Dochter van acht is tegenwoordig erg begaan met de diertjes, met de natuur en met het voortbestaan van dat alles. Mijn hart krimpt ineen als ik haar hoor zeggen : “Ik hoop dat de elektrische auto op tijd komt.” Daar is ze tegenwoordig erg mee bezig, met de elektrische auto, en ze vraagt hoe je die kunt onderscheiden van een gewone stinkbak zoals de onze.

“Een elektrische auto maakt geen geluid”, antwoord ik. “Hij is zo stil dat het bijna gevaarlijk wordt.”

Dat begrijpt ze. “Je hoort hem niet aankomen.”

En samen fantaseren we over de geluiden die je kunstmatig zou kunnen toevoegen teneinde voetgangers tijdig te alarmeren.

“Jij zou vast voor het belletje van de ijskar kiezen”, zeg ik. “Maar dan komen alle kinderen op je af zodra je halt durft te houden.”

“Dat zou ik niet nemen hoor”, glimlacht ze raadselachtig, en ze laat een strategische stilte vallen. “Wél het muziekje van Harry Potter.”

Ze is Hermelien Griffel en maakt haar eigen toverstokken, die volgens haar vele keren krachtiger zijn dan de commerciële. Dat beaam ik natuurlijk. Toverkunst en de elektrische auto : het moet wel goed komen met de wereld. Met enige regelmaat trekken wij samen naar het zwembad van M., waar ik dochter bekwaam in duikkwaliteiten en in het vermogen om als een plank op je rug te blijven drijven. Na het zwemmen durven wij al eens een gebakje te eten op de parking aan de achterkant van een sfeervol pand dat blijkbaar een gerechtsgebouw is, te oordelen aan de bordjes bij de staanplaatsen. ‘Vrederechter’ staat er bij het ene, daarnaast ‘hoofdgriffier’ en nog eens daarnaast ‘griffier’. Op de parkeerplekken staan auto’s gestald in afnemende graad van prijs en maatschappelijk aanzien.

“Zou dit de Wegisweg kunnen zijn, papa ?”, vraagt dochterlief, wijzend op een doodlopende inham tussen verweerde muren die ietwat geheimzinnig is.

“Dat zou heel goed kunnen”, speel ik het spelletje mee – al lijkt het mij meer het soort nis waar wildplassers aan hun trekken komen.

Zo hangen we daar rond, tot er opeens een poetsvrouw naar buiten komt. Zij neemt ons op met het soort blik dat doorgaans gereserveerd is voor wespen op tuinfeesten. Wat wij daar te zoeken hebben, vraagt zij bars, en of wij zo vriendelijk willen zijn ons terstond te verwijderen.

Dat ik daar geen reden toe zie, antwoord ik, daar we niet op privédomein staan en al evenmin iets verkeerd doen.

Zij pruttelt nog tegen, begeeft zich dan misnoegd weer naar binnen. Luttele minuten later komt er een lange man naar buiten. Het blijkt de vrederechter zelve, die vraagt of hij ons misschien kan helpen.

“We eten een frangipane”, zeg ik, met de droogheid van amandelen.

“Dat is uw goed recht”, antwoordt hij. “Maar ik hou er niet van dat u bij mijn auto rondhangt.”

“We waren inderdaad van plan om daarna voor de gezelligheid een ruitje in te slaan”, grap ik, echter bijtijds het gevaar inziend van ironie in justitiële kwesties. “Vanwaar uw nervositeit ?”, vraag ik ernstig. “Zien wij eruit als terroristen ?”

Zo ver zijn we blijkbaar gekomen : dat je als vader met je dochter op een openbare parking niet meer van de Wegisweg zou mogen dromen. Dan ben ik in staat om uit pure balorigheid te blijven rondhangen, desnoods op plekken die naar verschaalde urine ruiken. Hoewel je moet uitkijken tegenwoordig, met dat woud aan gasboetes die links en rechts van kracht zijn. Zou het nog mogen, de hand slaan aan een frangipane in de buurt van een magistratelijke auto ? Je weet het niet meer zeker, wat op zich al betekent dat de rechtsstaat afgekalfd is.

De heer vrederechter laat het hier voorlopig bij, hij verdwijnt spoorslags voor een afstapping ter plaatse. Mijn confrontatie met het gerecht blijft beperkt tot deze kolderachtige schermutseling. Ik tel mijn zegeningen bij de gedachte aan andere plekken en andere tijden, waar mannen met knuppels je voor mindere vergrijpen ’s nachts van je bed komen lichten.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Zou het nog mogen, de hand slaan aan een frangipane in de buurt van een magistratelijke auto ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content