“Gelukkig zijn kun je leren”, vindt Martin Seligman. Dat is niet alleen een recentelijk bekeerde optimist, maar ook een wereldvermaarde psycholoog. Het zoontje van psycholoog Peter Rober is niet onder de indruk.

Avondeten. We zitten aan tafel, mijn vrouw, mijn zoontje van acht en ik. Mijn zoon zit voor zijn glas melk en treuzelt. Hij houdt niet van melk, maar hij moet melk drinken, vinden wij, want melk is gezond. Het is een dagelijks terugkerend spel. Hij treuzelt en klaagt, en wij weten dat hij uiteindelijk zijn glas melk wel zal leegdrinken, maar we ergeren ons omdat het zo lang duurt en omdat we hem telkens opnieuw moeten aanmoedigen.

Ook nu weer.

“Kom jongen, drink je melk”, zegt zijn mama.

“Ja, ja, maar ik moet papa eerst nog iets vragen”, pruttelt hij.

“Eerst een slok melk.” Zijn moeder klinkt vastberaden.

Hij zucht en neemt voorzichtig een slokje, met zijn ogen stijf dichtgeknepen.

Dan kijkt hij naar mij en vraagt : “Papa, weet jij hoeveel vrienden ik heb op school ?”

“Twee”, zeg ik. Jonas en Rik ken ik, ze komen hier geregeld spelen. De drie jongens spelen dan een hele middag samen met de Lego, zonder ruzie te maken, zonder te stoppen ook. Ze gaan er volledig in op.

“Nee, papa, ik heb nog maar één vriend, want Jonas wil mijn vriend niet meer zijn.”

Hij weent niet, maar ik hoor aan zijn stem dat zijn tranen niet ver weg zijn.

Ik kijk naar mijn vrouw en ze knikt en dan weet ik dat ze er al met hem over gesproken heeft. Nu is het dus mijn beurt. En ik ben niet alleen papa, ik ben ook psycholoog, en ik voel dat de verwachtingen hoog gespannen zijn.

We praten erover en blijkbaar is het allemaal zo erg niet. Dramatisch voor een kind van acht, ja, maar voor volwassenen niet zo. We hebben het vroeger allemaal zelf meegemaakt, we hebben het overleefd en we kunnen het nu moeiteloos relativeren.

Ik zeg tegen mijn zoon : “Ja, ik begrijp het wel. Nu is het verdrietig voor jou. Maar je zult zien. Het komt allemaal wel goed.”

Mijn zoon antwoordt : “Waarom denk je dat het goed komt, papa ?”

“Je moet optimistisch zijn, jongen”, hoor ik mezelf zeggen.

“Waarom moet je optimistisch zijn ?”

Ik weet even niet wat zeggen, maar zijn moeder vult de stilte op : “Drink je melk.”

De positieve kracht van negatief denken

Waarom moet je optimistisch zijn ? Sommige psychologen spreken van de tirannie van de positieve attitude in onze door Amerika gekoloniseerde cultuur : Have a nice day ! Enjoy ! Be happy ! Smile ! Je moet altijd goed gezind zijn en het leven tegemoet lachen, hoe erg je misère ook is. De psychologie leert ons dat optimistisch zijn voordelen heeft. Optimistische mensen zijn gelukkiger. Ik herinner me de titel van een Amerikaans psychologie boek : Why optimism will make you healthy, wealthy and more popular ! Een schreeu-werige slogan, maar er zit wellicht een grond van waarheid in. Succesvolle mensen geloven in zichzelf, ze geloven dat een inspanning loont. Een tegenslag brengt hen niet van de wijs : if it doesn’t kill me, it makes me stronger. Je kunt maar beter optimistisch zijn, want optimisten hebben meer deugddoende contacten met anderen en minder relatieproblemen. Ze hebben minder depressies en andere psychische aandoeningen. Er wordt zelfs beweerd dat het immuunsysteem van optimisten beter werkt dan dat van pessimisten, waardoor ze gezonder zijn en langer leven.

De psychologie zou echter de psychologie niet zijn als er eensgezindheid zou heersen in het veld. Veel psychologen propageren de waarde van optimisme, maar er zijn natuurlijk ook tegenstanders van die visie. Zij wijzen er bijvoorbeeld op dat optimisme niet altijd realistisch is, en dat optimisme soms een verstoorde perceptie van de wereld veronderstelt. Optimisten worden wel gelukkiger, maar pessimisten zijn realistischer, zo blijkt uit onderzoek. Optimisten hebben bijvoorbeeld vaak de illusie dat ze onkwetsbaar zijn, en ze onderschatten de gezondheidsrisico’s van roken en onveilige seks. Er zijn ook psychologen die wijzen op de positieve kracht van negatief denken. Ze bedoelen dat pessimisme beschermend kan zijn : als je het slechte verwacht, word je nooit teleurgesteld. Zelfs als je ongelijk hebt, kun je toch nog tevreden zijn, want dan is het uiteindelijk toch nog goed uitgedraaid. Pessimisme heeft nog meer voordelen. Het kan leiden tot succes, bijvoorbeeld. Sommige mensen gaan beter presteren als ze schrik hebben dat het niet goed gaat aflopen : hun pessimisme motiveert hen om hun doelen te bereiken.

De geslagen hond

Een interessante psycholoog in dit verband is Martin Seligman. Hij is een van de beroemdste en meest gerespecteerde hedendaagse psychologen. Hij haalde zelfs de covers van zowel Time als Newsweek. Niet in dezelfde week, zoals Bruce Springsteen in 1975, maar het is toch een hele prestatie voor een psycholoog om zo diep door te dringen in de leefwereld van het grote publiek. Seligman verwierf wereldwijde bekendheid met zijn onderzoek over aangeleerde hulpeloosheid in de jaren zeventig. Hij werkte vooral met honden en toonde aan dat hulpeloosheid aangeleerd kon worden door het dier te confronteren met negatieve ervaringen waaraan het niet kon ontsnappen.

Geheel in de traditie van de academische psychologie gebruikte hij elektrische schokken, die hij in zijn wetenschappelijk jargon ‘ongeconditioneerde stimuli’ noemde (academische newspeak die het allemaal veel minder wreed doet klinken). Hij diende de hond eerst elektrische schokken toe die het dier niet kon vermijden. Daarna zette hij het dier in een ander hok waar het de schokken kon vermijden door over een hekje te springen. De hond deed zelfs geen poging om te ontsnappen aan de pijnlijke schok, ook al had het dier daar perfect de mogelijkheid toe. Dit was een erg verrassende vaststelling in een tijd waarin men er als vanzelfsprekend van uit ging dat dieren reflexmatig pijn zouden vermijden. En hier was dan een dier dat gemakkelijk de pijn kon vermijden, maar dat het niet deed. Het verkoos de pijn te verdragen en te wachten tot het overging. Want uit vorige ervaringen had het geleerd dat het allemaal toch geen zin had.

Seligmans theorie over aangeleerde hulpeloosheid had erg veel succes omdat er een mogelijke verklaring voor depressie bij mensen in werd gezien. Echter, ondanks het succes van zijn theorie verlegde Seligman later zijn studiedomein naar aangeleerd optimisme en naar de positieve psychologie. Zijn idee is : “Als we mensen kunnen leren zich slecht te voelen, dan kunnen we ze misschien ook leren zich goed te voelen.”

Sindsdien zet hij zich in om een koerswijziging in de wetenschappelijke psychologie te bewerkstelligen. Hij pleit voor een positieve psychologie : een psychologie die op een wetenschappelijk legitieme wijze waardevolle dingen bestudeert : menselijke groei, geluk en liefde bijvoorbeeld. Want dat stoort hem : de traditionele psychologie lijdt aan een obsessie voor wat er allemaal kan mislopen in een mensenleven, voor ziekte en ongelukkig zijn. Dat heeft natuurlijk gedeeltelijk te maken met de alles overheersende invloed van de geneeskunde en de psychiatrie, die door psychologen vaak als de grote broer gezien wordt, wiens voorbeeld gevolgd moet worden. En de psychiatrie denkt in termen van ziekte en lijkt nu zelfs het idee van genezing te hebben opgegeven : nogal wat medicatie in de psychiatrie is cosmetisch en symptoomgericht, merkt Seligman op. Wanneer je stopt de pillen te nemen, komen de symptomen van angst en depressie gewoon terug.

Leren gelukkig zijn

Maar Seligman legt het probleem niet enkel bij de psychiatrie. Ook een groot deel van de academische psychologie gelooft niet dat het mogelijk is geluk, liefde en spiritualiteit wetenschappelijk te bestuderen. Depressie kun je wetenschappelijk onderzoeken. Conflict en angst ook. Maar creativiteit ? Samenwerking ? Plezier ? Neem het voorbeeld van liefde. Al vindt iedereen liefde heel belangrijk, toch hebben ontstellend weinig psychologen zich bezig gehouden met het wetenschappelijk bestuderen van liefde. Liefde wordt door de vele academische psychologen niet beschouwd als een legitiem onderwerp van studie. Want de vraag die wetenschappers onmiddellijk stellen is : hoe kun je liefde definiëren ? Of observeren ? Hoe kun je het meten ? Ik heb ooit een professor psychologie aan een Vlaamse universiteit horen stellen : “Psychologen kunnen over liefde maar beter zwijgen.” Dat is wat hij letterlijk zei, maar ik heb altijd gedacht dat hij bedoelde dat het jammer is dat psychologen weinig toe te voegen hebben aan hetgeen dichters, priesters en charlatans over liefde te zeggen hebben.

Toen ik hoorde dat Seligman zich zo sterk voor de positieve psychologie inzette, was ik verwonderd. Ik associeerde hem met zijn theorie van de aangeleerde hulpeloosheid en met depressie. En nu koos hij voor positivisme en optimisme. Vanwaar die grote koerswijziging ? Had hij een bijna-doodervaring gehad die zijn denken in een nieuwe richting stuurde ? Was de maagd Maria aan hem verschenen ? Of koning Boudewijn ? Of was er misschien een minder spirituele verklaring ? Want is optimisme niet gewoon beter te verkopen dan hulpeloosheid ? Is het niet makkelijker in de merchandising ? Ik weet het niet. In de interviews met Seligman die ik heb gelezen, blijft hij stil rond deze kwestie. Het is wel opmerkelijk dat hij zich vaak een geboren pessimist noemt en iemand die geneigd is de dingen veeleer zwaar op te nemen. “Van nature heb ik het niet meegekregen”, zegt hij. “Vandaar dat ik heb moeten leren gelukkig te zijn.”

Want dat is zijn idee nu : al zullen we onze misère nooit helemaal overwinnen, toch kunnen we leren gelukkiger te zijn. Door optimistisch te zijn, bijvoorbeeld. En door een open en hoopvolle kijk op het leven aan te nemen. Door te praten met anderen en anderen proberen te begrijpen. Door te geven en blij te zijn met wat je krijgt. En door je melk op te drinken, denk ik er meteen bij, want ik zie mijn zoontje treuzelen.

“Drink je melk op”, zegt zijn mama.

“Ja, ja.” Hij neemt een slok en vraagt :

“Papa, wat is eigenlijk het verschil tussen een optimist en een pessimist ?”

Ik zeg : “Een optimist zegt : ‘het glas is halfvol’, en een pessimist zegt ‘het glas is halfleeg’. “

Hij denkt even na en vraagt dan : “Maar papa, wat zit er in het glas ?”

“Hoe bedoel je ?”

“Wat zit er in het glas ?” zegt hij nogmaals.

“Wat heeft dat ermee te maken ?”

“Wel,” zegt hij, “voor mij is dit glas halfvol omdat het gevuld is met gewone melk en dat lust ik niet graag. Maar als het glas gevuld zou zijn met chocomelk dan zou ik zeggen het is halfleeg. Want ik lust graag chocomelk.”

Hij kijkt mij glunderend aan.

“Drink je melk op, slimmerik”, antwoord ik.

Tekst Peter Rober

Er wordt zelfs beweerd dat het immuunsysteem van optimisten beter werkt dan dat van pessimisten, waardoor ze gezonder zijn en langer leven.

Hoe kun je liefde definiëren ? Of observeren ? Ik heb ooit een professor psychologie aan een Vlaamse universiteit horen stellen : “Psychologen kunnen over liefde maar beter zwijgen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content