Nergens zijn vita en historia inniger met elkaar versmolten dan in Rome, bijna drieduizend jaar lang caput mundi, het hoofd van de wereld, waar aan elke zuil, fontein en fresco een bijzonder verhaal verbonden is. Fervent Rome-reiziger Luc Verhuyck verzamelde een schat aan feiten en fabels in “SPQR, een anecdotische gids voor de eeuwige stad”.

S PQR staat er op de deksels van de rioolputjes. Op lantaarnpalen, aanplakborden van oude buurtcinema’s en op de helmen van de stadspolitie. Datzelfde Senatus Populusque Romanus stond al op de banieren van de Romeinse legioensoldaten – in het echt en in succesfilms als Gladiator. Nergens is de geschiedenis meer levend dan in Rome, wie op het Forum over de Via Sacra loopt, kan zich voorstellen dat hij in de voetsporen treedt van Caesar, Cicero, Constantijn en zelfs Petrus, de visser uit Palestina die uiteindelijk een wereldkerk zou stichten. In Rome heb je geen tijdmachine nodig om je naar een ver verleden te laten katapulteren.

Nergens ook vloeien waarheid en verdichtsel zo moeiteloos in elkaar over. Neem nu Marcus Aurelius, de wijze oude keizer in Gladiator. O ja, die heeft wel degelijk bestaan. Maar hij stierf aan de pest en niet door de hand van zijn zoon. Meer nog, hij stelde de zwakzinnige Commodus zelf aan als zijn opvolger. Dat die wrede tiran wel eens in de arena trad, niet echt gebruikelijk voor een keizer, en het liefst vocht tegen gladiatoren die op sterven na dood waren, klopt dan weer wel. Toen hij ooit verkleed als Hercules het strijdperk betrad, beten de senatoren in hun lauwerkrans om de slappe lach te onderdrukken.

Geschiedenis die legende werd en vice versa, dat is ook wat Luc Verhuyck boeit. Als leraar kwam hij jaar na jaar naar Rome met de meest kritische toeristen die je je kunt voorstellen: 17- à 18-jarige collegestudenten. Verhuyck: “Een publiek dat je echt niet kunt boeien met louter namen, data en afmetingen. In het begin wist ik zelf niet meer dan de gemiddelde gids, maar precies omdat ik wilde dat die jonge mensen meer uit hun reis zouden halen, ben ik hier in Rome met kenners komen praten en allerlei dingen gaan opzoeken en napluizen. Rome is voor mij een fascinatie geworden: de laatste vijf jaar bracht ik hier elke zomer minstens een maand zoek, ik toerde door de stad op de enige echt Romeinse manier, op een Vespa. Bij elk bezoek ontdek ik nieuwe dingen, want Rome is een stad die haar schatten maar mondjesmaat prijsgeeft. Roma, non basta una vita, zeggen ze hier: aan één leven heb je niet genoeg om de stad écht te leren kennen.”

De rijke oogst feiten en verhalen verzamelde Verhuyck uiteindelijk in een anekdotische gids: “Want wat toeristen boeit in een stad, is de achterkant van de feiten, de petite histoire van krijgsheren en keizers, van denkers en dichters, vorstinnen en avonturiers, van vrome en minder vrome pausen. Mensen hebben behoefte aan legenden, dat bewijst de hardnekkigheid van de huidige stadsmythen en broodje-aapverhalen. Wat waar is en wat niet, is niet altijd duidelijk. Neem nu het verhaal van Romulus en Remus. Die zouden te vondeling gelegd en door een wolvin gezoogd zijn. En op 21 april 753 zou Romulus op de Palatijn met zijn ploeg de plek gemarkeerd hebben die later door Goethe de eeuwige stad genoemd werd. Een legende? Hoogstwaarschijnlijk. Maar het is het beste wat we hebben, want ook geschiedschrijvers als Titus Livius moesten het van de overlevering hebben. Bovendien bevat het verhaal wel degelijk een kern van waarheid. Opgravingen op de Palatijn spreken de vermeende stichtingsdatum niet tegen. En de wolvin is nog altijd het symbool van de hoofdstad van Italië.”

Met Luc Verhuyck als gids wordt Rome een stad van anekdotes en volkswijsheden, van wonderen en mysteries.

Het paard van de keizer

Geen betere plek om een verkenningstocht van Rome te beginnen dan het Capitool, want ooit bestuurden van daaruit consuls en senatoren de aarde. Wie de Cordonata bestijgt, ziet voor zijn ogen stukje bij beetje een van de fraaiste schouwspelen van Rome en misschien wel de wereld verschijnen, alsof het doek opgaat in het theater. Bovenaan wordt de trap bewaakt door die andere mythische tweeling, Castor en Pollux, beschermers van Rome. Forse knapen ook, met een soort pierrotkapje op hun hoofd. De halve schalen van zwaneneieren, zo blijkt, want de tweeling was het resultaat van een slippertje van Zeus, in de gedaante van een zwaan, met Leda. En dan sta je op de Piazza del Campidoglio, een schitterend trapeziumvormig plein met een stervormige betegeling, door Michelangelo ontworpen nadat paus Paulus III zich tijdens het bezoek van keizer Karel V in 1536 diep geschaamd had voor de modderige aanblik van het plein. Geen wonder dat het spectaculaire ruiterstandbeeld van keizer Marcus Aurelius (121-180), de beroemdste bronzen ruiter uit de oudheid en het voorbeeld voor alle ruiterstandbeelden van de Renaissance tot vandaag, het middelpunt geworden is van allerlei legenden en voorspellingen. Lang was men niet zeker van de identiteit van de ruiter. Maar goed ook, want anders was het beeld waarschijnlijk vernietigd geweest, Marcus Aurelius had immers christenen laten vervolgen. Aan een van de hoeven van het machtige paard is duidelijk een stukje aangezet. Lag daar oorspronkelijk het beeld van een overwonnen gevangene? Of, zoals een andere bron het wil, een keizerlijke kamerheer die de keizerin verleid had, maar door de keizer betrapt én vertrappeld werd? In de zestiende eeuw was bewaker van het beeld een felbegeerde erefunctie, die de gelukkige jaarlijks tien pond was, drie pond peper, zes paar handschoenen, twee kruiken wijn en een paar dozen bonbons opleverde. Overigens is het beeld op het Campidoglio een kopie, het origineel staat achter glas in een van de Capitolijnse Musea.

Brood en spelen

“Wanneer het Colosseum vergaat, zal Rome vergaan en wanneer Rome ten onder gaat, gaat de wereld ten onder.” Die uitspraak zou van de achtste eeuw dateren en kijk, het Colosseum staat er nog. Oorspronkelijk heette het Amfitheater der Flaviërs, naar de dynastie van keizer Vespasianus die in 72 na Christus de opdracht tot de bouw gaf. De naam Colosseum komt van een enorm beeld van Nero, geïnspireerd door de kolos van Rhodos, dat in de buurt stond. Een van de hardnekkigste misverstanden over het Colosseum is dat christenen er systematisch werden uitgeroeid of voor de leeuwen gegooid. Dat strookte immers niet met de propagandistische functie die het gebouw in de eerste plaats had. Als christenen in de arena werden ingezet, was dat niet wegens hun geloof, maar omdat ze als vijanden van de staat in de gevangenis zaten. En net als andere gevangenen konden ze hun vrijheid verdienen door tegen gladiatoren of wilde dieren te vechten. Dat neemt niet weg dat de architect van het Colosseum, een zekere Gaudentius, zelf als christen in de arena gestorven zou zijn.

Hier ligt de oorsprong van de uitdrukking panem et circenses (brood en spelen): door de Romeinen eten te geven en ze spectaculaire spelen voor te schotelen, wilden de heersers hen van hun problemen afleiden. Zo werden er bijvoorbeeld zeeslagen geënsceneerd, gevechten tussen vrouwelijke gladiatoren en zelfs tussen blinden, waaraan de bloeddorstige Romeinen nogal wat lol beleefd moeten hebben. Tijdens de openingsfeesten zou keizer Titus zijn gasten met holle balletjes hebben laten bekogelen waarin een soort waardebonnen zaten waarmee ze gouden en zilveren voorwerpen, kleren, vee en zelfs slaven konden winnen. Dat aan de zuidzijde van het Colosseum de buitenste galerij ontbreekt, komt doordat bouwzieke pausen tussen de 15de en de 18de eeuw het monument als een goedkope bron van materialen zagen voor gebouwen als de Sint-Pieter, het Palazzo Venezia en de Cancelleria.

Een engel boven de burcht

Bij de Romeinen zelf is de Engelenburcht veruit het populairste monument van de stad, ondanks de sinistere geschiedenis. Het gebouw dankt zijn naam aan paus Gregorius de Grote die tijdens een pestepidemie 40 processies liet rondgaan om het einde van de plaag af te smeken. Toen de laatste processie aanstalten maakte om naar Sint-Pieter terug te keren, verscheen de aartsengel Michaël boven wat toen het mausoleum van Hadrianus was. De engel stak zijn vlammende zwaard in de schede en er kwam een einde aan de pest. Daarom werd bovenop de burcht een engelenbeeld geplaatst, gemaakt door de Vlaming Verschaffelt.

Het gebouw deed ooit dienst als pauselijke residentie, maar ook als kanonnengieterij en als gevangenis. Alexander VI Borgia liet bovenop de muur naar de burcht een 1600 meter lange vluchtgang naar het Vaticaan aanleggen, de zogenaamde passetto. Het laatste stuk werd afgesloten met een ophaalbrug, die werd opgetrokken zodra de paus in veiligheid was. De gang werd met absolute zekerheid gebruikt door Clemens VII tijdens de Sacco di Roma (de plundering van Rome) in 1527, toen de paus met zijn hele hofhouding via de passetto een veilig heenkomen zocht. De flamboyante Florentijnse beeldhouwer Benvenuto Cellini wist dan weer uit de Engelenburcht te ontsnappen, al brak hij daarbij een been.

Beatrice Cenci had minder geluk. Op 11 september 1599 werd ze vlak voor de burcht terechtgesteld wegens vermeende medeplichtigheid aan de moord op haar vader, een regelrechte schurk. Om hun eigen hachje te redden, getuigden Beatrices broers tegen hun onschuldige zus. De Romeinse bevolking was het grondig oneens met de gerechtelijke uitspraak tegen Beatrice en smeekte de paus tevergeefs om gratie. De schilder Guido Reni zou Beatrice in de Engelenburcht bezocht hebben en getuige zijn geweest van haar onthoofding. Toen ze op het schavot stond, keek de 22-jarige schoonheid hem recht in de ogen. Het is die blik die hij heeft vastgelegd in het beroemde portret dat nu in het Palazzo Barberini hangt.

Het stof der tijden

In de lente baadt het Forum in de bedwelmende geur van wisteria. Hier ontmoetten in de klassieke oudheid de Romeinen elkaar en informeerden ze zich over wat er in de stad omging. Hier paradeerden legioenen en triomfantelijke gladiatoren. In de Curia nam de Senaat beslissingen die de wereldgeschiedenis beïnvloedden. Cicero hield er zijn redevoeringen en er werden publieke terechtstellingen voltrokken. De opperpriester, de Pontifex Maximus, had er zijn residentie, evenals de Vestaalse Maagden. Maar vanzelfsprekend was er ook een bordeel. Vanaf de zesde eeuw is het Forum Romanum langzaam gegroeid: tussen het leggen van de eerste en de laatste steen verliepen een kleine 13 eeuwen. Wie er nu loopt, krijgt een goed idee van het begrip “stof der tijden”. Het straatniveau van toen lag immers vijf à tien meter lager dan nu. De Via Sacra, hoofdstraat van het Forum, begint bij de Titusboog, een eerbewijs aan keizer Titus, die in 70 na Christus Jeruzalem veroverde en verwoestte. Op de basreliëfs aan de binnenzijde is te zien hoe de buit uit de tempel in Jeruzalem werd gesleept, waaronder de menora, de zevenarmige kandelaar. Joden weigeren van oudsher onder deze boog door te lopen.

In de Oudheid bevond zich op het Forum ook een soort vijvertje. Bij een aardbeving was de grond hier opengespleten en volgens een orakel zou hij zich pas weer sluiten als de Romeinen hun dierbaarste bezit in de kloof zouden gooien. Een jongeman, Marcus Curtius, sprong in vol militair ornaat en te paard de diepte in. Want het dierbaarste bezit van Rome was de jeugd.

Op de plaats waar Caesar na de moord werd verbrand, bouwde Augustus in 29 voor Christus een aan hem gewijde tempel. Een nis geeft de precieze verbrandingsplaats aan. Op 15 maart, Caesars sterfdag, liggen er telkens weer bloemen en laurierkransen. Op de Rostra hield Marcus Antonius zijn grafrede, door Shakespeare onsterfelijk gemaakt: ” Friends, Romans, countrymen, lend me your ears…

De magiër en de duivel

“Wie Rome bezoekt zonder het Pantheon te hebben gezien, keert terug als een ezel”, luidt een Romeins gezegde. Maar pas binnen ontdek je de ware schoonheid en symmetrie. De naam wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Pantheon betekent immers “het volkomen goddelijke” en niet “tempel voor alle goden”. Ooit moet er een beeld hebben gestaan van Venus dat oorbellen droeg van de twee helften van een parel die Marcus Antonius van Cleopatra had afgepakt. In 609 werd het Pantheon door keizer Phocas aan paus Bonifatius geschonken die het gebouw omvormde tot een kerk.

Ook bij het Pantheon zie je dat het straatniveau vroeger veel lager lag. Volgens een legende heeft dat te maken met de magiër Baialardus die zijn ziel aan de duivel wou verkopen, maar voortijdig berouw kreeg. Om boete te doen ging hij op pelgrimstocht en slaagde erin Jeruzalem en Santiago de Compostella op dezelfde dag aan te doen. Bij zijn terugkeer stond de duivel hem op te wachten, maar Baialardus vluchtte de kerk binnen en zakte in vurig gebed voor het altaar neer, waardoor hij zijn ziel redde. Om zijn razerij te koelen liep de duivel een aantal rondjes om het Pantheon en veroorzaakte op die manier de gleuf in de grond.

In de 19de eeuw werd het Pantheon de begraafplaats voor Italiaanse vorsten. Ook de echtgenote van Umberto I, koningin Margherita rust hier, naar wie de pizza in de nationale kleuren groen, wit, rood genoemd werd.

Op het graf van de schilder Rafaël lees je: “Bij leven vreesde de natuur door hem te worden overtroffen, nu hij dood is, vreest zij zelf te sterven.” De meester was pas 37 toen hij overleed. Jarenlang had hij een verhouding met zijn model, La Fornarina, maar die mocht niet op de begrafenis aanwezig zijn. De gedenksteen rechts is er één voor zijn officiële verloofde Maria Bibbiena, een nicht van kardinaal Dovizi di Bibbiena, een van Rafaëls beschermheren.

De fonteinenoorlog

Zoals het water in Rome sprankelt, sprankelt het nergens. Hier vind je de mooiste fonteinen ter wereld, door de componist Respighi vereeuwigd in zijn Fontane di Roma. Toen de Zweedse koningin Christina, die troonsafstand had moeten doen omdat ze katholiek geworden was, in 1655 in de stad aankwam, zag ze overal uitbundig borrelend en spuitend water. In de veronderstelling dat die waterpret speciaal voor haar georganiseerd was, dankte ze haar gastheren en zei dat het kraantje nu wel dicht mocht. De beroemdste fontein is ongetwijfeld de monumentale Trevi, ook al wegens films als Three coins in the fountain en natuurlijk La Dolce Vita, waarin de voluptueuze Anita Ekberg een nachtelijk bad neemt in de fontein. Het meesterwerk werd getekend door de beeldhouwer Bernini, maar pas veel later (tussen 1732 en 1751) uitgevoerd door Nicola Salvi, decorontwerper en vuurwerkmaker van beroep. Tijdens de werken werd Salvi voortdurend lastig gevallen door een barbier die op het plein zijn vak uitoefende en voortdurend “goede raad” kwam geven. Om hem het gezicht op de werken te ontnemen, zette Salvi rechts op de balustrade een enorme stenen vaas, die wegens haar vorm als de hartenaas bekend staat. Volgens het volksgeloof moet wie naar Rome terug wil keren, met de rug naar de fontein staan en een muntje over de schouder werpen. Op die manier komt jaarlijks zo’n 3,6 miljoen frank op de bodem terecht, die aan het onderhoud van het kunstwerk besteed worden.

In het midden van de Piazza Navona staat een ander praalstuk van Bernini, de Fontana dei Quattro Fiumi, die de grote stromen van de vier toen bekende werelddelen voorstelt. Oorspronkelijk zou Bernini’s aartsrivaal Borromini het ontwerp maken, maar Bernini snoepte de opdracht af door de lievelingsschoonzus van de toenmalige paus een zilveren schaalmodel van de fontein cadeau te doen. Borromini zou dan weer een berekeningsfout in de watertoevoer van de fontein ontdekt hebben. Hij verkneukelde zich al op het hoongelach waarop Bernini bij de onthulling onthaald zou worden. Dat kwam Bernini ter ore die er maar niet in slaagde om de fout te vinden. Ten einde raad liet hij een van zijn jonge medewerkers de huishoudster van Borromini verleiden en haar de informatie ontfutselen.

Een bevalling in de basiliek

De koepel van Sint-Pieter is een meesterwerk. De Franse schrijfster Madame de Staël had het over “de afgrond” boven haar hoofd. Byron sprongen dan weer de tranen in de ogen toen hij voor het eerst voor de Pietà van Michelangelo stond. Het sublieme beeld van Christus’ bewening door een zeer jonge en bloedmooie Madonna is het enige werk van Michelangelo dat door hemzelf gesigneerd werd. Blijkbaar had de meester het tijdens de onthulling aan iemand anders horen toeschrijven en dus liet hij zich de volgende nacht in de basiliek opsluiten om zijn naam in de sjerp van de Madonna te beitelen. Toen hij daarbij door een non betrapt werd, kocht hij haar stilzwijgen af door haar een paar stukjes marmer uit de wond in Christus’ zij te schenken.

Voor het beroemde Petrusbeeld aan het einde van het schip schuift bijna altijd een lange rij pelgrims aan die Petrus’ voet willen strelen. Wie dat zonder de nodige devotie doet, zou van het beeld een schop krijgen. Een aandachtige toeschouwer ontdekt in de weelderig gedecoreerde kerk een paar intrigerende details. Op de voetstukken van de pijlers van het baldakijn boven het pauselijk altaar staan boven het wapenschild van Urbanus VIII een aantal van pijn vertrokken vrouwenkopjes. Volgens kenners zou het gaan om de uitbeelding van de bevalling van Anna Colonna, het lievelingsnichtje van de paus. Het laatste beeldje is trouwens een kinderkopje. Volgens anderen gaat het om de bevalling van pausin Johanna. Een minder pittoreske verklaring is dat de beeldjes een symbool zijn voor het “moederschap” van de apostolische zetel in Rome, waaruit de hele christelijke kerk is ontstaan.

Luc Verhuyck, “SPQR, een anekdotische gids voor Rome” ligt binnenkort in de winkel. Uitg. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 300 p. met plattegronden, richtprijs 933 fr.

* Vijftig lezers kunnen een exemplaar van dit boek winnen, meer daarover in de rubriek “Knack Club”, achterin “Focus”.

Linda Asselbergs / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content