Op 13 juli zal het jeugdsentiment weer losbarsten. De passage van Doe Maar op Werchter Boutique betekent, als we Henny Vrienten en co mogen geloven, de start van een compleet nieuw hoofdstuk voor de groep. We spraken met de Nederlandse band over hun unieke vriendschap, het succes en censuur.

Op een lentedag staat Doe Maar op het grote podium in Werchter voor een nu nog lege wei. Om te wennen aan het idee dat ze hier straks, na twee dagen opwarmen in De Kuip in Rotterdam, Werchter Boutique mogen afsluiten. “Ik neem dadelijk een affiche mee naar huis”, lacht Henny Vrienten. “Daar gelooft niemand dat we hier na Crowded House en Santana spelen.”

De groep is hier uiteraard niet alleen om de indrukwekkende bühne te monsteren, ze komen ook praten over hun derde leven (hun eerste : de periode ’80-’84, hun tweede : in 2000). Mooi om te zien hoe tijdens de gemoedelijke babbel de verschillende persoonlijkheden van The Fab Four van de Lage Landen naar boven komen. Henny Vrienten (zang / bas) is de John Lennon van Doe Maar : ad rem en impulsief. Ernst Jansz (zang / toetsen) zou je een Paul McCartney kunnen noemen : een minzame sentimental fool. Jan Hendriks (gitaar) is George Harrison : een onderschatte figuur die tussen de ego’s van de twee frontmannen over het creatieve evenwicht waakt. En dan is er nog Jan Pijnenburg (drums). Net als Ringo Starr iemand die de ontstaansgeschiedenis van de succesformule niet van dichtbij meemaakte. Alsof hij zijn reputatie als buitenbeentje wou onderstrepen, emigreerde de roffelaar acht jaar geleden naar Spanje, waar hij nu een studio runt.

“Vroeger stonden er op de eerste rij tienermeisjes te gillen, nu staan er volwassen mannen te huilen.” Dixit Stewart Copeland, drummer van The Police. Herkenbaar ?

Ernst Jansz : Bij ons is het ook helemaal anders. In 2000 stonden er plots jongens in de zaal. Stevig uit de kluiten gewassen jongens. Zeker de helft was mannelijk. Dat was vroeger ondenkbaar.

Jan Hendriks : Als er toen al jongens waren, dan stonden ze ergens achterin. Verdoken, zich te schamen.

Nog een citaat : “Ik begrijp niet dat iemand ooit een hit schrijft en zingt, en dat twintig jaar later nog staat te doen voor veertien overspannen huisvrouwen, als zwakke afspiegeling van wat het ooit is geweest.”

Henny Vrienten : Die is van mij. Dat ging over Dave Berry. Hij vulde zijn dagen met het zingen van zijn oude hit This Strange Effect in kleine zaaltjes. Wij zullen nooit voor veertien overspannen huisvrouwen optreden, dat begrijp je wel. Al geef ik toe dat ik die uitspraak ook met enige zelfspot deed.

Was het dat pathetische beeld dat u lang tegenhield om weer met Doe Maar het podium op te kruipen ? Voor 2000 waren immers al vele aanbiedingen voor een reünie geweest.

Vrienten : Dat klopt, ja.

En toch was u uiteindelijk de vurigste pleitbezorger van de reünie in 2000, omdat u vond dat het verhaal van Doe Maar nog niet af was.

Vrienten : Ik werd daar een grote voorstander van nadat we de groep Blof in Paradiso in Amsterdam covers van ons hadden zien spelen. Ik stond met mijn zonen in het publiek. Ook de rest van de groep was uitgenodigd. Toen ik zag hoe wild de mensen op ons repertoire reageerden, was dat een eyeopener voor me. Ik stond ervan versteld dat die liedjes nog zo erg leefden.

Jansz : Ik herinner me dat je je op een gegeven moment naar me omdraaide. “Dit kunnen wij véél beter”, fluisterde je.

Opnieuw bij elkaar komen, bood jullie de kans om een vervolg te breien aan iets wat in 1984 in mineur was geëindigd.

Vrienten : Het voelde in ’84 inderdaad als een nederlaag aan. We sloegen op de vlucht.

Jansz : Ik weet nog goed dat we het besluit om te stoppen heel bruusk namen. Toen ik het nieuws thuis aan mijn vriendin vertelde, reageerde die : “Als jullie het al niet kunnen redden samen, wie dan wel ?” Een mooie reactie. Want inderdaad, we hingen sterk aan elkaar. Henny loopt trouwens al de hele dag te verkondigen dat we weer definitief samen zijn.

Vrienten : Dat is zo. Maar je moet mij nooit geloven. Ik meen wat ik zeg, maar een uur later kan ik er weer helemaal anders over denken. Zo zit ik in elkaar.

Na de split in ’84 hebben jullie allemaal voor een low-profilebestaan gekozen. Hadden jullie die anonimiteit nodig om af te kicken van het succes ?

Jansz : Omdat het ons zwaar viel om steeds in het middelpunt van de belangstelling te staan, sloten we ons een tijd op. Het gekke is dat we in 2000 allemaal op hetzelfde moment het gevoel hadden : nu kunnen we weer in de schijnwerpers gaan staan.

Om nog even terug te komen op The Police : Stewart Copeland had vroeger op zijn drumvellen “fuck off, you cunt” staan, een sneer gericht aan Sting…

Vrienten : De reden waarom het bij ons in ’84 misliep, had niets met onderlinge spanningen te maken. Als je jong bent, ben je zo vurig dat het weleens tot een clash komt, maar verwensingen naar mekaars hoofd slingeren, hebben we nooit gedaan.

Tegenwoordig staat er naar verluidt “kiss me, you fool” op Copelands drumvellen. Waar ik uit afleid dat de relaties binnen The Police met de jaren geëvolueerd zijn. Is ook bij jullie het contact veranderd ?

Jansz : Ik voel me tegenwoordig lekkerder in mijn vel. Ik kan meer mezelf zijn. Omdat ik vermoed dat dit voor iedereen in de groep opgaat, lijkt het mij dat we vandaag nog dichter bij elkaar staan.

Jan Pijnenburg : We hebben al zoveel samen meegemaakt. Dat maakt de weerstand groter. We kunnen tegen een stootje. Je mag alles over ons beweren, het kan ons niet raken.

Jansz : Naarmate ik ouder word, ga ik ook meer belang hechten aan vriendschap, zo merk ik.

Eerder zei u me dat u hoopte de kliek van Doe Maar tot je tachtigste samen te kunnen houden, om af en toe ergens akoestisch op te treden.

Hendriks : Toch niet akoestisch ? Laat ons er zelfs op onze oude dag flink de beuk in gooien.

Jansz : Ik had toen het idee dat het kader waarin we tot ons tachtigste muziek konden maken, ver van ons vroegere imago moest staan. Een andere setting leek mij een noodzaak. Nu we weer lekker aan het spelen zijn, moet ik mijn mening herzien. Ik denk dat wij met dit repertoire toch wel tot ons tachtigste uit de voeten kunnen. Al zullen we zeker tussendoor nog iets nieuws creëren.

Vrienten : We moeten dan wel enkele afspraken maken. Als er valse gebitten door de lucht beginnen te vliegen, dan moeten we er serieus over nadenken om ermee op te houden.

Voelden jullie ook toen Doe Maar officieel niet meer bestond een zekere verbondenheid ?

Hendriks : Absoluut. Onze speciale band is nooit weggeweest.

Jansz : Als we nog eens met ons vieren afspraken, dan gebeurde er telkens iets met je. Alsof je even opgetild werd.

Krijgen sommige oude liedjes voor jullie nu een nieuwe betekenis ?

Vrienten : Soms vragen we ons af of bepaalde liedjes nog kunnen. Je kunt niet meer met volle overtuiging sommige regels zingen die je schreef toen je dertig was. Die nummers gingen bijna allemaal over : een meisje willen hebben en niet kunnen krijgen, of omgekeerd. Die fase in mijn leven is gelukkig voorbij. Je kunt niet blijven rennen. Maar omdat we van die liedjes houden en ze ons zoveel gebracht hebben, laten we ze toch het liefst intact. Vooral geen teksten veranderen. Ik zing nu dus niet : “Wel een beetje raar, bijna zestig jaar.” Bij enkele nummers moet je toch vaststellen : dat kan écht niet meer. En die vallen af.

Zoals ?

Vrienten : Dat zeg ik niet.

Jansz : De sterke liedjes behouden op een of andere manier hun waarde. Al bekijk je ze nu vanuit een ander perspectief. Pa bijvoorbeeld heeft Henny geschreven toen zijn vader nog leefde. Nu die er niet meer is, krijgt dat voor hem toch een andere dimensie.

Vrienten : Een liedje is een momentopname. Vanaf het moment dat je het uitbrengt, is het ook niet meer van jou, maar wordt het publiek bezit. Wie geeft mij het recht om te gaan hakken in het collectieve bewustzijn ? Ik beken dat ik moeite heb met Eén Nacht Alleen. Die smeekbede – laat me met rust, want ik wil een keertje alleen slapen – is al lang niet meer van toepassing. Toch hou ik van de geschiedenis van dat lied. Kunnen we, omdat er geen acute nucleaire dreiging meer is, De Bom niet meer spelen ? Toch wel.

Jansz : Voor mij krijgt De Bom nu net een meerwaarde. Het draait in dat nummer niet om de atoombom, maar om het gevoel : ik wil de tijd hebben om jou beter te leren kennen. Die kern komt er nu sterker uit.

Jullie staan als headliner op een festival in Werchter. Dat was 25 jaar geleden ondenkbaar, omdat jullie toen niet serieus genoeg werden genomen. Op Pinkpop kregen jullie in 1983 appels naar jullie hoofd gesmeten.

Vrienten : Eindelijk gerechtigheid, zou ik zeggen. De kritiek op onze teksten heb ik bijvoorbeeld altijd volkomen onterecht gevonden. Ernst deed iets met onze taal wat nooit iemand eerder had gedaan : heel persoonlijke lyriek in popmuziek gieten. Ik wist ook niet wat ik hoorde in het begin, hoor.

Jansz : Toen ik Henny vroeg om bij de groep te komen, zei hij : “Die muziek vind ik leuk, maar die Nederlandse teksten !”

Vrienten : “Nu begrijpt iedereen meteen wat je zingt”, dat was mijn reactie. Plots moest je oppassen met wat je zei in liedjes. We hebben echt iets nieuws willen neerzetten, in directe spreektaal.

Jansz : Onze fans hadden daar heus wel wat aan omdat ze zich erin herkenden. We waren de eersten die over bepaalde dingen durfden te zingen in het Nederlands.

Vrienten : Er waren ouders die de plaat die hun kind had gekocht terug naar de winkel brachten. Omdat we bijvoorbeeld “je loopt je lul achterna” zongen.

Jansz : Een oom van me heeft zelfs van pure woede een album van ons in stukjes gestampt, om die reden.

De broer van een vriend van me, die leraar was, sprak destijds schande over Nederwiet. Propaganda voor druggebruik, dat was not done. Ik neem aan dat daar in Nederland niet zo zwaar aan getild werd.

Jansz : Niet echt, nee. Al waren er zeker mensen die het maar niets vonden.

De laatste jaren kregen bepaalde hiphoppers en cabaretiers zoveel tegenwind in Nederland dat ze het als een bedreiging voor de vrije meningsuiting zagen. Is Nederland zoveel intoleranter geworden ?

Pijnenburg : Ik woon al een jaar of acht in Spanje. Ik heb Nederland inderdaad erg zien veranderen. Elk jaar kom ik voor een week terug en dan heb ik de neiging veel tv te kijken en kranten te verslinden, om te peilen hoe de situatie is. De conclusie is dat Nederland me steeds minder bevalt. Langzamerhand schuift de maatschappij naar rechts op. Angst beheerst de samenleving.

Jansz : Gastmuzikant Joost Belinfante kwam onlangs naar een repetitie met een pet op die hij in Indonesië had gekocht. Hij vertelde dat hij met de nek werd aangekeken of zelfs botweg werd uitgescholden als hij met die pet over straat liep. Dat is heftig, toch ?

Vrienten : We hebben nu zes christelijke ministers in de regering. Het gaat helemaal de verkeerde kant op met hen. Zij willen verbieden dat de evolutieleer nog op scholen wordt gedoceerd. Die mensen zijn gek.

Jansz : Destijds stoorden mensen zich eraan dat we woorden als lul of klaarkomen in de mond namen in liedjes. Als ik hoor wat bepaalde cabaretiers tegenwoordig soms uitkramen, dan denk ik toch ook weleens : wat een walgelijke taal. Waarmee ik niet wil zeggen dat dit van hogerhand verboden moet worden, want dat gaat natuurlijk te ver.

Pijnenburg : Er zijn in ons land twee vooraanstaande mensen, Pim Fortuyn en Theo van Gogh, vermoord omwille van wat ze te melden hadden. Dan kun je je gaan afvragen of mensen nog de kans krijgen om te zeggen wat ze denken. Dit is een enorme ommezwaai.

Bent u daarvoor gevlucht ?

Pijnenburg : Dat speelde ongetwijfeld mee. Theo van Gogh is zowat in mijn straat vermoord. Ik kende hem goed en had ook met hem samengewerkt. Zijn dood was toch wel een behoorlijke dreun voor me. Zoiets zet je aan het denken.

Jansz : De Bom was positief bedoeld, maar werd soms als doemdenken gepercipieerd. Kinderen werden er bang van. Je staat niet altijd stil bij je verantwoordelijkheid als songschrijver.

Hebben jullie ooit aan zelfcensuur gedaan ? Jezelf ingehouden ?

Vrienten : Ernst heeft mij gecensureerd. Ik had ooit de tekst : “Al ga ik op mijn kop staan / toch houdt zij haar broekje aan / wel mag ik haar kussen / maar nooit ertussen.” Heeft Ernst naar de prullenmand verwezen. Dus ja, we hebben onszelf behoed voor de ergste rampen.

We mogen op Werchter Boutique een authentiekere show verwachten dan bij de eerste reünie in 2000.

Jan Hendriks : We herontdekten liedjes die we zelfs tegen de split in 1984 niet meer speelden, zoals Ruma Saja, Hé Hé en Er Verandert Niks. Van Klaar, het album uit 2000, brengen we nog slechts een drietal songs.

Acht jaar geleden bracht de grote bezetting het unieke Doe Maargeluid wat in het gedrang, zo vinden de heren nu. “Wij vieren vormen voortaan weer de kern”, stelt Ernst Jansz. Géén batterij blazers meer dus.

Door Peter Van Dyck I Foto Ann Vallé

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content