Heuvels met theeplantages, en vulkanen waaronder het vuur nog kolkt. Maar ook straatrestaurants en raadselachtige dansers. Of oude tempels voor goden die het land al eeuwen verlaten hebben. Java is hypnotiserend en fascinerend, luidruchtig en geurig, complex en inspirerend.

Het zoete aroma van kruidnagelsigaretten prikkelt mijn neus nadat ik mijn valies van de transportband van Malaysia Air-lines rol en uit de handen van een rokende drager red. Dit is onmiskenbaar Indonesië : het kruidige parfum van kretek, enigszins pikant en bedwelmend, verwelkomt mij op Java. Begonnen als een armeluissigaret, een surrogaat voor het pure blanke roken, werd kretek een zelfbewuste uitdrukking van het Indonesiër-zijn.

In de eerste binnentuin van het kraton (het paleis van de sultan) van Yogyakarta rollen tengere meisjes Dji Sam Soe, individueel in goudkleurige hulzen verpakte Super Premiums. Uit de Indonesische glanzende letters begrijp ik enkel dat Dji Sam Soe sedert 1913 kreteks rolt, en herken verder, in een waarschuwend lettertype : ‘kanker’ en impotensi. Verbazend veel ‘moderne’ woorden, zoals ook ‘asbak’ of ‘knalpot’, leent het Indonesisch uit het Nederlands. Of liever : uit het Hollands. De oude hofbediende, in een uniform van blauwe sarong met een traditionele kris bengelend rond zijn heupen, vertelt in archaïsch Hollands over de heldendaden van voorbije sultans. Niet enkel beschikte de heerser van het kraton over magische krachten, tot op de dag van vandaag heeft hij ook een paleiswacht, de laatste toegestane privé-militie. Uit respect lopen we blootsvoets door het enorme paleiscomplex, een geheime stad in de stad. “De vruchten van de sawo-boom mogen we enkel oprapen”, vertelt mijn gids eerbiedig. “Op een ladder zouden we ons boven de sultan verheffen.”

Een opeenvolging van pleinen zwart zand met pendopo’s, enorme op zuilen zwevende puntdaken, leidt naar de privé-vertrekken van de vorst. In de schaduw van een paviljoen doodt zijn elitekorps, bejaarden in kleermakerszit, de tijd. De mooie ontvangsthal waar ze onafgebroken naar staren, blijft verboden terrein. De oude school van de sultan herbergt de privé-collectie van de familie, een allegaartje van geschilderde familieportretten, vooroorlogse huisraad, Chinees porselein, Delfts blauw, Waalse kristallen vazen en het geliefde FN-pistool van de Haagse Javaan. “Al heb ik een uitgesproken westerse opvoeding gehad, toch ben en blijf ik in de eerste plaats Javaan”, getuigt een citaat onder het portret van de stamvader. Korte tijd gold zijn kraton als een revolutionair bolwerk van verzet tegen de Hollandse kolonisator. Taman Sari, de onlangs gerestaureerde watertuinen, tonen een frivolere kant van het prinsenbestaan. Hoge muren verbergen de zwembaden van de harem, waar de heerser vanuit zijn voyeuristische toren hoog boven de lusttuin een meisje voor de nacht koos.

Versteende verleidsters

Yogyakarta, of Yogya zoals de inwoners hun stad noemen, vormt ongetwijfeld het culturele hart van Java. In de heuvels rond de koninklijke stad liggen vermaarde religieuze monumenten, de tempelcomplexen Borobudur en Prambanan. Mijn eerste uitstap brengt mij naar de oudste site, de mysterieuze tempels van het Dieng-plateau. Een bochtige weg klimt naar theeplantages, met steile hellingen en bergtoppen bedekt onder dikke lagen intens groen, als een landschappelijk kunstwerk van strak gesnoeide hagen. De pluksters, met een grote mand op hun rug, plukken de thee voor tweehonderd roepies per kilo. Na een dagtaak, zestig kilo vederlichte blaadjes, verdienen ze een euro. Hoe hoger we klimmen, hoe steiler de terrassen, die lukraak schots en scheef tegen de berg gegooid lijken en geen meter onbenut laten.

Wie vanaf de zevende eeuw de kleine hindoeïstische tempels in het hoogland bouwde, blijft een raadsel, maar de piramidevormige daken getuigen van invloed uit bakermat India. In de heiligdommen prijkt steevast een lingam (een fallussymbool) op een yoni, de vierkante sokkel die het vrouwelijk geslacht verbeeldt. Lokale toeristen komen al lang niet meer als bedevaarders naar het hoogland, maar bezoeken de pruttelende zwavelspuwende modderpoelen, de thermale bronnen en Telaga Warna, een meer groen van sulfer, met meditatiegrotten langs de oevers.

Busladingen toeristen had ik verwacht in Borobudur, het ‘achtste wereldwonder’ en de bekendste bezienswaardigheid van Indonesië. Maar op de souvenirverkopers van maskers en poppen, sieraden en batikstoffen na, ligt het Unesco Werelderfgoed er verlaten bij. De enorme boeddhistische stoepa beklimmen, een monumentale replica van de kosmische berg Meu, geldt als meditatie. Wie het beeldverhaal in steen over tien verdiepingen tot op de top van de piramide volgt, bereikt het nirwana, de staat van spirituele verlichting. De basis van de trappenpiramide stelt Kamadhatu voor, de staat van verlangen, de innerlijke strijd tussen goed en kwaad, onze zeven hoofdzonden. De scènes die daarboven het bewogen leven van de Boeddha en zijn talloze reïncarnaties vele kilometers lang weergeven, beelden Rupadhatu uit, de staat van vorm. Op dit niveau proberen aspara’s, versteende schoonheden met blote borsten en gebeitelde smachtende blikken, de bedevaarder in verleiding te brengen. Op de hoogste ronde terrassen, enkel versierd met klokvormige stoepa’s, bereik je vormeloosheid, de perfectie. Hier, verheven boven het opvoedende beeldhouwwerk, openbaart zich een hemels panorama op de omringende bergketens. In het gezelschap van enkele boeddhistische bedevaarders die bij de volgende volle maan waicak vieren, de geboortedag van de Boeddha, zie ik de zon verdwijnen in het tropisch woud.

Nauwelijks een uur rijden verder liggen de tempels van Prambanan, tussen de rijstvelden verspreide hindoeïstische tempels. Sommigen liggen verzonken in een vierkant bassin, andere zien eruit als huizen of bergen versierd met afbeeldingen van het hindoeïstische pantheon. Maar zelfs het meest bezochte tempelcomplex, Candi Lara Jonggrang, deel ik enkel met een schoolbus gesluierde meisjes. Tussen de indrukwekkende hoge torens, gewijd aan Brahma, Vishnu en Siva, voel ik mij nietig. Elke centimeter van de vulkanische bouwstenen is versierd met afbeeldingen uit de Ramayana, en mijn gids kent alle verhalen van de ingewikkelde hindoemythologie. Maar ik wil enkel wierook en bloemen ruiken en het mysterie op mij laten inwerken.

Op een nabijgelegen heuvel, Ratu Boko, liggen ruïnes en baden van het kraton van de koningen van Mataram, die over middeleeuws Java heersten. De stilte is hier absoluut, enkel verstoord door het zachte gezoen van een koppeltje dat van het panorama over de vlakte geniet. Zelfs mijn gids blijft sprakeloos.

Nachtsferen

Net zoals die van Yogya claimt de sultan van Solo (Surakarta) de ware afstammeling van de koningen van Mataram te zijn. Het leidt tot onophoudelijke discussies tussen de twee rivaliserende koningssteden. Solo, met een half miljoen inwoners naar Indonesische maatstaven nauwelijks meer dan een provinciestad, blijft er in elk geval ontspannen bij. Tegen de avond rollen mobiele eetkramen door de straten en bezetten kokkinnen met een wok en een barbecuevuurtje de stoep. In Azië lijkt niemand zelf te koken, iedereen eet in een warung. Nasi, roerbakken rijst, kip of saté, vis of octopus, in alle prijscategorieën. De eenvoudigste warungs bestaan uit een rieten mat onder een tentzeil langs de straat. Op de nachtmarkt verdringt de middenklasse zich bij de betere eethuizen, voor dim sum of halal visrestaurants. Onveranderlijk bestaat de volledige keuken uit weinig meer dan een wok, waarin de kok vliegensvlug de gerechten roerbakt. Voor laatavondvertier lokt de Sriwedari-hal mij met een Wayang Orang-interpretatie van de Ramayana. Plaatselijke grootvaders verklaren het heldenepos fluisterend aan hun kleinkinderen, ik beleef een onbegrijpelijke maar fascinerende operette. In de orkestbak speelt een gamelanorkest : een bonte verzameling drums, gigantische gongs en xylofoonachtige bamboe-instrumenten. De fel opgemaakte acteurs in protserige kostuums, kleurrijk en met edelstenen versierd, dansen als houterige poppen aan denkbeeldige touwtjes.

De rit van Solo naar de vulkaan van Bromo in het oosten volgt de drukke verkeersader naar havenstad Surabaya. Snel wordt duidelijk hoe dichtbevolkt Java is : ruim achthonderd inwoners per vierkante kilometer, meer dan het dubbele van Vlaanderen. Roet spuwende vrachtwagens, een eindeloze stroom bromfietsen, af en toe een paardenkar of bemo, en een fietsriksja drummen over de smalle hoofdweg. Slechts op de haarspeldbochten die langs de flank van de vulkaan naar Tosari leiden, keert de rust weer. Naar dit hoogland van dichte bossen vluchtten de hindoeïstische Tenggerese eeuwen geleden voor de islamitische invasie van het laagland. Tegenwoordig komen bezoekers naar Bromo om de zonsopgang over de krater te zien, een evenement dat dagelijks toeristen vroeg uit de veren jaagt.

Om vier uur moet ik opstaan, maar de gongs van een gamelanorkest lokken mij uit bed, op zoek naar de nachtelijke geluidsbron. Langs donkere bochten en diepe ravijnen voert de nachtwaker mij per bromfiets naar het trouwfeest in een naburig dorp. Communicatie blijkt hier slechts mogelijk met gebarentaal. Lange tafels staan gedekt met rijkelijk versierde offergaven van bloemen en kunstig gestapeld eten. Professionele danseressen lokken mannen naar de dansvloer, voor een verstilde dans in slowmotion, waarbij armen en voeten vreemde arabesken in de lucht schilderen. De brandewijn stroomt rijkelijk ; als de Tenggerese ondertussen al bekeerd zijn tot de islam, dan toch niet tot een erg strikte interpretatie.

Op het buitenpodium speelt een gamelanorkest ten dans. De Kuda Lumping, met jaranan-dansers die op stokpaardjes wild tekeergaan, geldt als het voorspel voor de rituele Reog Ponorogo. Warok-dansers, met zwart geschilderde gezichten en sinistere sarongs, inviteren hun tegenspeler tot het gevecht. Op een hypnotiserend ritme, met een gongdreun die door merg en been trilt, warmen de dansers zich op als reuzen op lemen voeten. Plots, opgezweept door een ritmeversnelling, proberen ze kruipend, hoofd tegen hoofd, elkaar uit de ring te duwen. Het gaat er ruig aan toe. Als de Singa Barong, het leeuwenmasker met een metershoge aura van pauwenveren, zich in de dans moeit, raken enkele strijders in trance. Middernacht, tijd van de zwarte magie : armen en benen verstijven, de climax is bereikt. De ceremoniemeester blaast af. Als wat later travestieten op het podium een lofzang op de vrouw ten beste brengen, inclusief grappige danspasjes en pseudo-verleidelijke blikken, is de publieke ontlading hilarisch.

In het land van de vulkanen

Ook op de evenaar is het om vijf uur in de ochtend op 2700 meter hoogte ijzig koud. Langs de gigantische kraterrand wachten een tiental Europeanen, toeristen uit Maleisië en Javaanse grootstedelingen rillend en taterend op de eerste zonnestralen. Een wolk met slechte timing belet dat het postkaartplaatje zich voor ons materialiseert. Maar zelfs met een bewolkte zonsopgang blijft het panorama, met ochtendnevel die als een bruidssluier rond de jongste vulkanen zweeft, magisch. Aan de horizon braakt vulkaan Semeru, vrijwel precies om het kwartier, een wolk zwarte rook. Op de zandwoestijn van de enorme kratervloer, aan de rand van een actieve vulkaan, ligt een Hindoetempel. Een trap klimt langs de kraterwand naar de bron van zwavel en rook. Hijgend en puffend van de inspanning, door de grote hoogte en de verstikkende sulferwolken, koop ik op de kraterrand een bosje gedroogde bloemen. Dan slinger ik mijn offer recht in de vlammende godenmuil.

PRAKTISCH

Java is het economische en culturele hart van Indonesië, het belangrijkste van de duizenden eilanden in de archipel. De helft van de Indonesische bevolking leeft op Java. Tachtig procent is moslim, maar hindoeïsme en boeddhisme zijn al eeuwen vertrouwd en geïntegreerd.

Reis

Malaysia Airlines biedt wekelijks ruim vijftig non-stopvluchten aan tussen Europa en Kuala Lumpur, met een vlotte verbinding naar Indonesië. Het vertrek is voorzien vanuit Parijs Charles de Gaulle of vanuit Brussel via Manchester, Londen, Zürich, Wenen of Rome. De vliegtijd naar Kuala Lumpur bedraagt ongeveer twaalf uur, en van Kuala Lumpur naar Indonesië twee tot drie uur

naargelang de bestemming. Prijzen in

economy vanaf 680 euro. Malaysia Airlines werd onlangs door Skytrax (www.airlinequality.com) toegelaten tot het selecte clubje van vijfsterren-airlines. Info bij uw reiskantoor, bij Malaysia Airlines op 02 648 30 41 of op www.malaysiaairlines.com.

Beste reistijd

Van april tot oktober bedraagt de gemiddelde temperatuur 27 graden. In juni, aan het begin van het droge seizoen, is de natuur nog weelderig groen. In juli-augustus, het hoogseizoen, kleuren de velden goudgeel.

Documenten

Een reispas, geldig tot zes maanden na terugkeer, en een visum dat bij aankomst in Indonesië gekocht moet worden tegen 25 dollar voor 30 dagen.

Meer info

4 Deze reis kwam tot stand met de logistieke steun van onafhankelijk reisagent BDN Tours. Willy Croes, een Vlaming die al acht jaar in Bali leeft, verzorgt individuele rondreizen door Indonesië en Bali. Te boeken via de betere reisagent in uw buurt.

4 Ambassade van de republiek Indonesië, Tervurenlaan 294, 1150 Brussel.

Tekst en foto’s Jo Fransen

Borobudur is een IMMENS beeldverhaal in steen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content