Een nieuw boek over moederschap… Zucht. Hebben we het zo onderhand niet gehad? Maar de studie van de Amerikaanse sociobiologe en feministe Sarah Blaffer Hrdy is wel ronduit fascinerend.

Wie zich tegenwoordig op een ernstige manier in het fenomeen vrouw of moeder wil verdiepen, moet daar wat voor over hebben. De tijd dat pamfletten volstonden om hetzij vrouwonvriendelijke, hetzij feministische standpunten te ventileren, lijkt ver achter ons te liggen. Zo verscheen vorig jaar de degelijk gedocumenteerde studie De vrouw van Natalie Angier. Dit jaar worden we overdonderd door de nog dikkere kanjer van Sarah Blaffer Hrdy, die kreeg een al even geïnspireerde titel: Moederschap.

Dat de auteur niet over één nacht ijs is gegaan, blijkt al meteen uit het stevige volume, maar na de 580 pagina’s ongemeen boeiende lectuur volgt nog een bibliografie van maar liefst 90 bladzijden. Dat er na elk van de 24 hoofdstukken ook nog een resem voetnoten volgt, laten we even buiten beschouwing. Mevrouw Hrdy, antropologe en primatologe, heeft onbetwistbaar haar huiswerk gemaakt. Het boek is bovendien leuk geïllustreerd en geschreven in een directe, heldere stijl – hoe complex de probleemstelling soms ook is. Want voor vereenvoudigde benaderingen kun je je beter wenden tot iemand als Desmond Morris.

Wie echter bereid is tijdens het lezen wat aan gewichtheffen (letterlijk!) te doen en tegelijk wat hersengymnastiek op prijs stelt, is aan het juiste adres. Ook enige zwemvaardigheid kan van pas komen, want af en toe dreig je in deze deinende massa van feiten en hypothesen te verdrinken.

Het bijzondere van auteurs als Hrdy en Angier – beiden werkzaam in de Verenigde Staten – is dat ze bij de benadering van hun studieonderwerp alle twee vertrekken van biologische vaststellingen én van een feministische instelling. Dat is een vrij zeldzame combinatie in de wetenschappelijke wereld. Verwijzend naar uitspraken van Charles Darwin heeft Hrdy daar een verklaring voor: “Net als Herbert Spencer maakte Darwin zichzelf wijs dat omdat vrouwen speciaal uitgerust waren om te verzorgen, mannen in alle andere dingen uitblonken. Geen wonder dat vrouwen zich afkeerden van de biologie.”

Vanaf het begin hebben vrouwen nochtans gereageerd op de evolutietheorie die hen reduceerde tot passieve broedmachines, maar die vroege darwinistische feministen vonden geen gehoor. Een van hen was George Eliot ( Mary Ann Evans gebruikte die mansnaam omdat vrouwelijke schrijvers in die tijd niet ernstig werden genomen). “Ik hoef mezelf niet te persen (…) in een theoretisch keurslijf dat Natuur heet”, schreef ze. Hrdy rekent zichzelf tot “Eliots partij”, in de zin dat ze de wetenschap hoog acht, maar zich tegelijk bewust is van haar vooroordelen.

Door die vooroordelen beschouwden vrouwen de biologie lange tijd als een mijnenveld waar je je beter niet in kon begeven. Ook mijn haren rijzen al gauw te berge wanneer er, verwijzend naar het gedrag van apen of fruitvliegjes, stellingen worden ingenomen over de ware aard van vrouwen. Maar vanaf de eerste pagina’s van dit boek is duidelijk dat deze sociobiologe in staat is het tij te keren.

Om meer te weten te komen over de ouderschapsopvattingen bij haar eigen soort, verrichtte Hrdy in de afgelopen dertig jaar onderzoek in zeven verschillende landen en verdiepte ze zich in zeer uiteenlopende historische bronnen: gaande van archieven van vondelingentehuizen tot telefoonboeken. Zodoende kwam Hrdy (zelf moeder van drie kinderen) erachter dat ouderlijke emoties bij de mens zeer variabel zijn en dat het moederinstinct niet iets automatisch is. Ze leerde gauw dat moederschap in de natuur niet klopt met het Victoriaanse beeld als zou het om een aangeboren, menslievende en zelfopofferende bezigheid gaan.

Ze ontdekte ook dat, hoewel de wereld enorm veranderd is sinds onze voorouders jagers-verzamelaars waren, de dilemma’s waar moeders mee worstelen vaak dezelfde zijn gebleven. Met dit boek wil ze aantonen dat vrouwen in grote lijnen ook voortdurend hetzelfde soort compromissen sluiten. Zo hebben vrouwen vanaf het Pleistoceen kwaliteit verkozen boven kwantiteit. Het ging er in die gevaarlijke tijd immers in de eerste plaats om in leven te blijven. “Daarom is kwantiteit bijna nooit het belangrijkste punt geweest voor een moeder”, schrijft Hrdy. “Het welzijn van haar kinderen en de kwaliteit van hun leven, meestal onverbrekelijk met die van haar verbonden, hadden de hoogste prioriteit.”

De evolutie van vrouwen was dus veeleer gericht op het verwerven van een hogere status, om zo de kans te vergroten dat er nakomelingen zouden overleven en opgroeien. “Ook vandaag kiezen jonge vrouwen, wanneer ze de keuze hebben tussen kinderen of een beter leven voor henzelf, voor dat laatste,” aldus Hrdy.

Ze komt terug op het verhaal van Flo, de chimpanseemoeder die door Jane Goodall wereldberoemd werd; niet zozeer om te herinneren aan Flo’s tederheid en geduld, maar wel om erop te wijzen dat die behalve een adorerende verzorgster ook een heersende matriarch was. “Het streven van een vrouwtje naar status – haar ambitie, zo je wilt – is nauw verweven geraakt met haar vermogen om haar kinderen in leven te houden.” Anders gezegd: ambitie is niet in strijd met moederschap, maar maakt juist integraal deel uit van het succes van dat moederschap.

Het is een boodschap die werkende moeders graag zullen horen. In ieder geval is het eens iets anders dan voortdurend opgezadeld te worden met schuldgevoelens wanneer je opgaat in je werk. Het boek van Hrdy bevat nog geruststellende gegevens voor moeders met een knagend geweten, zoals bijvoorbeeld de melding dat werkende moeders van alle tijden zijn. “Bijna zolang de mens bestaat, en miljoenen jaren daarvoor, hebben primatenmoeders een productief met een reproductief leven gecombineerd. Die combinatie van werk en moederschap heeft altijd ingehouden dat er zaken tegen elkaar moesten worden afgewogen.” Het verschil met vroeger is dat voor moderne moeders het productieve leven strikter gescheiden is van het reproductieve leven: fabrieken en kantoren zijn nog slechter te combineren met kinderverzorging dan bossen waarin jaguars leven.

Daarnaast wijst Hrdy erop dat de economische realiteit voor de meeste mensen tegenwoordig inhoudt dat gezinnen meer dan één kostwinner nodig hebben. “Slechts gedurende korte perioden van welvaart of in incidentiële gevallen van elitaire privileges gold dit niet voor sommigen in de menselijke geschiedenis.” Zo konden na de Tweede Wereldoorlog, door de economische expansie van de Verenigde Staten, veel getrouwde vrouwen het zich veroorloven bij hun baby’s thuis te blijven. “Nu kan dat niet meer,” stelt Hrdy.

Ook al zien moderne vrouwen van vandaag status veeleer als een leuke bijkomstigheid van hun werk, het belang ervan mag volgens Hrdy niet onderschat worden. Terwijl moeders zich vroeger zorgen maakten over voedselschaarste en tijgers, liggen ze vandaag wakker van een promotie of van het vinden van een goede kinderoppas.

Een werkbaar compromis sluiten tussen de behoeften van een baby en de ambitie van de moeder vraagt soms veel vindingrijkheid, zelfkennis en gezond verstand. Zo koos de biologe Mary Jane West-Eberhard haar studieobjecten zodanig dat haar werk met haar moederschap te combineren viel. Op een foto in het boek zien we hoe de onderzoekster op het dak van haar huis een kolonie zeldzame wespen zit te bestuderen, terwijl ze tegelijk uitzicht heeft op haar kinderen die beneden op de binnenplaats spelen.

Illustratief voor de genuanceerde aanpak van Hrdy is de manier waarop zij de kwestie van het wel of niet aangeboren, zorgende moederschap benadert. Bestaat er zoiets als een moedergen dat liefdevolle zorg waarborgt? Volgens Hrdy liggen de zaken iets ingewikkelder. Volgens haar kan nature (aangeboren) niet los gezien worden van nurture (aangeleerd) en ze verbaast zich erover dat iets in de menselijke verbeelding ervoor zorgt dat we de wereld in tweeën verdelen – nature òf nurture – en dat die volgens haar niet-bestaande opdeling het decennialang weet vol te houden.

Ze stelt vast dat jonge moeders bij de Homo sapiens geen universele “vaste gedragspatronen” vertonen die vergelijkbaar zijn met het gedrag van zoogdiermoeders, die hun baby likken en het vruchtvlies losbijten. “Gingen vrouwen maar in de modder wroeten vlak voor de geboorte! Ruimden we de uitwerpselen van onze baby’s maar op door ze op te eten…” Maar dat doen mensenmoeders niet, die reageren zeer verschillend op een geboorte: Tibetaanse vrouwen likken hun pasgeboren baby’s, maar bij de Mixteken worden ze met amandelolie ingesmeerd en bij de Hottentotten gaat het er nog anders aan toe. Door die verscheidenheid aan reacties, door het ontbreken van een stereotiep gedrag, blijft de discussie of moederlijk gedrag aangeboren is aan de gang.

In plaats van zich daarop te blijven fixeren, stelt Hrdy voor om de aandacht te richten op de ingewikkelde wisselwerking tussen genen, weefsel, klieren, ervaringen in het verleden én omgevingsinvloeden. Maar als het niet uitsluitend om een aangeboren kwestie gaat, blijft de vraag: waarom zorgen vaders dan niet vaker dan nu het geval is?

Vooreerst wijst Hrdy erop dat bij alle wezens waar de bevruchting binnen in de moeder plaatsvindt, mannetjes niet zeker zijn van hun vaderschap. De verklaring daarvoor is te vinden in de gewoonte die in de loop van de evolutie bij de meeste vrouwelijke primaten is ontstaan om gedurende een aantal dagen te paren en (zo mogelijk) met verscheidene partners.

Die evolutie zou vandaag nog vast te stellen zijn in het seksuele gedrag van vrouwen. Ter vergoelijking van de vrouwen zegt Hrdy dat het om een tactiek gaat die cruciaal was voor het welzijn van de baby en overbodig zou zijn geweest als vrouwen een acceptabele partner hadden kunnen kiezen en op hem hadden kunnen rekenen.

Doordat vrouwtjes met meer dan één mannetje paren, hebben die weinig keus en moeten zij met zoveel mogelijk vrouwtjes paren om de kans op het doorgeven van hun genen te verhogen. Besluit: mannetjes moeten kiezen tussen het verzorgen van nakomelingen die misschien door hen verwekt zijn of bij andere vrouwtjes proberen nieuwe nakomelingen te verwekken. Door al dit soort overwegingen zouden mannen minder gretig op babysignalen reageren dan vrouwen. Maar dat ze aanvankelijk geneigd zijn wél te reageren, bleek uit een onderzoek waarbij aan jonge ouders gevraagd werd naar twee geluidsopnamen te luisteren.

Op het ene bandje was het gehuil te horen van een baby die voeding wilde, op het andere het veel heftiger huilen van een baby die besneden werd. Bij het eerste teken van echte pijn reageerden vader en moeder even snel, maar bij zeurderiger gehuil (eerste bandje) reageerde de moeder sneller. Of de oorzaak van de pijn – de besnijdenis – iets met de reactie van de man te maken kon hebben, wordt er jammer genoeg niet bij vermeld. Wel wordt uit dit onderzoek besloten dat de moeder iets gevoeliger zou zijn voor de behoeften van een baby dan de vader.

Hrdy benadrukt dat vaders goede verzorgers kunnen zijn, maar vermoedt dat dit kleine reactieverschil geleidelijk, door de macht der gewoonte, er de oorzaak van is dat er op termijn een werkverdeling naar geslacht ontstaat.

Denk aan een jong paar waarvan man en vrouw uit werken gaan. Ze hebben afgesproken dat ze allebei evenveel voor de pasgeboren baby zullen zorgen. Ze vinden de voordelen van borstvoeding te groot om die op te geven, dus gebruikt de moeder een kolf en vriest de flesjes in zodat de vader ze in haar afwezigheid kan opwarmen. Maar na enkele weken merken ze dat de baby toch meer naar de moeder trekt. Zich ervan bewust dat haar man gekwetst is en de baby ongelukkig, geeft de moeder haar baan op en blijft thuis bij het kind. Wat is er gebeurd?

Vanaf het begin reageerde de moeder vlugger op de eerste geluidjes van de baby. Doordat zij hem al opgenomen had en getroost, was er voor de vader geen reden meer om op te staan en tussenbeide te komen. Het gevolg was wel dat de baby zich sterker aan de moeder ging hechten. En van het een kwam het ander.

Se non è vero, è ben trovato. En aangezien deze theorie niet van een conservatieve moraalridder, maar van een moeder met ambitie afkomstig is, valt daar niet meteen veel tegen in te brengen.

Overigens heeft Hrdy nog leuke weetjes in de aanbieding voor dames-van-nu. Zo zijn volgens haar ook bij het fenomeen verliefdheid erfenissen uit ons verleden aan het werk. Verwijzend naar het onderzoek van de Nederlandse seksuoloog Koos Slob stelt ze dat het gedrag van een vrouw ook beïnvloed kan worden door de dag in haar menstruatiecyclus waarop ze voor het eerst een man ontmoet. Want in het midden van haar cyclus – tijdstip van de ovulatie – let een vrouw beter op een man dan anders. Stel dat die haar signalen oppikt en dat er zich een amoureus spel ontwikkelt. Wanneer die vrouw later opnieuw aan die man denkt, worden haar emoties niet alleen gekleurd door zijn verdiensten, maar ook door hoe ze zich voelde toen ze voor het eerst opgewonden raakte. “Dat is de reden waarom slimme vrouwen zo vaak domme keuzen maken”, stelt Hrdy. Ze geeft hun dan ook het advies de kalender in het oog te houden, want “ovuleren kan uw gezond verstand schaden”.

Terug naar de moederlijke zorg. Doordat de moeder meestal gevoeliger is voor de behoeften van het kind, is zij voor een baby de beste persoon om zich aan te hechten, stelt Hrdy. Dat belet echter niet dat dat even goed – en in sommige gevallen zelfs beter – bij een ander kan. Het echte probleem voor werkende moeders is dan ook het vinden van betrouwbare, gemotiveerde allo-moeders (andere verzorgers dan de moeder). De vraag naar goede kinderoppas ligt voor de hand.

Overigens blijkt uit recente studies dat kleinschalige crèches geen ongunstige gevolgen hebben als de zorg van goede kwaliteit is, de kinderen een goede relatie hebben met hun ouders thuis en ze niet te lang op de dagopvang hoeven te blijven.

In het begin van haar boek heeft de auteur erop gewezen dat moederschap geen veilig thema is voor politici. Toch heeft ze op de laatste pagina’s een niet mis te verstane boodschap voor hen. Ze wijst erop dat landen als de Verenigde Staten enorme bedragen uitgeven aan gevangenissen, terwijl ze relatief veel minder geld besteden aan “ontwikkelingsprogramma’s die kleuters en jonge kinderen duidelijk moeten maken dat ze deel uitmaken van een gemeenschap die hen als familieleden zal behandelen”.

En voor onzekere ouders nog deze tip: “Het is niet schadelijk om een kind aan een allo-ouder over te dragen. Het is schadelijk om kinderen er niet van te doordringen dat je ze nooit in de steek zult laten.”

Sarah Blaffer Hrdy, Moederschap – Een natuurlijke geschiedenis, uitg. Het Spectrum, 672 blz., 1420 frank.

Johanna Blommaert / Illustratie Ief Claessens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content