Je zou het niet vermoeden, maar achter een cosmeticaproduct zit heel wat werk : naast het wetenschappelijk onderzoek breken de labs zich ook het hoofd over de juiste kleur, geur, geluid en textuur. Weekend Knack speelde proefkonijn in het nieuwe onderzoekscentrum van Beiersdorf.

We rijden door Beiersdorf-dorp, een site met clusters van megagebouwen en zelfs enkele appartementsblokken, waar je een auto nodig hebt om van het ene eind naar het andere te geraken. Parkeren doen we in de Troplowitzstrasse, genoemd naar de man die bijna honderd jaar geleden de beroemde Nivea-crème ontwikkelde. Samen met Labello was het de eerste steen van de cosmeticatak van de Beiersdorf-groep, die in 1882 begon met een patent op een zelfklevend verband. Honderd twintig jaar later is deze multinational actief in 180 landen en haalt hij een omzet van 4673 miljoen euro (2003) met cosmetica, kleefband en wondverzorging. Merken als Hansaplast, Tesa, Eucerin, Atrix, Labello, Juvena en La Prairie behoren allemaal tot Beiersdorf, maar Nivea is ongetwijfeld het bekendste.

Het beroemde blauwe potje zorgde als eerste stabiele water-in-olieformule voor een mijlpaal in de cosmetica en werd het vaandel van een gamma met een tweehonderdtal referenties, gaande van huid- en haarverzorging over zonneproducten tot make-up. Beiersdorf investeerde in een ultramodern huidonderzoekscentrum dat half 2004 de deuren opende in Hamburg. Aan de 6500 vierkante meter aan laboratoria, verdeeld over zes verdiepingen, hangt een prijskaartje van 38 miljoen euro, iets meer dan een derde van het jaarlijkse r&d-budget. Het centrum kan jaarlijks 6000 vrijwilligers ontvangen die samen 2700 producten per jaar testen in 35 onderzoeksruimtes met een constante klimaatregeling, zodat elk item onder dezelfde condities kan worden geëvalueerd. Drie kamers kunnen een tropisch en subtropisch klimaat simuleren, één stoomkamer en twee sauna’s dienen om deodorants uit te proberen.

Alle ingrediënten worden eerst op celculturen (in vitro) getest op hun veiligheid en daarna op mensen (in vivo), eigen werknemers of externe vrijwilligers, om de werkzaamheid te kennen. De proefkonijnen van vandaag zijn een bende kritische beautyredactrices. Eerst krijgen we een introductie over de samenstelling van een formule : die bevat doorgaans zestig à zeventig procent water, één tiende emulgatoren om schiften te voorkomen, evenveel vochtinbrengers en gemiddeld twee procent activa. Dat laatste lijkt niet zo veel, maar ze zijn kostelijk én gebonden aan de wettelijke maxima omdat cosmetica niet mogen irriteren.

We nemen verscheidene texturen onder de loep : waterachtige, vloeibare formules zoals lotions, mousses en gels voelen verfrissend aan en laten geen film achter, terwijl dikkere crèmes meer olie bevatten en dus beter hydrateren en veeleer sensueel aanvoelen. “Mensen houden van de hydraterende eigenschappen, maar verkiezen luchtige, minder vette formules”, vertelt de onderzoeksdame ons. “Dus worden bestaande producten regelmatig geherformuleerd, zoals onlangs de klassieke bodylotion.” Een aangename textuur is immers belangrijk, omdat het je motiveert om het product regelmatig te gebruiken. Zo krijg je een optimaal resultaat : je ziet er beter uit en voelt je dus ook mooi. Een zachte huid nodigt bovendien uit tot aanraken, wat de aanmaak van endorfines, de gelukshormonen, stimuleert.

Redenen te over om elk product sensorisch te laten analyseren, door vrijwilligers die maar liefst zes maanden opleiding krijgen om op een wetenschappelijke manier te kunnen evalueren. Ik zal het zonder opleiding moeten doen, maar zes jaar beautyjournalistiek en een half leven smeerervaring moeten toch ook iets waard zijn, denk ik zelfverzekerd. Ik krijg een evaluatieformulier met een referentieschaal waarmee we vier aspecten van een blind product moeten beoordelen : appearance (het uitzicht), pick up (het nemen van wat product), the rub out (het uitsmeren) en de afterfeel (het gevoel op de huid na het aanbrengen). Een dot crème op een glazen bordje moet ik op vorm, glans en opaciteit beoordelen. Op een schaal van tien. Dit blijkt toch iets moeilijker dan ik dacht : wat is vast of glanzend ? Ook mijn collega’s zuchten en fronsen. Ik draai het schaaltje even op zijn kop, zonder dat het spul beweegt. Dat verdient een negen, vind ik, en een vijf voor de hoeveelheid licht die het reflecteert en doorlaat. Of een zes ? Het is niet de laatste keer dat ik een cijfer verander : ongeveer de helft van de scores krabbel ik over. Maakt niet direct een goede indruk, vrees ik. Tijd voor de pick up-analyse : een tiende van een milliliter wordt drie keer tussen duim en wijsvinger geplet en scoort naar mijn gevoel middelmatig op stevigheid, draden en pieken. Zouden er mensen bestaan die afknappen op draden of pieken, vraag ik me af. En wie plet er überhaupt crème tussen zijn vingers ? “Even het hoofd erbij houden voor de rub out-fase”, waarschuwt de dame, terwijl ze een cirkel stempelt op mijn binnenarm, waarin ik 0,05 milliliter product in rondes moet uitwrijven. Na drie cirkels moet ik het watergehalte en de spreidbaarheid beoordelen. Geen idee, zou een zeven een redelijke score zijn ? Op het tikken van de metronoom wrijf ik nog negen keer verder om de dikheid in te schatten : niet veel meer dan een schamele drie waard. Acht beurten later moet ik de mate van oily, waxy en greasy aangeven. Is dat dan niet hetzelfde ? ! Met de natte vinger plak ik er telkens een vijf op. Eindelijk iets gemakkelijkers : het aantal cirkels tellen tot wanneer het product geabsorbeerd is door de huid. Of toch niet, want wat heet geabsorbeerd ? Kan een vochtig gevoel nog wanneer je niets meer ziet ? Of moet je blijven doorgaan tot de huid weer kurkdroog staat ? Dat scheelt een hoop gewrijf…

Aan de laatste fase, de afterfeel, wordt bij Beiersdorf veel belang gehecht : “Als de manier waarop het product aanvoelt op je huid je niet bevalt, dan koop of gebruik je het niet. De texturen worden dus aangepast aan de doelgroep : een rijpere huid is doorgaans droger en wil rijke crèmes, terwijl jonge velletjes houden van frisse texturen die niet vet aanvoelen en snel indringen.” Volgens mij is het testproduct iets tussenin : geen vette crème maar ook geen snel vervliegende gel. Maar heel zeker ben ik daar niet van, eerlijk gezegd. Eerst maar even de sessie afmaken. Die gebeurt trouwens in twee keren : één dame stempelt twee cirkels op mijn armen, haar collega mikt er een belachelijk klein toefje product in met een vervaarlijk uitziende machine die het midden houdt tussen een waterpistool en een elektrische tandenborstel. Inwrijven tot het verdwenen is en meteen beoordelen op zijn glans, plakkerigheid, gladheid en de hoeveelheid restant. Na vijf minuten doe ik dezelfde evaluatie opnieuw en schat ik de verhouding olie, wax en vet in.

Heel wat minder zelfverzekerd begin ik aan een nieuwe testronde met een ander product. Hoewel het nu gemakkelijker gaat, aangezien ik kan vergelijken. Toch denk ik dat mijn resultaten het zullen moeten afleggen tegen die van een getraind proefkonijn. Maar de beoordelingen van onze prestaties krijgen we niet te zien. Diplomatisch gezien geen slechte zaak, me dunkt. n

Tekst Sofie Albrecht I Foto’s Heikki Verdurme

Alle ingrediënten worden eerst op celculturen (in vitro) getest op hun veiligheid en daarna op mensen (in vivo).De vrijwilligers krijgen maar liefst zes maanden opleiding om de crèmes op wetenschappelijke manier te kunnen evalueren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content