Elke vrouw die ooit met een kruik tegen de buik naar de prestaties van topatletes lag te kijken, heeft zich wel eens afgevraagd hoe ze dat fiksen: hebben zij dan geen menstruatiecyclus? Volgens sportgynaecoloog Luc Baeyens zijn er zowel vóór, na als tijdens de maandstonden wereldrecords gebroken. Zelfs het doorgaans zo verfoeide premenstrueel syndroom kan bijdragen tot een medaille.

Professor Luc Baeyens specialiseerde zich als gynaecoloog in de sportgeneeskunde. Vanuit het Brugmann-ziekenhuis in Brussel begeleidt hij atletes die te kampen hebben met gynaecologische problemen. In die hoedanigheid is hij ook adviseur bij het Olympisch Comité.

Eind vorig jaar was hij een van de gastsprekers op een symposium van de Medical Women Association Belgium over de Invloed van cyclische fenomenen op de gezondheid van de vrouw. Waar in andere toespraken het premenstrueel syndroom (pms) als een zorgwekkend of belastend fenomeen werd aangekaart, luidde de titel van zijn uiteenzetting: Premenstruele tensie als wapen in de sport. In sommige disciplines blijken vrouwen immers béter te presteren net voor hun maandstonden. Baeyens: “Voor atletes die agressiviteit nodig hebben, in vechtsporten bijvoorbeeld, kan pms nuttig zijn om een topprestatie te leveren.”

Vreemd, hoe weinig we eigenlijk weten over zo’n alledaags fenomeen als de menstruele cyclus en de effecten daarvan op het functioneren van het vrouwelijk lichaam. Een van de verklaringen voor die onwetendheid is allicht dat vrouwensport een vrij recent verschijnsel is. Baeyens: “De eerste keer dat een vrouw deelnam aan de Olympische Spelen was in 1912 en we moeten wachten tot 1984 eer een vrouw de marathon mocht lopen.”

Pas sinds de jaren tachtig wordt vrouwensport ook bestudeerd. Men stelde vast dat er als gevolg van de sportbeoefening wijzigingen optraden in de menstruele cyclus. In sommige studies komt men zelfs tot de conclusie dat er in 100 procent van de gevallen onregelmatigheden in de cyclus voorkomen die te wijten zijn aan sportbeoefening. Gemiddeld 20 tot 30 procent van de vrouwen wordt zelfs geconfronteerd met amenorroe, het uitblijven van de menstruatie.

Baeyens: “Er zijn studies die aantonen dat meisjes minder regelmatig worden als ze intensief gaan sporten. Eerst is er een verstoring van de hormonen, dan steeds meer onregelmatigheid, en ten slotte blijven de maandstonden uit. Als je die meisjes verdeelt in een groep die normaal blijft eten en een groep die steeds minder eet, dan zie je dat de laatste groep snel problemen krijgt. De andere groep krijgt ook problemen maar minder. Er zijn dus meerdere factoren in het spel.”

“Ook het uitblijven van de menstruatie heeft meerdere oorzaken: sport speelt een rol, maar ook het percentage vetgehalte en de voeding. Toen het Roemeense turnstertje Nadia Comaneci in ons land verbleef, kon je zien wat zij en haar collega’s te eten kregen: ’s morgens een appel, ’s middags een appel en ’s avonds een appel. Ze haalden de schillen uit de vuilnisbak om toch iets meer te hebben. Wat ze aan energie nodig hadden voor hun sport lag veel hoger dan wat ze aan energie naar binnen kregen, zo ontstaat er natuurlijk een onevenwicht. Dit is een extreem voorbeeld, maar ook balletdanseressen willen voortdurend vermageren. Op den duur ontstaat er een vorm van ondervoeding en het is bekend dat dan de maandstonden uitblijven.”

Naast de invloed van sportbeoefening op de menstruele cyclus, wordt ook het omgekeerde bestudeerd: welke invloed heeft de menstruele cyclus op de sportprestatie? Volgens Baeyens zijn die studies nog niet verfijnd genoeg omdat vaak enkel over het eerste en tweede deel van de cyclus wordt gesproken, zonder in te gaan op de hormonale veranderingen die zich tijdens die fasen voordoen. Wel weet men dat oestrogenen, die vooral in het eerste deel van de cyclus werkzaam zijn, een positieve invloed hebben op de spiercellen; en dat progesteron, in het tweede deel van de cyclus, veeleer een negatieve invloed heeft omdat het tot oedeem, vochtophoping, kan leiden.

Over pms zijn er al meerdere studies gedaan. Uit een studie bij Zweedse voetbalspeelsters bleek dat verwondingen aan spieren en gewrichten vooral voorkomen bij meisjes die last hadden van pms. “Over de invloed van pms op de sportprestatie zelf, is het moeilijk om algemene uitspraken te doen”, zegt Baeyens. “Vooral het verhogen van het gewicht door vochtophoping is een probleem.”

Daarom dat gezocht wordt naar manieren om de klachten te beperken. Behandeling van pms begint vaak met het aanpassen van de voeding. Ook calcium en magnesium kunnen helpen. Gouden regel bij het begeleiden van topatletes is: ze tijdig en gedurende een voldoende lange tijd volgen. Men mag zeker niet beginnen met een hormonale behandeling vóór een belangrijke competitie, zonder dat die vooraf uitgeprobeerd is. Vrouwen kunnen immers verschillend reageren op hetzelfde medicijn. Vandaar dat men aan de sportvrouw vraagt om een aantal cyclussen te noteren welke invloed de cyclus heeft op haar gezondheid, kracht, spiergevoel, enzovoorts. Daaruit kan men dan afleiden welke behoeften zij heeft. Zo is het voor sommige vrouwen belangrijk om geen maandstonden te hebben. Baeyens stelt vast dat atletes die niet meer menstrueren, dat vaak zo willen houden omdat ze dan minder last hebben van de cyclische veranderingen. Vrouwen die wel menstrueren, kunnen concluderen dat ze het best presteren in het eerste deel van hun cyclus, anderen presteren beter tijdens hun maandstonden en nog anderen vlak ervoor.

Baeyens: “Ook al verschilt het van vrouw tot vrouw, toch zie je bij duursporters – zoals langeafstandsloopsters – vaak dat de piekperiode vlak na de maandstonden ligt. Atletes die meer kracht nodig hebben, die een korte inspanning moeten leveren of één waar ze alles moeten geven in heel weinig tijd – korteafstandsloopsters, judoka’s, vrouwelijke boksers – presteren vaak beter in de periode net voor of tijdens de maandstonden.”

Om op het ogenblik van de wedstrijd in topconditie te verkeren, kan men proberen die cyclus te veranderen. Dat kan door middel van de anticonceptiepil, maar er bestaan ook methodes om bij vrouwen die de pil niét nemen, de cyclus te verkorten of te verlengen – al naar gelang de wensen.

In tegenstelling tot wat men misschien zou verwachten, slikt de sportvrouw minder de pil dan de doorsnee vrouw omdat men ervan uitgaat dat de pil slecht is voor de conditie en vooral voor het gewicht. Baeyens: “De ene studie concludeert dat er geen invloed is van de pil op de sportprestatie, de ander besluit dat er een positief effect is en nog een ander komt tot een negatief effect.” Zelf ziet hij als voordelen van pilgebruik voor de sportvrouw dat het risico op osteoporose vermindert, dat er minder pijnlijke maandstonden optreden, dat pms kan verminderen. Hij vindt het ook een makkelijke methode om de cyclus te verplaatsen in functie van een competitie. Men kan de cyclus verlengen door de pil door te nemen zonder te stoppen, nadeel is dan dat het risico op oedeem toeneemt. Volgens Baeyens is het dikwijls beter om de cyclus te verkorten. Tenslotte is uit de studie bij de Zweedse voetbalspeelsters ook gebleken dat de vrouwen mét pil minder letsels hadden dan de vrouwen zónder. Andere studies geven aan dat pilgebruik het risico op stressfracturen verlaagt.

In de praktijk blijken stressfracturen – naast het uitblijven van de maandstonden – een van de meest voorkomende klachten waarmee sportvrouwen naar de arts stappen. Baeyens: “Een stressfractuur is in feite geen echte breuk, het is een klein breuklijntje in het bot dat bij een atlete tot een ernstige breuk kan leiden. In het Frans heet het een fracture de fatigue; het is een overbelastingsbreuk. Zo’n fractuur komt vaker voor bij vrouwen, vooral bij vrouwen die problemen hebben met hun cyclus, die te weinig menstrueren en dus een tekort hebben aan oestrogenen die nodig zijn om bot op te bouwen. Het is geweten dat wanneer vrouwen in de menopauze geen oestrogenen krijgen, ze makkelijker breuken oplopen. Sportvrouwen hebben vaak een botsterkte die te vergelijken is met die van vrouwen van zestig jaar. Hun botdensiteit wordt zo slecht omdat ze door hun sportbeoefening en dieetgewoontes geen oestrogenen meer aanmaken. Ze krijgen dan ook geen maandstonden meer.”

“Het is ook bekend dat hoe jonger meisjes beginnen te sporten, hoe later ze hun eerste maandstonden krijgen. Meisjes die vanaf hun zeven of acht jaar intensief trainen – vaak danseressen of turnsters – krijgen hun eerste maandstonden gemiddeld veel later. Men weet dat hoe later die eerste menstruatie optreedt, hoe groter de kans dat er een tekort aan botdensiteit ontstaat en er dus stressfracturen mogelijk zijn. Het is dus erg belangrijk om die meisjes van bij het begin te volgen.”

Om die stressfracturen te voorkomen, ziet Baeyens zich genoodzaakt om, ondanks de weerstand die ertegen bestaat, toch vrouwelijke hormonen voor te schrijven. “Je moet de pil uitzoeken die de vrouw het best verdraagt. Daarnaast moet er vooral uitleg gegeven worden aan haar én aan haar entourage. Vaak heb je ze na een lang gesprek kunnen overtuigen dat ze met de pil minder het risico loopt van stressfracturen. Maar dan komt ze in de club en zegt de trainer: ‘Wat?! De pil? Daar verdik je van. Stop er maar gauw mee.’ Maar stilaan begint men de pil toch te kennen. Er zijn steeds meer sportvrouwen die de pil nemen.”

De gynaecoloog verwijst naar niet-sportieve vrouwen die de pil ook gebruiken om hun cyclus aan te passen, bijvoorbeeld wanneer ze op vakantie willen. Hij wijst erop dat bij atletes de pil kan bijdragen tot een optimale conditie die aan de eindmeet het verschil maakt: een medaille of geen medaille. Omdat er veel soorten pillen bestaan, is het volgens Baeyens mogelijk een pil te kiezen die het best bij de vrouw in kwestie past. Een van de nieuwste pillen is ook vochtafdrijvend, een eigenschap die sportvrouwen kan aanspreken omdat gewicht zo ontzettend belangrijk voor ze is. Niet alleen in sporten waar gewichtsklassen van belang zijn, zoals judo, wordt er vaak continu een gevecht geleverd met de weegschaal. Eetstoornissen als anorexia en boulimie komen dan ook vaker voor in de sportwereld dan elders. Om bij de weging de norm niet te overschrijden, mogen geen klassieke vochtafdrijvende middelen (diuretica), worden gebruikt omdat die ofwel als doping worden beschouwd, ofwel omdat ze doping maskeren. Vandaar dat men wel eens naar natuurlijke vochtafdrijvende middelen grijpt, zoals ananasaftreksel en bladeren van de berk. Baeyens: “Die hebben natuurlijk niet hetzelfde effect als een diureticum waarbij je drie kilo op een half uur kan verliezen. Maar als je een beetje gezwollen bent, kan dat het verschil maken.”

De grens tussen doping en geen doping blijkt echter flinterdun te zijn. Atletes die Baeyens hormonale medicatie komen vragen die opspoorbaar en verboden is, worden wandelen gestuurd maar tegen middelen die ‘binnen de grenzen van het toegestane’ blijven, heeft hij geen bezwaar. Primolut-nor bijvoorbeeld wordt voorgeschreven om de maandstonden te verplaatsen bij iemand die de pil niet neemt. Baeyens: “Het kan de prestatie een beetje verbeteren. Als je een pil geeft om cyclusstoringen te verhelpen, is dat ook om de prestatie te verbeteren, maar daarom is dat nog geen doping. Vitamines mogen toch ook?”

Feit is dat topsporters vaak bereid zijn heel ver te gaan. Bij een enquête werd aan zowel vrouwelijke als mannelijke topsporters gevraagd of ze een bepaalde medicatie zouden nemen waardoor ze olympisch kampioen konden worden, maar waarbij er een groot risico bestond dat ze binnen tien jaar zouden sterven. Ongeveer dertig procent ging akkoord!

Behalve in de wereld van de topsport, wordt er vandaag ook steeds meer aan gewone sportbeoefening gedaan door vrouwen. Op de vraag of ook zij het risico lopen van specifieke problemen, luidt het antwoord alweer dat dat individueel verschillend is. Hoe jonger men intensief begint te sporten, hoe meer kans dat er hormoonstoringen optreden. De maturiteit van het lichaam speelt een grote rol, net als het soort sport en zelfs de temperatuur. Loopsters worden vlugger met het uitblijven van de maandstonden geconfronteerd dan zwemsters: bij loopsters stijgt de temperatuur, bij zwemsters door de afkoeling van het water niet.

Baeyens: “Het is heel moeilijk – ook voor een trainer of sportarts – om uit te maken wanneer er te veel getraind wordt. Beweging versterkt het bot, maar te veel training kan een negatief effect hebben. We weten nog niet wanneer dat breekpunt zich voordoet.”

Ook al zijn er steeds meer vrouwen die willen sporten, in de praktijk blijkt het hebben van kinderen nog altijd een groot bezwaar. Volgens Baeyens zouden sportclubs veel meer kinderopvang moeten aanbieden. “Wie serieus wil sporten, moet drie of vier keer per week trainen en met een klein kind is dat onmogelijk, tenzij je het ergens kan plaatsen. In fitnessclubs zie je vaak dat er een kinderhoekje is, maar in zwembaden ontbreekt nog steeds opvang.”

Nieuw is dat vrouwen een sportief leven met een zwangerschap wensen te combineren. Vroeger koos de sportvrouw eerst voor de carrière en pas daarna voor een zwangerschap. Nu zijn er steeds meer vrouwen die tijdens hun carrière zwanger willen worden en ze willen niet dat hun zwangerschap tijdverlies betekent voor hun loopbaan. Want wie een poos niet traint, moet daarna lange tijd hard werken om opnieuw op hetzelfde niveau te komen. Baeyens: “Die vrouwen trainen tijdens hun zwangerschap zo lang mogelijk door en profiteren ervan dat hun zwangerschap door hormoonverandering weefselopbouwend werkt, een beetje zoals mannelijke hormonen. Een krachttraining heeft in die periode meer effect dan anders. Er zijn vrouwen die na een zwangerschap beter presteren dan ervoor.”

De als grap bedoelde suggestie dat men een zwangerschap zou kunnen voorschrijven om de prestaties te verbeteren, blijkt minder absurd dan gedacht. Baeyens: “Dat is jammer genoeg gebeurd. Finse langlaufsters hebben dat gedaan. Ook in Oost-Duitsland maakte men de atletes zwanger omdat die in het begin van de zwangerschap beter zouden presteren, daarna braken ze die zwangerschap af. Hun opzet is niet altijd geslaagd, natuurlijk. Er waren vrouwen die zich door de zwangerschap niet goed voelden, maar er waren zoveel atletes in Oost-Duitsland dat het volstond dat deze aanpak bij enkelen wél lukte en dat ze een medaille behaalden. Gelukkig bestaan deze praktijken niet meer.”

Terug naar de humor. Er worden vaak grapjes gemaakt over mannen die vóór de wedstrijd al dan niet seks mogen of moeten hebben. Bestaan daar bij vrouwen ook theorieën over? Baeyens: “Dezelfde als voor mannen. Op sportavonden krijgen atletes regelmatig die vraag. Sommigen zeggen dat ze masturberen vóór een competitie om ontspannen te zijn. Anderen zeggen: ‘Zeker geen seks drie dagen voor de wedstrijd.’ Ook dat is individueel verschillend. Sommigen willen zich volledig concentreren op de wedstrijd, voor anderen geldt seks als een uitlaatklep.”

“Maar seks is echt geen zware inspanning. Het is vergelijkbaar met een opwarming voor een training. Verwaarloosbaar dus.”

Johanna Blommaert / Foto’s Lies Willaert / Illustratie Arpaïs Dubois

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content