We legden Pieter Verheyde twintig mythes over wijn voor.

1. Van witte wijn krijg je minder hoofdpijn dan van rode.

Klopt, want het is van de histamines dat je hoofdpijn krijgt en die zitten meer in rode wijn.

2. Van witte wijn word je minder dik dan van rode.

Dat geloof ik niet. Witte wijn maakt wel minder vlekken op je kleren en laat minder geur na in je adem (lacht). Wel denk ik dat je van een hogere alcoholgraad dikker wordt. Een ding is zeker : drie glazen wijn per dag zijn goed voor de gezondheid.

3. Dronken word je als je verschillende wijnen mengt.

Niet waar. Van lekkere wijn word je niet dronken, daar word je alleen geestig van.

4. Wijn wordt beter als je hem een tijdje (goed) bewaart.

Niet waar, het gaat niet op voor alle wijn. Elke wijn heeft zijn cruciale leeftijd. Algemeen kun je zeggen dat tanninerijke wijnen tijd nodig hebben om te rijpen.

5. In een fles met een kurk zit betere wijn dan in een fles met schroefdop (of glazen dop).

Neen. Zie vraag 4. De wijn in de fles moet goed zijn.

6. Cava is even lekker als champagne.

Cava kàn even goed zijn als champagne. Zijn succes is gebouwd op zijn lage prijzen, en tegelijk op de hoge prijzen van champagne. Maar een kwalitatief hoogstaande cava belandt algauw in de prijsklasse van een kleine champagne, en die prijs is men niet zo gauw bereid te betalen. Voor veel restaurants is cava een makkelijk middel om winst te maken – als je de goedkoopste soort koopt. Ik heb geen cava op de kaart staan. Wie bubbels wil, kan een glaasje champagne krijgen.

7. Champagne van ‘een klein boerke’ is beter dan een van grote merken.

Ja en neen. Grote merken hebben het voordeel dat er van jaar tot jaar een grote constante is. Maar je betaalt voor de naam en de marketing, terwijl de kwaliteit meestal omgekeerd evenredig is met de grootte van de productie. Maar op terugreis van het zuiden, of van Parijs, even een omweg maken langs de Champagnestreek en kennismaken met een plaatselijke wijnboer en proeven, dat is culturele bagage, dat moet je meenemen als je kunt.

8. Goede wijn is goede wijn, waar of wanneer je hem ook drinkt.

Niet waar, de omstandigheden spelen mee. Hier zie je het belang van objectief leren proeven. Dat gebeurt meestal in een kelder, heel kalm, sereen, weg van de drukte. Zit je aan een bar in goed gezelschap, met aangename muziek en een glas wijn, dan zul je merken dat je minder receptief bent. Je moet leren proeven zonder afgeleid te worden door het decolleté van de wijnboerin of door de zon op het terrasje.

9. Rosé is voor mietjes.

Akkoord (lacht, hij heeft net een glas rosé sancerre voor mij uitgeschonken). Neen, rosé is voor fijngevoelige proevers. Een rosé moet fijn zijn, elegant, het moet vooral geen lichte rode wijn zijn. Vandaag durven mensen bijna geen rosé meer bestellen, ten onrechte, er zijn beslist kwalitatieve rosés. Maar terzijde : roséchampagne is niet automatisch goed. Hij is zeldzamer en duurder, maar heeft niet zoveel slaagkansen als een witte champagne.

10. Bij sommige spijzen past echt geen wijn.

Ja, bij soep. Liquide met liquide gaat niet. Ik heb nog nooit iets gevonden dat bij soep past. Klassieke ‘moeilijke’ combinaties, zoals met artisjok of asperges, zijn wél te overbruggen, als je bijvoorbeeld naar een heel nette pinot blanc gaat.

11. Decanteren heeft met de huidige wijnen geen zin meer.

Toch wel. Decanteren heeft meerdere functies. Ten eerste : het vaste scheiden van het vloeibare, hoewel ik nooit zoveel aandacht heb besteed aan het weghouden van het bezinksel. Natuurlijk moet je opletten dat je wijn niet troebel is, neerslag in je glas is niet aangenaam, maar je moet daar geen zaak van maken. Die fond in de fles, dat is de wijngaard. Een tweede functie is de wijn een beetje zuurstof geven. Jonge wijnen hebben soms een ‘putjesgeur’. Reductie kan een wijn kapotmaken, en door hem in een karaf te gieten, kan hij opnieuw openkomen. Ik doe het met wijnen waarvan ik voel dat ze potentieel hebben, ongeacht de prijs. Deze Vosne-Romanée is misschien een beetje jong, en door hem over te gieten kun je hem niet ouder maken, maar wel wat laten openkomen. De derde functie is het homogeen maken van de temperatuur, soms verschilt die boven en onder in de fles.

12. Op restaurant neem je best de ‘aangepaste wijnen’ bij het menu.

De beste keus is het menu met aangepaste sommelier. Want wat wil de zaak, de beste combinatie maken of het meest winst ?

13. Het beste cadeau voor een wijnliefhebber is een dure fles wijn.

Niet noodzakelijk. Een cadeau is iets persoonlijks. Je moet de moeite doen om de persoon te leren kennen. Als je de tijd neemt en aan een gespecialiseerde wijnhandelaar uitlegt wat hij graag drinkt, kun je aankomen met iets vergelijkbaars dat toch verrast.

14. De beste keuze op restaurant is de tweede goedkoopste wijn op de kaart.

Niet waar. Als er drie wijnen zijn, zullen de mensen meestal de middelste bestellen. In een groot restaurant mag je er zeker van zijn dat ook de goedkoopste wijn lekker is.

15. Het jaartal is alleen van belang bij Franse wijnen, niet bij wereldwijnen.

Niet waar. Er is overal terroir, maar het is de mens die de wijn maakt. In Frankrijk zit wijnmaken in de genen. Dat kan tot gevolg hebben dat men gaat werken op routine, dat men zich geen vragen meer gaat stellen, waardoor je soms minder kwalitatieve wijnen krijgt. De pioniers van de wereldwijnen moesten alles zelf uitzoeken. Het was moeilijker, en er was geld voor nodig om te investeren. Maar hou er rekening mee dat er in terroir-gevoelige regio’s op een decennium slechts twee, maximum drie grote wijnjaren zijn.

16. Moezelwijn laat je beter in de winkel staan.

Niet akkoord. Ik probeer niet de hele dag door te drinken, maar op een warme zomerdag zal ik in de namiddag met heel veel plezier een fris glaasje moezelwijn drinken.

17. Een wijnglas moet een voet hebben.

Niet noodzakelijk. Waar mensen alle dagen wijn drinken, drinken ze vaak uit een glas zonder steel. Naargelang mijn gemoedstoestand durf ik thuis ook wel eens uit zo’n confituurglaasje drinken, het heeft iets comforting. Maar een glas op voet is eleganter.

18. Champagne drink je uit een fluitglas.

Niet akkoord. Je moet er geen speciaal glas voor hebben. Ik drink champagne uit een wijnglas. Maar zeker niet uit een coupe ! De mensen hebben jaren gezocht om bubbels in de wijn te steken, en in een coupe vliegen ze er in een minuut weer uit.

19. Een ijsblokje in een glas wijn is vloeken in de kerk.

Neen. Vroeger was ik daar wat puriteins in, als iemand om een ijsblokje vroeg, gaf ik dat met tegenzin. Nu ben ik daar toleranter in. Op een warme zomerdag mag champagne zelfs en piscine worden geserveerd, met droog ijs (-20°). Wat je ook kunt doen op een zomers feest met veel volk en niet genoeg ijs : een volle fles en een lege fles nemen, de wijn door het ijs overgieten in de lege fles, dan is er geen verdunning van de wijn.

20 Een mooie fles verraadt de kwaliteit van de wijn.

Niet akkoord. Goede wijn heeft geen versiering nodig. Ik ben op mijn hoede als ik flessen zie met ongewone vormen, met lintjes, medailles of speciale dozen. Dat is marketing, en dat betaal je.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content