“Doe eens iets sobers voor het nummer over eenvoud”, vraagt de hoofdredactrice. Zoiets moet je mij geen twee keer zeggen. Ik boek een weekend in het dharmacentrum Yeunten Ling in Huy en zal mij onderdompelen in oneindige wijsheid, die voor een dwalende westerling zo goed als ongrijpbaar is. Lachende dikkerds, ultieme onthechting en ook vagelijk bloedworst, door wijlen mijn vader ‘boudin’ genoemd : dat zijn de dingen die ik spontaan associeer met boeddhisme.

Instituut Yeunten Ling, 4 promenade St. Jean L’Agneau, 4500 Huy, 085 27 11 88.

Of het hier streng is ? herhaalt de stem aan de telefoon spottend mijn vraag. “Dat valt wel mee, meneer. Af en toe loopt er eens iemand luid gillend weg, ja. Maar ik denk dat dat dan meer over die persoon zegt dan over ons.”

Streng is inderdaad het juiste woord niet. Bij aankomst in Yeunten Ling krijg ik een huisreglement in de handen gestopt waarin staat dat het in het centrum verboden is te roken, alcohol of drugs te gebruiken of je van het gezelschap van een huisdier te voorzien. Radio is ook uit den boze en om 22 uur stipt wordt gevraagd het licht op je kamer te doven. Een uur per dag word je verondersteld te helpen met de voorbereiding van de maaltijden, het schoonmaken van de kamers en andere karweitjes. Het regime doet wat aan een kostschool denken. Maar bij aankomst word je niet gefouilleerd, zodat je best je gsm of een radio met koptelefoontje mee kunt brengen als je met de buitenwereld in contact wilt blijven.

Dat wil ik niet, natuurlijk. Ik zoek juist een plek waar ik kan bekomen van de dagelijkse drukte. Een plek waar materie bijzaak is en ik op zoek kan gaan naar innerlijke waarden. Een katholiek klooster had ook gekund. De Norbertijnenabdij in Averbode, bijvoorbeeld, biedt tegenwoordig evengoed inleidingen in zenmeditatie aan. Maar dan kies ik toch liever voor het origineel.

* *

Verdwaalde boekhouders en overjaarse drummers, te laat geboren flowerpowermeisjes en grijze mussen van middelbare leeftijd : ons gezelschap telt vogels van diverse pluimage. Samen zijn we met een m/v of zestig. De meesten hebben dit duidelijk al vaker gedaan. Als de lama – onze geestelijke gids – de tempel betreedt, begroeten ze hem vol ontzag. Handen worden voor de borst gevouwen en voorhoofden devoot tegen de grond gedrukt.

De lama helpt ons onze eerste stappen te zetten op het pad van de shine-meditatie, die ertoe strekt een “eenpuntige concentratie” te verwerven (door concentratie op een boeddhavorm). Een pad dat helaas met voetangels en wolfsklemmen bezaaid ligt. “We moeten ons ervan bewust zijn dat er voortdurend gedachten in ons opkomen waar we achteraan lopen,” zegt de lama in Tibetaans dat keurig vertaald wordt door een man in een pak. “De dingen die belangrijk zijn, kunnen we niet meer met de nodige kracht doen. Daarom is het belangrijk de geest tot rust te brengen. We mogen ons niet meer laten meeslepen door gedachtegangen uit het verleden, noch ons ertoe laten verlokken aan de toekomst te denken. Vormen die het oog ontwaart, geluiden die het oor opvangt, geuren die de neus bereiken : alle bekommernissen die te maken hebben met de drie dimensies van de tijd laten we achterwege.”

De lama doceert over mediteren met en zonder steunpunt. Hij legt uit wanneer je tijdens het mediteren het best naar het aangroeisel op des Boeddha’s hoofd kunt staren of integendeel je blik bij voorkeur op zijn navel richt. “Dat alles”, zegt de lama, “mag echter nog geen shine worden genoemd. Zolang de helderheidsfactor ontbreekt, bevinden we ons in een soort van verdwazing. Alleen na veel oefenen kan onze geest lang in helderheid verblijven.”

Dat is wel duidelijk, ja. Na een kwartier in lotushouding op een ongemakkelijk kussentje, begint mijn voet al te slapen. Ik zie dat ervarener lieden zich daarop hebben voorzien door twee kussentjes boven elkaar te stapelen, al vraag ik me af of een dergelijke zucht naar comfort wel strookt met de leer van de Boeddha. Nu we de basisbeginselen onder de knie hebben, volgt de eerste van een reeks meditaties. Hoeveel spieren en gewrichten je bezit : dat weet je pas echt na een uur in kleermakerszit op zo’n folterend kussentje. In het begin gaat het nog wel, maar na twintig minuten zie ik dat steeds meer mensen voortdurend gaan verzitten, schichtig om zich heen beginnen te kijken of stiekem naar hun uurwerk loeren.

Tegelijk ervaar ik hoe moeilijk het is om mijn geest leeg te maken. Even lukt dat, maar voor ik het weet dendert daar alweer een nieuwe gedachtetrein voorbij. Voor het eerst besef ik dat je werkelijk duizenden en duizenden gedachten per uur hebt. De vreemdste exemplaren schieten als schichtige vissen aan de oppervlakte van je bewustzijn voorbij. Eén krieuwelende, wriemelende massa die je ongeveer even gemakkelijk tot stilstand kunt brengen als wanneer je alle mieren in een mierenhoop een voor een met je vinger plat zou moeten drukken. Ik ben nu eenmaal de bezitter van een rusteloze geest. Ik probeer ze uit te bannen, die gedachten, maar als het even lukt, dan besef ik meteen dat er toch weer een gedachte is, namelijk de gedachte dat het mij lukt om gedachten uit te bannen – meteen gevolgd door de gedachte dat het mij toch weer niet lukt, vermits ik even dácht dat het lukte. En denken is precies wat ik nu niet mag doen.

De lama lijkt daar weinig moeite mee te hebben. De man is werkelijk uit graniet gehouwen. Zonder zijn ogen te openen of op een verborgen wekkertje te kijken, weet hij feilloos als een atoomklok wanneer het meditatie-uur verstreken is. Hij draagt de positieve kracht van onze meditatie op aan alle levende wezens, “die even talrijk zijn als de partikels van het universum”. Vér zullen die wezens niet komen, denk ik, als ze het met de schamele kracht van mijn meditatie moeten doen.

* *

De meditatiesessies rijgen zich aaneen. Telkens weer is het voor mij een verademing als er een voorbij is, en we even in de rijke natuur rond het domein kunnen wandelen. Ik concentreer mij op varens en zwammen, maar mis toch, met de heftigheid van jonge liefde, mijn tv en pc. Mijn kranten en mijn nieuwsberichten. Hoezeer ik het drukke, materialistische bestaan daarbuiten soms ook verafschuw, hier merk ik hoe verslaafd ik tegelijk ben aan de verlokkingen van de eenentwintigste eeuw. Straks volgt er nog een uur gezangen. De neiging bekruipt mij om mijn spullen in de kofferbak te laden en spoorslags naar huis te rijden. Gelukkig kan ik die aandrang bedwingen met een bezoekje aan de shop, waar fraaie stenen, gebedsmolentjes en het stripalbum Kuifje in Tibet mijn koopdrang toch een beetje bevredigen. Posters van lama’s met ouderwetse brillen versieren levensgroot de muren. Afbeeldingen van geestelijke leiders : ik heb er instinctief een hekel aan. Net zoals aan sandalen, onsmakelijke symbolen van eenvoud die je hier in groten getale vindt.

* *

“Dit is inderdaad het Conrad niet”, is de platvloerse gedachte die door mijn hoofd gaat als ik ’s avonds mijn eenvoudige gastenkamer betrek. Het meubilair bestaat uit een fauteuil uit de kringloopwinkel en een bed en boekenkast die gerecycleerd lijken van aardappelbakken. Een witte lavabo hangt vermoeid uit de muur. Aan luxe had ik mij niet verwacht. Toch doet de soberheid mij bijna lichamelijk pijn. Een sleutel op de deur ontbreekt, en is ook nergens voor nodig.

Voor het eerst in jaren ga ik met honger naar bed. Niet dat je hier geen eten krijgt. Het voedsel is zelfs lekker en gezond, en je mag bijhalen tot je voldaan bent. Maar ik mis mijn tussendoortjes. Mijn Duvel of mijn Leffe ’s avonds. Alcohol is hier verboden, en zo’n elektrische kast vol zoetigheden vind je in Yeunten Ling ook al niet. Nu pas besef ik hoe vaak ik tussen de maaltijden naar iets om te eten grijp, uit pure zenuwhonger.

In het holst van de nacht schuifel ik door hoge gangen naar het toilet. Met zijn geglazuurde tegeltjes lijkt het weggelopen uit de Parijse metro van 1930. Als ik door het raampje kijk, zie ik in de tuin een enorme, kitscherig verlichte boeddha. Buiten klatert een watervalletje. Getik in de ingewanden van het huis ; verwarmingsbuizen die uitzetten en krimpen. Ik ben allergisch voor de paardendeken en nies mij de hersens uit m’n kop. Voor ik weer in slaap sukkel, denk ik aan alle isoleercellen en kloosters ter wereld.

* *

Zondagmorgen, 6.30 uur. Het zwaarste moment. Ik word uit mijn dromen gerukt door het zinderen van een gong. Welke gek loopt hier in huis op een koperen ketel te slaan, is het eerste wat ik denk. Ik trek de ruwe deken over mijn hoofd en probeer verder te maffen. Dan besef ik dat ik niet in mijn vertrouwde slaapkamer ben. Ik mompel een weinig onthechte vloek, en dwing mijn stramme lijf het bed te verlaten. Het is donker en kil. Uit het kraantje boven de lavabo komt een droevig straaltje koud water. Ik kijk naar mijn vermoeide gezicht in de spiegel, trek een paar grimassen en denk aan de vele uren die ik thuis nog knus had kunnen slapen. Aan de koffie en de koeken van de warme bakker.

Na een hoerenwasje trek ik mijn kleren aan en haast mij naar beneden, waar de anderen al wachten. Samen strompelen wij door het ochtendduister naar de tempel en knielen op de ongemakkelijke kussens. De lama schrijdt binnen en zegt geen woord. Een tik op de klankschaal luidt het begin in van de meditatie. Een uur lang zitten wij in boeddhahouding voor ons uit te staren. De klank van meditatie in de vroegte van een zondagochtend ? Stilte. Gewijde stilte. En knorrende magen. Die van de man voor mij klinkt als een misnoegd knaagdiertje. De eigenaar, een pezige veertiger, draagt zijn haar in een staart en heeft een getaande huid. Op zijn witte sokken na, ziet hij eruit als iemand die veel gezien heeft in zijn leven. Ik denk aan wat mijn grootvader ooit vertelde, hoe ze toen hij klein was heel vroeg naar de mis moesten. Nuchter, om de hostie te ontvangen. Af en toe viel er van die jongens eentje flauw, van pure honger en vermoeidheid. Barbaars vond ik dat. Nu kies ik er zelf voor. Op een bepaalde manier vind ik het ook wel indrukwekkend, zo met zestig mannen en vrouwen een uur lang woordeloos te zitten, de neuzen naar de even woordenloze lama gericht, terwijl de dageraad nadert.

Het duurt eindeloos lang voor de lama op de klankschaal slaat. Weer is er exact een uur verstreken.

Het ontbijt bestaat uit thee en grote bruine boterhammen. Er is confituur, honing en zelfs pindaboter. Bleekjes zitten we aan de tafels. Ik maak van de gelegenheid gebruik om aan een paar mensen te vragen waarom ze hier zijn.

“Om rust te vinden”, klinkt een antwoord dat ik zelf wel had kunnen verzinnen.

“Om niet meer te reageren zoals je altijd hebt gereageerd”, zegt de pronte dertiger met de trendy fleece naast mij. “Om afstand te nemen van je eigen emoties en te achterhalen waarom je zo reageert. Je mag nog wel reageren, natuurlijk, maar niet meer zo blind en automatisch.”

Een derde ontbijter brengt het doel van zijn verblijf hier nog het meest aanschouwelijk in beeld : “Het voelt als een grote beerput die wordt leeggemaakt.”

* *

“Nooit met je rug naar de boeddha staan !”, vermaant iemand mij als ik onhandig de tempel binnenschuifel. Aan dat soort eerbied kan ik moeilijk wennen. Zo sober als de meditatiesessies zijn, zo overdadig zijn de erediensten in de tempel. Er wordt op trommels geroffeld, bellen weerklinken en het altaar ziet er erg kitscherig uit, met zijn kaarsen en kunstbloemen, boeddhabeeldjes en pauwenveren en die overdaad aan bladgoud. We heffen het ritueel van de Zesarmige Mahakala aan. TONG PE / NGANG LE / JAM LE LOENG / RAM LE ME / TENG DOE / A LE / KA PA LA / SJA NGA / DU TSI NGE / JONG SOE / GANG WA… Een zaal vol westerlingen deemoedig dit soort klanken te horen uitstoten, in een taal die zij niet kennen : het is machtig en komisch tegelijk. Nog bevreemdender wordt het als je de Nederlandse vertaling van de teksten leest : Grote Zwarte die een kleed van een tijgerhuid draagt. Uw zes armen zijn getooid met slangen. Rechts draagt u een hakmes, in de middelste hand een mala, en met de onderste hand laat u de damaroe fel klinken. Links houdt u een schedel, een drietand en een lasso om de demonen vast te zetten. Uw opengesperde mond toont uw hoektanden op vreesaanjagende wijze. U hebt drie ogen en uw haar vlamt geweldig. Op het voorhoofd hebt U een vermiljoen punt. De Bouddha Mikjeupa kroont uw hoofd. U draagt een snoer van vijftig bloedende schedels.

Ik besluit mijn bevreemding te overwinnen en vol overgave mee te doen. Tot mijn verwondering ga ik er al na enkele minuten helemaal in op. De kristallen luchters in de zaal verspreiden een warm, onwerkelijk licht. Ik voel een aangename ijlheid. Mijn hoofd krijgt de lichtheid van een heliumballon en ik ervaar een vage euforie. Die probeer ik meteen de kop in te drukken. Heeft de lama niet gezegd dat zowel frustratie als verheugdheid tijdens het mediteren misplaatst zijn ?

Heel bijzonder vind ik de mantra die telkens en telkens opnieuw weerklinkt, sonoor en veelstemmig, en die zo betoverend wordt dat hij de hele wereld met al zijn schepselen lijkt te bevatten. OM MANI PEME HOENG. De mantra van Avalokiteshvara, voor de ontwikkeling van liefde en mededogen. Dit is het hoogtepunt van mijn verblijf in Yeunten Ling.

Die middag, als ik door de bossen wandel, voel ik een merkwaardig soort rust. De koude lucht, de dorre bladeren en het zonlicht dat in spitse piramiden door de boomkruinen valt : het geeft mij een gevoel van welwillendheid en mededogen. Het is alsof mijn bloed gelijkmatiger door mijn aderen stroomt en mijn bewustzijn zich voor het eerst sinds lang tevreden uitstrekt tot de toppen van mijn tenen.

Tijdens mijn tocht door de heuvels verras ik twee wilde herten, die majestueus op de vlucht slaan. Het geeft een raar gevoel dat juist op dit moment te zien. Vaak heb ik hem al vervloekt, maar nu kan ik de Grote Scenarioschrijver wel op mijn blote knieën danken voor de grillige bochten die hij mijn verhaallijn laat volgen. De wind waait, het vuur brandt. De tien substanties en de letters vloeien ineen. De nectar vanuit het hart van de Boeddha’s wordt aangesproken, fusioneert en alles verandert in een grote oceaan van wijsheid.

* *

“Mensen uit het Westen voelen vaak een enorme vreugde als zij een lama ontmoeten en worden daardoor sterk gemotiveerd de dharma te beoefenen”, lees ik in het boekje dat ik in de shop heb aangeschaft. “Zij onderkennen het belang van de dharma en hopen op een snelle oplossing voor hun lijden. Ze zijn echter vlug teleurgesteld, want het gaat hen niet snel genoeg. De dharma biedt weliswaar de mogelijkheid van de bevrijding van het lijden, maar het is een lange weg, waarvoor veel geduld is vereist.”

Tegen het einde van het weekend ben ik een grote fan van eenvoud – althans in theorie. In de praktijk ben ik er doodsbenauwd voor geworden. Er is zo weinig om je achter te verschuilen, om de angst voor de leegte te dempen met allerlei dringende dingen. Geen deadlines die je voortstuwen, geen auto’s die nodig gewassen moeten worden, geen gedachten die dringend opgeschreven moeten worden. Alleen gedachten die in de kiem moeten worden gesmoord.

Ik voel dan ook opluchting als de zondagavond tergend langzaam naderbij komt geslopen. Straks mag ik terug naar huis : arme, opgejaagde geest die steeds behoefte heeft aan nieuwe prikkels en verstrooiing. Terug naar de bewoonde wereld. Naar mijn mailbox en mijn televisiescherm, mijn espressomachine en de blauwige loungebars van de grote, opwindende stad. Maar nog voor ik de Brusselse Ring bereik, zit ik al vast in een ellendige file. Als een patser in een dure bak mij onverhoeds de weg afsnijdt, probeer ik mij niet druk te maken. Volgens de leer van de Boeddha zijn alle wezens in onze vorige levens op een of ander moment onze vader of moeder geweest.

Thuisgekomen tref ik vijftien nieuwe berichten aan. De volgende ochtend, een bleke maandag, word ik belaagd door telefoontjes die zich verzameld lijken te hebben onder het motto “reculer pour mieux sauter”. De kat klaagt om een blikje en de voorruit van mijn auto is bevroren, terwijl ik toch heel dringend op mijn afspraak moet zijn. O heerlijke horror van het hectische leven. Te veel mensen in de stad. Te veel koppen en overal braaksel, uitlaatgassen en versteven bakjes friet. De boeddhisten lijken alweer een andere wereld, een andere tijd. Ik heb het gevoel dat ik, bevangen door koudwatervrees, alleen maar langs de kustlijn heb gewandeld van een oceaan vol wijsheid. Ik wil het zeker nog eens proberen, langer misschien, en mij een hele week afzonderen van de jachtige wereld – ook al vervult de gedachte aan volle uren meditatie mij op dit moment dan nog met weerzin.

In de krant lees ik dat ze in Nepal een nieuwe Boeddha denken te hebben gevonden. RamBahadur Banjan, een jongen van vijftien, zou er al zes maanden onafgebroken onder een vijgenboom zitten te mediteren. Zonder te eten of te drinken, of zelfs maar zijn behoeften te doen. Op mijn kronkelige pad naar het Nirvana heb ik nog een lange weg te gaan.

Bescherm ons, U die beschikt over de damtsig. Help ons met al uw uitzonderlijke krachten. Verwijder het voorbarig sterven, ziekten, vernietig geesten en obstakels. Doe de nachtmerries verdwijnen, de slechte voortekenen en alle negatieve gebeurtenissen. Moge de wereld gelukkig zijn, dit jaar voorspoedig, de oogsten vermeerderen en de dharma groeien. Mogen geluk en weldaden zich voordoen en mogen alle wensen vervuld worden.

+

+

+

Door Jean-Paul Mulders / Foto’s Michel Vaerewyck

Ik probeer ze uit te bannen, die gedachten, maar als het even lukt, dan besef ik meteen dat er toch weer een gedachte is, namelijk de gedachte dat het mij lukt om gedachten uit te bannen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content