hetzelfde met morele emoties. Met wie zijn we empathisch, hoe vullen we rechtvaardigheid in, wat maakt ons opstandig : dat vullen al die verschillende stammen heel anders in. Daarom maakt de ene groep zich druk over langdurig werklozen en een andere vooral over superrijken. Dezelfde verschillen kleuren ook onze debatten over onverdoofd slachten en de hoofddoek : de ene groep schermt met de vrijheid van religie, de andere met dierenleed en de gelijkheid van man en vrouw. En elke groep heeft heilige huisjes : standpunten waarover je niet onderhandelt.”

Elke groep vindt zichzelf moreel superieur en zet zich graag tegen anderen af, legt Mersch uit. In een Amerikaans onderzoek bleek het bijvoorbeeld niet zo moeilijk om Republikeinen of Democraten voor een voorstel van het andere kamp te winnen : het volstond om hen wijs te maken dat een meerderheid van hun eigen groep erachter stond. “Goed is wat je eigen groep goed vindt,” zegt Mersch, “slecht is waar anderen in geloven.”

Ieder zijn waarheid

Ook wanneer de feiten in onze ogen helder en onweerlegbaar zijn, zullen rationele argumenten dus niet volstaan om onze meningsverschillen te beslechten. Sterker nog, volgens Mersch leiden ze tot méér polarisatie. Standpunten maken ons tot wie we zijn, en dus laten we er ons niet snel van afbrengen. “Vaak is er zo veel informatie beschikbaar dat beide partijen feiten kunnen aandragen die perfect hun standpunt onderbouwen : onderzoek, statistieken en anekdotes waarmee elk zijn gelijk aantoont. Zo verlopen veel discussies : elk tegenargument zorgt ervoor dat het andere kamp zich verder ingraaft. En we zien allemaal vooral wat we wíllen zien : informatie die onze mening bevestigt. Wie ervan overtuigd is dat homeopathie werkt, negeert algauw alles wat dat tegenspreekt. Wie open grenzen verdedigt, deelt sneller een artikel over de heldendaad van een Syrische vluchteling dan eentje over asielzoekers die jonge vrouwen bepotelen.”

Bovendien zijn veel kwesties complex. “De oorzaken van armoede en terreuraanslagen, een mogelijk verband tussen migratie en criminaliteit, waarom vrouwen een hoofddoek dragen : vaak gissen en interpreteren we erop los. Voor de een zijn armen luieriken die het zelf gezocht hebben, voor de ander slachtoffers van het systeem. We zouden kunnen toegeven dat een kwestie ons petje te boven gaat, maar zo zitten we niet in elkaar : onze onderbuik twijfelt niet, die wéét.” De mens is goed in het ‘martelen’ van de werkelijkheid en het wegredeneren van tegenargumenten, leert Mersch’ boek. Zolang het oordeel van onze onderbuik maar zegeviert. Argumenten die onze mening tegenspreken, onderzoeken we zorgvuldig op fouten : we spotten snel dat een artikel niet volledig is of dat een studie methodologische fouten bevat. Maar diezelfde kritische geest zwijgt wanneer het gaat om informatie die ons onderbuikgevoel bevestigt : daarvan nemen we aan dat ze degelijk en correct is.

Soms schieten we op de boodschapper : die is vooringenomen, liegt doelbewust of – een populaire laatste strohalm op sociale media – maakt onvergeeflijke taalfouten. Mersch maakte het zelf mee toen hij een artikel schreef waarin hij stelde dat genetische manipulatie zowel ten goede als ten kwade gebruikt kan worden : “Meteen suggereerden groene jongens dat ik betaald werd door de agro-industrie. Iets soortgelijks deed Trump toen hij beweerde dat de media deel uitmaken van een links complot, en dus per definitie onbetrouwbaar zijn.”

Tot slot counteren we al eens argumenten door te stellen dat ze niet ter zake doen. Zo gaat het soms ook met tegenstanders van holebi-adoptie wanneer ze geconfronteerd worden met studies die aantonen dat de kinderen uit die gezinnen het prima stellen : voor hen is holebi-adoptie gewoon fout. “Je kunt een paard naar het water leiden,” zegt Mersch, “maar je kunt het niet verplichten te drinken.”

Kritisch voor je eigen mening

Hoe klaren we meningsverschillen dan uit ? Stap één volgens Mersch, en misschien de moeilijkste, is erkennen dat je zelf een onderbuik hebt : “Dat je eigen mening soms op los zand steunt, en dat je zelf selectief omspringt met de feiten. Bij anderen herkennen we dat vrij goed, bij onszelf niet zo. In de ideale wereld zou ons brein dienen om de wereld beter te begrijpen en meer inzicht te verwerven. Maar ons redeneervermogen is vooral ontworpen om debatten te winnen. Daarom counteren en fileren we tegenargumenten zo goed : niet om gelijk te hebben, maar om gelijk te krijgen. Slimme mensen zijn er geweldig bedreven in.” Maak van de nood een deugd, stelt Mersch voor. “In een meningsverschil kunnen beide partijen elkaar gebruiken : de kritische blik van de ander helpt om je eigen foute argumenten op te sporen en je onderbuik te bedwingen. Tegenargumenten hoeven geen aanval te zijn, beschouw ze als een kans om je eigen inzicht te vergroten. Ik kan mijn wil om te winnen niet altijd bedwingen, maar ik probeer wel open te staan voor kritiek. En niet iedereen op Facebook hoeft de wereld te zien zoals ik. Zeker niet als die mensen te vinden zijn voor een constructieve dialoog.”

Verbaal vendelzwaaien

Stap twee, nauw verbonden met de vorige : het inslikken van je superioriteitsgevoel. De ander is niet de enige met een onderbuik, en zelden dom, achterlijk of immoreel. “Iemand met een andere mening zo bestempelen, maakt het eenvoudig : dan moet je er geen rekening mee houden of naar zijn argumenten luisteren.”

Misplaatste opmerkingen beheersen maar al te vaak de politiek, zucht Mersch. De brexiteers en Trumpkiezers worden weggezet als domme, misleide sufferds, en politici beschuldigen elkaar soms onterecht van racisme. “Maar we doen het zelf ook op sociale media, waar de drempel laag is om anderen achterlijk, xenofoob, vrouwenhaters en meer van dat te noemen; de reacties op posts staan er vol mee. Dat is weinig meer dan verbaal vendelzwaaien : goed om je eigen morele stam te tonen dat je een voorbeeldig lid bent, maar vaak onterecht en onnodig kwetsend. En vooral waardeloos om de tegenpartij op andere gedachten te brengen. Schelden is bij elk meningsverschil de kortste weg naar polarisatie. Mensen graven zich in wanneer je ze met tegenargumenten bestookt, maar ze slaan de deur dicht wanneer je hen beledigt.”

Face to face lopen gesprekken niet toevallig minder snel uit de hand : “Mensen die elkaar in de ogen kijken, zien een persoon. Iemand met een andere mening, maar ook gewoon een mens. Dat praat gemakkelijker, en mensen brengen sneller begrip op voor elkaars standpunt.”

Toon milderen

Vragen stellen werkt doorgaans beter dan tegenargumenten spuien, zegt Mersch, ook wanneer je heilig overtuigd bent van je gelijk. “In plaats van met je kennis van het werkloosheidsstelsel of het asielbeleid uit te pakken, kun je de tegenpartij beter voorstellen om jou even uit te leggen hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Wanneer mensen beseffen dat ze het ook niet zo goed weten, stellen de meesten zich vanzelf gematigder op.”

In dezelfde lijn liggen als vragen vermomde stellingen – “zou het niet kunnen dat” klinkt heel anders dan “zo is het” – en verbale witte vlaggen als “ik begrijp je standpunt, maar…” Waar het op neerkomt, legt Mersch uit, is dat we in een meningsverschil de onderbuik van de tegenpartij moeten geruststellen. “Mensen voelen zich snel aangevallen, er is weinig voor nodig om hun onderbuik in verdedigingsmodus te brengen. Milder dus je toon, formuleer de zaken wat zachter en claim geen zekerheid. Geef toe dat je zelf ook twijfelt aan je standpunt. Dat draagt er allemaal toe bij dat je boodschap binnenkomt bij de ander. Te koop lopen met tegenargumenten en sneren werkt averechts. De tegenpartij stopt je meteen in het andere kamp, graaft zich in en houdt op met luisteren.”

Daarmee is niet alles altijd opgelost, erkent Mersch. “Weegt de vrijheid van religie zwaarder door dan de gelijkheid van man en vrouw ? Is het behoud van tradities als Zwarte Piet belangrijker dan de gevoelens van degenen die zich beledigd voelen ? Soms is er geen antwoord dat iedereen tevredenstelt. Maar wat we nu vaak doen – eindeloos twisten over de motivatie van moslima’s om een hoofddoek te dragen en over de roots van Zwarte Piet – leidt alleen tot meer polarisatie en wederzijds onbegrip. Ondertussen zouden we het ook over de kern van de zaak en onze onderliggende gevoelens kunnen hebben. En dan kunnen de meeste tegenstanders van Zwarte Piet toch op zijn minst begrijpen dat anderen zich ongemakkelijk voelen bij het verdwijnen van de samenleving zoals ze die kenden.”

Begrip, wederzijds respect, bereidheid om een compromis te sluiten : het klinkt mooi, maar wat doen we met hardliners die doof zijn voor elk tegengeluid ? “Ik probeer mensen niet te beoordelen op hun standpunten, hoe extreem die me ook lijken”, zegt Mersch. “Op Facebook heb ik zowel met links- als rechtsgezinde mensen boeiende discussies. Wat telt, is de manier waarop ze in debat gaan, hoe ze hun mening onderbouwen en de mate waarin ze bereid zijn om hun standpunt in vraag te stellen. In elke morele stam zijn er mensen die de veilige cocon van het eigen gelijk willen verlaten. Laat ons daarop inzetten.”

Waarom iedereen altijd gelijk heeft, Ruben Mersch, De Bezige Bij, 19,99 euro.

Tekst Wim Denolf & Illustraties Zaza

“We zouden kunnen toegeven dat een kwestie ons petje te boven gaat, maar zo zitten we niet in elkaar : onze onderbuik twijfelt niet, die wéét”

“We counteren tegenargumenten niet om gelijk te hebben, maar om gelijk te krijgen. Slimme mensen zijn er geweldig bedreven in”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content