Als reiziger ben je er niet rouwig om dat de verfilming van Louis de Bernières’ succesroman over de muzikale Italiaanse militair niet de verhoopte blockbuster werd. Want daardoor bleef Kefalonia, het grootste en mooiste van de Ionische eilanden, gespaard vanmassatoerisme en dus compromisloos Grieks.

Van sommige plekken op de aardbol blijft je vooral bij wat er niét is”, leerde ik ooit van een bereisd mens. In het geval van Kefalonia is dat veel. Vergeet straatcriminaliteit, hoogbouw, parkeermeters, Bierstubes, fish-and-chipsshops of natte-T-shirtcompetities. Er zijn nog wel meer redenen om naar Kefalonia te gaan. Bestsellerauteur avant la lettre Homeros was van deze contreien, net als zijn held Odysseus trouwens, die hij op het kleine buureiland Ithaca liet geboren worden. Wie hier uit het vliegtuig stapt, belandt dus in het hart van de mythe, de bakermat van de vertelkunst. Geen wonder dat Louis de Bernières zich aangesproken voelde : ” Het half vergeten eiland Kefallinia verrijst onbesuisd en onverstandig uit de Ionische Zee ; het is zo’n oeroud eiland dat zelfs de rotsen nostalgie uitwasemen, en dat de rode aarde er verdoofd bij ligt, niet alleen door de zon, maar ook door het onmogelijke gewicht van de herinneringen. De schepen van Odysseus waren gebouwd van Kefalliniaans grenen, zijn lijfwachten waren Kefalliniaanse reuzen, en enkelen houden staande dat zijn paleis niet op Ithaca stond, maar op Kefallinia.”

Kefalonia, Cephalonia of Kefallinia, over de transcriptie van het Grieks bestaat enige betwisting. Hoe ook, de Bernières’ passionele roman over de verboden liefde tussen de vurige Pelagia en een charmante Italiaanse officier ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is een regelrechte ode aan het eiland en zijn excentrieke bewoners. Bewoners die in de rest van Griekenland de reputatie hebben enigszins stug en eigenzinnig te zijn. Ten onrechte, dat zal ik zelf ondervinden. Het begint al in het autoverhuurbedrijf. De aardige, gebronsde meneer doet bondig de besturing van de kleine witte Koreaan uit de doeken. En berustend glimlacht als ik veel te veel gas geef bij het wegrijden. Officieel is op heel Kefalonia een snelheidsbeperking van 40 km per uur van kracht. Na tien minuten weet ik waarom. De Bernières had gelijk : dit eiland verrijst ietwat onbesuisd uit de Ionische zee. Met haarspeldbochten, steile hellingen en duizelingwekkende afgronden tot gevolg. Nog duizelingwekkender na een slapeloze nacht, vanwege dat ongoddelijk vroege vertrekuur van de chartervlucht uit Schiphol. Het zweet staat me in de handen, het enige dat nu kan helpen, is koffie, sloten koffie. Maar hoe krijg ik in hemelsnaam de autosleutel uit het contact ? Draaien, trekken, wrikken. Hoe onnozel kan een slaapdronken mens zich voelen ? Een telefoontje naar het autoverhuurbedrijf : “Geen probleem, ik kom eraan…” Een draai naar links, lichtjes duwen, de autosleutel glijdt moeiteloos uit het contact. Ik kan de gebronsde wel zoenen, vooral als hij de Koreaan in één moeite door ook nog even in de juiste richting stuurt om naar Poros te rijden, op de zuidoostelijke punt van het eiland.

De Kefalonianen stug ? Ook de Amsterdamse Hettie Putman Cramer ondervond het tegendeel toen ze hier als 23-jarige studente moederziel alleen voet aan wal zette. Valavond was het en in Poros hielp Makis zijn vader in de kruidenierswinkel. “Neenee”, zei Hettie toen de knappe jongeman vroeg of hij haar kon helpen. Wat Grieks is voor “jaja”. Van het een kwam het ander, ik zei toch al dat Kefalonia een eiland van mooie verhalen is. In dit geval één met een happy end, in de vorm van drie bloedmooie bijna volwassen kinderen. Makis Metaxa is intussen al vele jaren burgemeester van Elios-Pronni, een gemeenschap van dorpen waartoe ook Poros hoort. Een imposante verschijning met zijn grijze baard, veel Griekser komen ze niet. Innemende Hettie is de auteur van de beste reisgids over Kefalonia en samen met haar man baat ze een sober pension uit op het hoofdplein van Poros. Een aardig plein overigens, met palmbomen, een soort prieel en terrasjes die het de allure van een strandboulevard geven.

Vanaf mijn balkon heb ik een goed zicht op de belangrijkste ontmoetingsplaats van het dorp, de kiosk. Mannen roken er ’s ochtends hun eerste sigaretje, kinderen kopen er snoep, het jonge grut op vrijersvoeten showt blitse brommers en zichzelf. Op de achtergrond glijdt de ferry voorbij die Poros met Kilini op het Griekse vasteland verbindt. Eten met zicht op zee kan hier ook. Op het terras van restaurant Romantza, eenhoog op het plein. Of bij Taverna Sunset, hoog boven de haven. Je kunt natuurlijk op veilig spelen en voor Griekse sla en souvlaki gaan. Maar dat zou jammer zijn, want Kefalonia heeft authentieke specialiteiten. Kreatopita, bijvoorbeeld, pastei van wilde geit, of stifado, een pittig gekruid stoofpotje van rundvlees en konijn. Mijn persoonlijke favoriet zijn de reuzengarnalen saganaki, in een tomatensaus met gegratineerde feta. Wijnliefhebbers moeten beslist de Robola proeven, een fruitige witte wijn die het belangrijkste exportproduct van Kefalonia is. Daarna heb je zelfs het geluid van de golfslag niet meer nodig om je in slaap te wiegen.

GOD VERHUURT WATERFIETSEN

Bij Pantelis ontbijt ik aan een tafeltje dat rond een plataan is gebouwd. Half oktober is het, maar de zon voelt nog koesterend warm op mijn huid. Spiegeleieren, spek, toast met jam. Hoeft het gezegd dat de meeste toeristen op Kefalonia Britten zijn ? Maar de yoghurt is ontegenzeggelijk Grieks en van een zalige smeu- igheid. Al die extra calorieën, dat vraagt om lichaamsbeweging. De rotskloof van Poros en de Myceense koepelgraven (1350 voor Christus) net buiten Tzannata, omgeven door olijfbomen, eiken en cipressen, zijn een uitgelezen decor.

God woont op Kefalonia en verhuurt waterfietsen op het strand van Skala, had ik van Hetties nichtje Annelies. Allen daarheen dus. Helaas, het toeristische seizoen loopt ten einde en God geeft niet thuis. Zelfs zijn opblaasboot ligt er slap bij. Hoe ook, Skala is een aardig badplaatsje met leuke bars en hotelletjes met verzorgde tuinen tussen de pijnbomen. Bij de resten van een Romeinse villa met redelijk goed bewaarde mozaïekvloer staat een radio luid te schetteren, maar verder is er geen levende ziel te bespeuren. Toegang gratis blijkbaar.

Iets westelijker ligt Katelios, een dorpje waar de vis die je op je bord krijgt bij wijze van spreken voor je ogen gevangen wordt. Blue sea of Medusa ? Het is moeilijk kiezen in de rij strandrestaurants. Maar een simpel gegrild visje met een fris slaatje, daarmee kan niet veel fout lopen. Paradoxaal genoeg is vis zowat het duurste wat je op het eiland kunt eten. Zou overbevissing daar voor iets tussen zitten ? Voor een exotische cocktail moet je dan weer in de Katelios Beach Bar zijn, een houten bouwsel op palen in de branding waar Bob Marley en Jamie Cullum voor de relaxte sound zorgen en de ambiance enigszins Caribisch is.

Op de terugweg naar Poros valt mijn oog op de afslag naar Kaminia, een lang okerkleurig zandstrand waar de zee ondiep en lauw is. Overmoedig stuur ik de Koreaan een smalle zigzagweg af die zonder waarschuwing overgaat in een steil karrenspoor. Mijn nekhaar komt overeind. Bergaf gaat nog, maar hoe geraak ik in hemelsnaam weer boven ? Auto nietverzekerd op onverharde weg, zo staat het in het huurcontract. Op het strand probeer ik wat te lezen, maar telkens weer kijk ik over mijn schouder naar de intimiderende berghelling. Zorgen om niets blijkt achteraf : de weg die in oostelijke richting omhoog kronkelt is alleszins berijdbaarder. Overdag is Kaminia van de toeristen, ’s nachts van de Caretta caretta, de enige variëteit zeeschildpad die broedt in het Middellands Zeegebied. Aan de zuidkust van Kefalonia zwemmen de wijfjes ’s zomers aan land en leggen een honderdtal eieren. Na 55 dagen in het hete zand zijn de eieren die niet door strandparasols verbrijzeld zijn uitgebroed en reppen de babyschildpadden zich naar zee, als ze onderweg tenminste niet ten prooi vallen aan hongerige zeevogels. Gelukkig houdt een team biologen een oogje in het zeil. De nesten die jaar na jaar opnieuw gebruikt worden, zijn geregistreerd en worden zo van vernieling gespaard.

DE WEG IS UITGELEPELD

Stranden vind je op Kefalonia in alle maten en vormen, van kleine zandige inhammen tussen de rotsen tot uitgestrekte hagelwitte kiezelbaaien. Mirtos beach, waar de zee van het diepst denkbare turkoois is, pronkt zelfs op de lijst van de twintig mooiste stranden ter wereld. Op veertien, maar wie berekent zoiets ? Een waardige runner-up is het afgelegen Andissamos beach, waar een paar sleutelscènes uit Captain Corelli’s mandolin werden opgenomen. Een prachtig uitzicht over het hoefijzervormige strand, de Golf van Sami en de Ionische zee heb je van bij het klooster van Panayia Agrilion met zijn middeleeuwse klokkentoren. Niet dat het zo simpel is om daar te raken. Vooral als de weg plots wég blijkt te zijn. In een groot gat in de grond zijn twee mannen met lepels in de weer. Archeologen uit Athene, zo blijkt, die vaag over hun schouder wijzen als ik vraag hoe ik mijn tocht verder kan zetten. Waar ook je op dit eiland een spa in de grond steekt, je vindt altijd wel een oude munt of een potscherf, en als een archeologische site zich midden op een weg bevindt, dan is dat maar zo.

Om nog eens op kapitein Corelli terug te komen, niet iedereen op het eiland deelde het enthousiasme van de internationale literaire kritiek over De Bernières’ succesroman. Volgens sommigen had de auteur zich bij zijn research eenzijdig laten informeren en legde hij nogal gretig de nadruk op de wreedheden van de communisten tijdens de Griekse burgeroorlog. Over de verfilming van het boek in 2000 waren de meningen nog meer verdeeld. Veel inwoners werkten mee als figuranten en vertellen graag over die opwindende tijd. Penelope Cruz en John Hurt die respectievelijk Pelagia en haar vader, dokter Iannis, speelden, maakten zich snel populair. Wat niet gezegd kan worden van Nicholas Cage, jammerlijk miscast als Corelli, die zich met lijfwachten omringde en zich in zijn vrije tijd in een villa barricadeerde in plaats van het eiland te verkennen.

Voor de oudere figuranten die zich de slachtingen van de Wereldoorlog en de burgeroorlog nog levendig herinnerden, was de draaiperiode een emotionele ervaring. Velen konden hun tranen niet bedwingen toen de Hollywooddesigners met vezelplaat delen van Sami en de hoofdstad Argostoli deden herleven. In 1953 werd Kefalonia immers getroffen door een zware aardbeving die 600 slachtoffers eiste en bijna alle gebouwen verwoestte.

JETSETS AAN HET STRAND

De enige plek die gespaard bleef, was Fiskardo, het Saint-Tropez van Kefalonia, op de noordoostelijke punt van het eiland. Kleurige vissersboten dobberen op de blauwe zee, naast jachten met klapperende touwen die aangemeerd liggen bij pittoreske taverna’s. Wie wat beter kijkt, ziet meteen het verschil met soortgelijke haventjes op de naburige eilanden Zakynthos en Corfu. Hier geen reclame op de grote witte parasols, geen aluminium ramen, geen bovengrondse elektriciteitskabels. Geen auto’s ook, die blijven op de parking buiten het dorp. De Venetiaanse façades van de oorspronkelijke huisjes gaan schuil onder de bloemen, op een stoep speelt een blond jongetje met een kat, misschien een verre nazaat van de Normandische avonturier Guiscard, die het noorden van Kefalonia veroverde en er in 1085 stierf aan de pest. Fiskardo is een verbastering van zijn naam. Nu ja, er zijn akeliger plekken om te sterven. Wie door de hobbelige steegjes kuiert, weet meteen waarom deze plek het geheime lievelingsadresje is van steeds meer sterren en jetsets. Madonna en Guy Ritchie werden hier onlangs gesignaleerd, naast Tom Hanks, Steven Spielberg, Tom Cruise, Robert de Niro, Sofia Loren, Jack Nicholson en Rowan Atkinson.

The Captain’s Cabin is erg populair bij hongerig schoon volk, robuuste Tassos is zowat de vader van het toerisme hier.

Ik verkies een rustiger terras, waar ik ongestoord kan toekijken hoe zeilboot na zeilboot van een flottielje aanmeert met de hulp van getaande Griekse neohippies. De spaghetti met stukjes kreeft smaakt er des te beter door. In een van de boetieks aan de kade valt mijn oog op een beschilderd dienblad ; de jonge vrouw met het zwarte haar en de vurige ogen zou Pelagia kunnen zijn. Ik informeer naar de prijs. Tweehonderd euro ; misschien is Madonna hier te vaak komen shoppen.

Wie vakantie wil vieren zoals de fortuinlijken der aarde, doet dat in Fiskardo in het Emelisse, een schitterend designresort, weggedoken tussen ceders en cipressen, boven de intieme baai van Emblissi. Je moet er wel een beetje aanleg voor hebben. Wie zich bij de slagboom aanmeldt, krijgt een code om de parking te betreden. Van pure zenuwachtigheid tik ik keer op keer een foute cijfercombinatie in ; de slagboom blijft onverbiddelijk dicht. Gelukkig komt er na een poosje een golfwagentje met luifel aangezoefd. ” Happens all thetime“, grijnst de jongeman in smetteloos wit als hij mijn bescheiden reistas aanneemt. Het personeel is hier even design als het decor, maar gelukkig ook ontwapenend vriendelijk. Een mens komt hier werkelijk niets tekort. Mijn onderkomen is een bungalow in gedempte aardetinten en voorzien van gestileerde postmoderne meubelen met als pièce de résistance een teakhouten hemelbed met heerlijke Dunlopillomatras. Verzorgingsproducten van Korres in de badkamer, naast een ‘winkeltje’ met alles wat de vergeetachtige reiziger zoal nodig kan hebben, tot chique zwarte en witte T-shirts toe. Op het terras een privédompelbad, een miniversie van het cascadezwembad tweehonderd meter lager, waar je het gevoel hebt dat je zo meteen over de rand in de oneindigheid van de Ionische zee zult duikelen. Aan de overkant van al dat oogstrelende diepe blauw ligt Ithaca, alsof het architectenteam ook dat even voor de veeleisende hotelgast geregeld heeft. Overal sofa’s en dagbedden met gerieflijke kussens ; ’s avond zorgen 250 kaarsen en vuurpotten voor een feeërieke sfeer. In het visrestaurant onder de sterrenhemel neemt de dienster, die in het laagseizoen waarschijnlijk bijklust als topmodel, glimlachend het tweede couvert weg. “Af en toe verdienen we dat, een reisje zonder man”, zegt ze monter. Zo had ik het nog niet bekeken.

Een blik in het gastenboek ; wie is er hier kind aan huis ? Kroonprins Haakon van Noorwegen, de vorige president van Portugal, Prins Saifal Al Eslam Bin Saud Al Saud. En kijk, ons vorstenpaar was hier ook, in augustus 2003. De koning één en al bonhomie in een marineblauw polo, de koningin kijkt alsof er een kiezeltje in haar sandaal zit.

VOETJES UIT 1579

De horizon kleurt nauwelijks roze als ik de volgende morgen de autorit dwars door de bergen aanvat. Wie had ooit gedacht dat ik met zoveel zelfvertrouwen in het halfduister door de passen zou slalommen ? Er is nauwelijks verkeer, dat helpt. In Sami rijd ik achterwaarts de laadklep van de ferry op en wurm de Koreaan tussen twee vrachtwagens, alweer een kleine persoonlijke triomf. Er zijn twee veerdiensten naar Ithaca, één snelle, luxueuze boot met alles erop en eraan en een oude bak die de overtocht in ongeveer 50 minuten doet en een stuk goedkoper is. Ik kies voor de authenticiteit en drink bittere koffie met vrachtwagenchauffeurs met spiegelzonnebrillen in hun haargrens. Ithaca beslaat 96 vierkante kilometer. Er wonen zo’n drieduizend mensen, van wie ruim de helft in de hoofdplaats Vathi, een levendig stadje aan een diepe inham in de kust, met in het midden het piepkleine eilandje Lazaretto, een voormalig quarantainestation. Odysseus is hier alom aanwezig : op de menukaarten van de taverna’s aan de kade, op de romp van de zeilboten, in gipsen gedaante voor het museum(pje) van archeologie.

“Exploreer vooral de ongerepte strandjes”, had Hettie aangeraden. De eerste de beste wegwijzer met een parasolletje stuurt me steil bergop. Niet alweer, kreun ik. De weg wordt steeds smaller, verandert plots in een rotspad vol diepe kuilen. Een schurend geluid, gevolgd door een onheilspellend gebonk. De kleine witte zit vast. Het klamme zweet breekt me uit. Hoe raak ik hier in godsnaam weg ? Belgeklingel, een zerpe geur. Gele ogen kijken me verwijtend aan. Geiten nog-aan-toe. Als ik op het punt sta een wanhoopsdaad te begaan, daagt hulp op in de vorm van twee jolige Hollanders op een scooter. Zetten zonder morren hun schouders onder de Koreaan, moedigen me aan als ik behoedzaam achteruit naar beneden rijd tot een plek waar het pad breed genoeg is om de Koreaan volgens hun aanwijzingen 180 graden om zijn as te draaien. In zes beurten. Ik zucht, ik vloek, ik zwoeg. “De ferry vertrekt pas over anderhalf uur”, zegt een politieman, als ik even later op de kade parkeer. Kan me niet schelen, op Ithaca wil ik alleen nog voetganger zijn.

The crazy island”, riepen twee Cypriotische broers die in het Antwerpse een Grieks restaurant uitbaten nadat ik hen verteld had dat ik naar Kefalonia zou gaan. En nee, dat heeft niets met het wegennet te maken, maar met Sint-Gerasimos, de patroonheilige van het eiland. Volgens het plaatselijke geloof geneest hij elk jaar op zijn verjaardag een paar geesteszieken. Straffe kost, want de goedheilige man is sinds 1579 morsdood. Zo ziet hij er ook uit, in zijn glazen kist in de kerk van het klooster Ayios Yerasimos, te midden van de glooiende wijngaarden van de Omalavallei. Elke zondagmorgen komen in alle vroegte pelgrims naar dit oord om te bidden. Daar stappen er al uit de bus, als een zwarte vlek in het landschap : de pope, gevolgd door een stel hoofdzakelijk bejaarde vrouwen in kuitlange, degelijke rokken en stevige stapschoenen. In de kerk snijdt de wierook me de adem af. De kosteres opent het luikje achteraan in de kist van de heilige. Eén voor één beroeren de pelgrims het gemummificeerde lichaam, sommigen kussen zelfs zijn voeten. Mij niet gezien, liever goed gek dan de rest van mijn leven nachtmerries. Op vijf minuten rijden van het klooster ligt de Robolawijnfabriek. Zo crazy zijn ze nu ook weer niet op Kefalonia.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content