Goeie reportages vertellen ook iets over de maker. Dat geldt zeker voor het tweevrouwsproject ‘A la limite’ van Annemie Struyf en Lieve Blancquaert, veel meer dan zomaar een bundeling van pakkende verhalen en beelden over leven, liefde en dood.

Linda Asselbergs / Foto Lieve Blancquaert

Op de redactie zit ze tegenover mij, Annemie Struyf. Ik mag graag over het halfhoge tussenschot naar haar kijken terwijl ze zit te werken: hypergeconcentreerd, met een kritische frons tussen haar wenkbrauwen. Telefoongerinkel, collega’s die heen en weer lopen en met elkaar praten, het stoort haar niet. Als je thuis vier jonge kinderen hebt, is een redactie een oase van rust. Soms speelt er een flauwe glimlach om haar lippen. Dat ken ik: het gaat goed, het heilig vuur brandt. Als je niet beter wist, je zou denken dat schrijven een plezier is. Daar komen in haar geval keer op keer indringende verhalen van. Over gewone mensen die bijzonder zijn en vice versa. Mensen die geen cd, boek of politiek programma te slijten hebben, maar desondanks in hun ziel laten kijken. Ook al omdat ze weten dat ze op medeleven en respect kunnen rekenen van journaliste én fotografe. Want de A la limite-reeks zou niet dezelfde impact hebben zonder de foto’s van Lieve Blancquaert, beelden die vaak meer verhullen dan onthullen en daardoor juist lang op je netvlies blijven nazinderen. Met de jaren zijn ze een hecht team geworden, Annemie en Lieve. Terwijl minder ambitieuze collega’s de job van reisreporter vanachter een cocktail in een exotisch vijfsterrenhotel uitoefenen, trotseren zij samen de ontberingen van een overlevingstocht door de Afrikaanse brousse of een training als lichtmatroos op de Zenobe Gramme, een rolverdeling waarmee alle betrokken partijen zich overigens perfect kunnen verzoenen. Op de cover van de boekversie van A la limite zitten de avonturiersters zusterlijk naast elkaar op een geïmproviseerde latrine. Voorwaar, er zijn geen grenzen aan het engagement van sommige reporters.

Het is niet evident, in werkverband zulke intieme en soms hachelijke momenten met elkaar delen.

Annemie Struyf: Daarom ook hebben we voor dat coverbeeld gekozen, omdat het in al zijn cruheid alles zegt. Daar zit je dan, met je broek op je schoenen ergens in de brousse en je zegt: “Wat ben ik blij dat ik hier met jou zit en met niemand anders.” Je hoeft de schijn niet voor elkaar op te houden, je kunt je zwakheden tonen zonder dat je je achteraf geneert.

Lieve Blancquaert: Meer nog, het kan deugd doen. Dat heb ik eigenlijk alleen maar met Annemie. Twee weken zo dicht op elkaars vel leven zoals wij wel eens doen, dat is niet gemakkelijk; zelfs met je man zou dat niet meevallen. Stel dat je een uitbarsting krijgt in iemands bijzijn en daar achteraf veel spijt van hebt omdat je je in je blootje gezet voelt… Wij hebben al veel geweend samen, maar ook veel gelachen. In de grootste miserie lachen we ons soms een breuk. Want als de ene een zwak moment heeft, zal de andere dat compenseren. Met humor, om het even hoe. Die wisselwerking is heel doeltreffend; het is nog nooit gebeurd dat we het allebei niet meer zagen zitten.

Annemie: Op reportage in een uithoek van China waren het vooral de honger, kou en het gebrek aan hygiëne die ons parten speelden. Toen we na een vermoeiende reis eindelijk op onze bestemming aankwamen en een eethuisje gevonden hadden, kwam er een kat uit de keuken met een grote rat in haar bek.

Lieve: Ik heb er onder vochtige dekens geslapen naast een kapot raam boven een ravijn. Er was geen toilet, we moesten in een afgesneden Vitel-fles plassen. Als je dan niet op stap bent met iemand die daar de humor van inziet, ben je verloren. Je hebt mensen die je naar beneden trekken en mensen die je optillen. Wij slagen er altijd in elkaar op te tillen, hoe diep we soms ook in de put zitten.

Wat trekt jullie in hemelsnaam aan in zulke extreme situaties?

Annemie: Voor mij is het een kwestie van door mijn werk mijn angsten te overwinnen. Ik ben altijd vreselijk bang van lijken geweest en toch heb ik een reportage in een mortuarium gemaakt. Uit jezelf zou je daar nooit binnenstappen, maar omdat het voor het werk is, zit dat in een kader en lukt het je wel. Je geeft vorm aan je diepste angsten.

Lieve: Dat is ook de essentie van het boek. Geboorte, extreme liefde, lijden, dood…We zijn er allemaal bang voor, maar door er helemaal in te kruipen, kun je het analyseren en een weg voor jezelf maken in het leven. Je bekijkt de dingen anders, je wordt zelf anders. Sinds ik mevrouw C. ken, die jarenlang haar demente man verzorgde, zal ik nooit meer op dezelfde manier naar Alzheimerpatiënten en hun nabestaanden kijken.

Annemie: Wat je doet voor je werk staat nooit los van de rest van je leven. De A la limite– verhalen zoals ze in Weekend Knack verschijnen, zijn maar een fractie van het hele verhaal. Je vertelt ze in functie van het tijdschrift, de lezers, een opgelegde lengte. Maar in werkelijkheid heb je die ontmoetingen en situaties als totale mens beleefd. Je stond daar met een krop in je keel of een bonkend hart omdat je zelf bang was of jezelf moest overwinnen. Toen wij in Parijs bij Philippe Herreweghe op de stoep stonden voor een interview over troost, had mijn zus me net gebeld dat mijn moeder op sterven lag. Die hele context, hoe we daar aankwamen en hoe ik me toen voelde, dat kun je in het verhaal niet kwijt, terwijl dat juist de dingen zijn die kleur geven aan het verhaal.

Was dat de hoofdreden om het boek uit te brengen?

Annemie: Dat denk ik wel. Omdat je toch met frustraties blijft zitten als je niet het hele verhaal kunt vertellen. We hebben al die reportages niet gemaakt met de bedoeling: misschien zit er binnen twee jaar een boek in. Maar op een bepaald moment zaten we samen en realiseerden we ons dat alles in elkaar overvloeide: de verschillende reportages, het werk, onze relatie tot elkaar, thuis. Toen we die bevalling in Gasthuisberg meemaakten: de spanning stijgt, het kind gaat komen. Op dat moment ben je niet meer louter toeschouwer: je herbeleeft het moment dat je zelf een kind op de wereld zette en je kijkt naar je bondgenote en beseft dat zij hetzelfde meemaakt. Je kunt dat allemaal niet afsluiten, je zit mee in het spel.

Lieve: Het is niet zo dat wij bij de mensen toekomen en na een uur weer buitenstappen. Het is altijd veel meer, veel intenser, je ben daar emotioneel helemaal bij betrokken.

Annemie: Ieder zijn genre, maar ik zou nooit zomaar een interview kunnen doen. Wat mij nog het meest afschrikt zijn interviews met Bekende Vlamingen.

Hoe bereid jij een interview voor?

Annemie: Ik wil al een stuk van het verhaal kennen. Ik wil ook de stem van de persoon in kwestie al eens gehoord hebben. Uit de stem en de manier van vertellen en de reactie op jouw voorzet kun je al veel afleiden. Je intuïtie vertelt je of er vertrouwen is, of je elkaar aanvoelt en een echt gesprek mogelijk is. Wat ik ook altijd doe is een lange vragenlijst opstellen, zelfs al komt die er tijdens het interview vaak niet eens aan te pas. Want elke ontmoeting heeft zijn eigen dynamiek; als je een goed contact hebt, loopt het gesprek meestal vanzelf.

Mensen die je tot een interview moet overhalen, leveren vaak de beste verhalen op, schrijf je in het boek.

Annemie: Bij het soort verhalen dat ik maak, is het prettig om te werken met mensen die hun verhaal voor het eerst doen. Zo’n verhaal waar iets heel puurs in zit. Ik krijg heel veel brieven van mensen die zichzelf zeer geschikt vinden voor een portret in de A la limite-reeks. Maar ik kan je verzekeren: in 99 van de 100 gevallen werkt dat niet. Omdat ze iets willen verkopen: een therapie, een cursus, een goed doel. Heel nobel misschien, maar ze hebben hoe dan ook een commerciële drijfveer. Of er zit een heel groot ego achter: “Kijk eens wat ik de mensheid te bieden heb.” Bij elk levensverhaal past volgens mij een zekere schroom. Iemand die die schroom al helemaal afgelegd heeft en vertrekt vanuit de overtuiging: “Ik zal de wereld mijn verhaal eens vertellen, zie”, dat is volgens mij geen goed uitgangspunt. Wat mij ook vaak overkomt, is dat ik uit het verhaal dingen weglaat die mensen mij vertellen. Omdat ze te delicaat zijn en omdat ik een verhaal soms sterker vind als je niet alles vertelt. De schroom moet er aan beide kanten zijn.

Lieve: Als die schroom er niet is, wordt het soms gênant, een soort exhibitionisme bijna. Bij het fotograferen heb je dat ook. Mensen die té graag op de foto willen, dat geeft vaak evenmin het gewenste resultaat.

Annemie: Mensen die je over de drempel moet helpen, bij wie je een gezonde bescheidenheid voelt, dat levert de mooiste verhalen op. Je kunt je afvragen waarom ze het doen. Uiteindelijk hebben ze er niets bij te winnen, het zijn geen bv’s die een televisieprogramma, een film of cd te slijten hebben. De beste drijfveer die ik kan bedenken is: iemand zal er wel iets aan hebben dat ik dit vertel.

Hoe ver ga je om aan je verhaal te geraken?

Annemie: Ik zal de mensen wel laten voelen dat ik het heel graag zou horen, maar er is een grens. Als ik merk dat iemand echt niet wil, zal ik nooit aandringen, want dat loopt nooit goed af. Je zit altijd ergens in die marge tussen mensen die té graag willen en mensen die te veel weerstand bieden.

Lieve: Sommige mensen hebben een duwtje nodig, maar geen stamp, hè.

Ben jij graag bij het interview aanwezig voor je je foto’s maakt?

Lieve: Nee, eigenlijk niet. Omdat ik het ook niet prettig vind dat iemand op mijn vingers kijkt als ik bezig ben. Ik ben een wolf als ik werk: ook ik zal heel hard proberen om in iemands ziel binnen te dringen. Als dat niet lukt, dan wordt het een vlak portret, als het wel lukt, ja, dan wordt het iets meer dan je normaal te zien krijgt. Zowel de journalist als de fotograaf hebben intimiteit nodig in hun werk. Als je met z’n drieën bent, zal er altijd iets verloren gaan. Gelukkig verstaan Annemie en ik elkaar zonder veel woorden. Als zij vertelt over het stuk dat ze wil schrijven, krijg ik vaak al binnen de vijf minuten een beeld van wat daar qua foto’s bij zou passen. Meestal blijkt dat ook te kloppen. Fotograaf kan een heel eenzaam beroep zijn, maar anderzijds kan een samenwerking met een journalist ook versmachtend zijn als je te veel beperkingen opgelegd krijgt. Als de combinatie van tekst en foto’s de reportage iets extra’s geeft, is dat een grote luxe.

Annemie: Ik heb het gevoel dat de foto’s van Lieve de tekst voller maken en dat, omgekeerd, haar foto’s door de tekst nog meer betekenis krijgen. Dat heb je niet met elke fotograaf.

Mensen die wel geïnterviewd willen worden, willen vaak niet op de foto.

Lieve: Het ergste wat je mij zou kunnen vragen is een foto maken van iemand die dat niet wil. Ik zou nooit voor de roddelpers kunnen werken. Gelukkig vraagt niemand mij ooit om zover te gaan dat ik iemand kwets. Er is altijd een oplossing. Een transseksueel wil niet herkend worden? Goed, op de foto gaat zijn hoofd eraf. Maar hij staat daar wel in vrouwenkleren en op slofjes en er is nog net een stoffer en blik in zicht. Dat zegt misschien zelfs meer dan een gezicht, het maakt de foto beklemmender. Ik wil niet altijd een aangenaam gevoel hebben bij een foto, ik wil ook beelden maken waar je je slecht van gaat voelen. Zonder iemand te beledigen. In het boek staat een foto die ik na de genocide in Rwanda gemaakt heb. Bijna esthetisch verantwoord, maar toch zo cru. De enige foto ook die mogelijk was binnen het kader van het boek, de andere gingen te ver.

Tijdens het interview creëer je een sfeer van grote vertrouwelijkheid. Dat is niet zonder risico’s.

Annemie: Soms creëer je bij de mensen de verwachting: ik heb er een vriendin bij. Zodat je achteraf moet aangeven dat er altijd wel contacten zullen zijn, maar dat die afgebouwd moeten worden. Dat is heel delicaat, maar je kunt al die mensen niet meenemen in je leven.

Lieve: Veel mensen hebben die vorm van intimiteit nog nooit eerder meegemaakt, die concentratie die nodig is om in je gevoelsleven te duiken en je emoties bewust te maken, te ordenen en onder woorden te brengen. Voor sommige mensen is dat een echte aderlating en dan breek je dat ineens af.

Annemie: Daarom moet het met veel behoedzaamheid gebeuren. Soms maakt het mij ongelukkig als ik zie hoe sommige media te werk gaan. De opwinding van alles te willen laten zien… Terwijl het vaak niet eens zo moeilijk is om mensen hun ziel te laten blootgeven. Soms moet je ze tegen zichzelf beschermen. De kunst is de dingen minimaal te laten zien en toch de hele lading over te brengen. Hoe je mensen soms over journalisten hoort spreken… Dat doet pijn, maar helemaal ongelijk kun je ze niet geven als ik zie hoe sommige media te werk gaan.

Ik kan me toch voorstellen dat sommige geïnterviewden voor altijd deel uitmaken van je leven.

Lieve: Die mensen die in korte tijd iets in je teweegbrengen waar je normaal gezien een heel leven voor nodig hebt. Omdat je ze op het hoogtepunt van een crisis treft: ze gooien alles op jou en jij bent de spons. Je wilt die spons ook zijn en je pakt dat allemaal mee… Mevrouw C. met haar demente man, ik was echt kapot van die vrouw.

Annemie: En het koppel dat drie kinderen verloren had. Hoe ze dat verwerkt hebben en met het verlies omgaan, ik kan zeggen dat ik daar in mijn persoonlijk leven ook iets aan gehad heb. Het klinkt misschien als een cliché dat je door dit soort ontmoetingen anders tegen de dingen gaat aankijken, maar het is waar. Je familie en vrienden, daarmee heb je zoveel gemeenschappelijk op het gebied van overtuiging en levensstijl. Maar bij het interviewen leer je zoveel mensen kennen die op een totaal andere manier leven, dat daardoor allerlei ‘waarheden’ sneuvelen en je veel meer mededogen krijgt. Als je het hele verhaal kent, is het soms zelfs mogelijk om in een moordenaar een gekwetst kind te zien.

Lieve: Jij kunt daar geweldig kregelig van worden, van mensen die met een opgeheven vingertje statements doen over hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten en hoe we ons horen te gedragen.

Annemie: Ja, het hele politiek correcte denken. Alsof verdraagzaamheid het voorrecht van één enkele partij zou zijn.

Als je over de grote levensthema’s schrijft, moet je dan niet erg je woorden wikken om niet ‘Bond zonder Naam’-achtig te klinken?

Annemie: Ik denk dat ik dat dikwijls oplos door vanuit mijn eigen ervaring te schrijven. Als je zegt hoe op een bepaald ogenblik iets is voor jou, dan hoef je geen algemene uitspraken te doen. En door net iets niét te zeggen, zit je er vaak dichter bij dan door te veel te zeggen.

Je geeft veel van jezelf bloot, in het boek nog meer dan in je reportages. Is dat ook geen voortdurend schipperen: wat laat ik zien en wat hou ik voor mezelf?

Annemie: Vooral het eerste deel van het boek, waar ik het over de dood van mijn moeder heb, is heel persoonlijk. Maar toch denk ik dat ik ook dan kies voor dingen die zin hebben in de context van het boek en andere dingen niet vertel. Ik heb daar goed over nagedacht en er ook met mijn vader over gesproken. Dat ik had geschreven over hoe het afscheid voor mij geweest was en hoe alles met alles samenhing, zonder zijn privacy en die van mijn moeder te schenden. “Ach meisje, het zal wel goed zijn”, antwoordde hij. Dat was zo’n zegen. Als je op het terrein komt van leven, liefde en dood en de grensgebieden daartussen, dan kun je niet anders dan jezelf laten zien. Precies daardoor kun je anderen raken. Pas op, ik wil geen boodschappen uitdragen, maar wel een herkenbaarheid scheppen. Ik kan van tevoren voorspellen over welke reportages ik lezersbrieven zal krijgen. Op het moment dat je gevoelige onderwerpen als liefde, lijden en dood aanraakt, voelen mensen zich aangesproken en laten ze je dat weten.

Lieve: Omdat het dingen zijn waarvan niemand gespaard blijft. Ik denk dat mensen ook wel behoefte hebben aan een tegenwicht voor alle brol en materialisme. Door alles wat blinkt en glittert vergeet je de essentiële dingen. En dan sterft je moeder en word je ineens met de rauwe realiteit geconfronteerd.

Het boek is af. Wat nu?

Annemie: Projecten genoeg, maar omdat we allebei ons werk en een gezin met kleine kinderen hebben, zijn die op dit ogenblik niet realiseerbaar. Dit boek was wél mogelijk en ik ben blij dat we het gemaakt hebben. Voor mij was het therapeutisch, dat kan ik niet ontkennen. Mijn moeder is nu precies één jaar dood en daarom heb ik het er weer moeilijk mee. Maar toen ik haar verhaal geschreven had, had ik het gevoel: voilà, we kunnen verder. Voor mij was het belangrijk de cirkel rond te maken.

Lieve: Ik ben destijds echt uit idealisme met fotografie begonnen en ik heb heel sterk het gevoel dat alles nog moet komen. Mijn kinderen zijn nog klein, ik kan nu niet het risico lopen dat er mij iets zou overkomen. Maar er is nog zoveel te doen in de fotografie. Na mijn vijfenvijftigste, als mijn kinderen groot zijn, wil ik een mooi project beginnen. Iets in de stijl van die Rwanda-foto’s, ja. Omdat ik vind dat in de journalistiek iedereen daar veel te ver in gaat. Er wordt letterlijk over lijken gegaan en niemand voelt zich nog echt geraakt, zelfs niet door het verschrikkelijkste beeld. En er is niemand die opstaat en zegt: “Dit kan niet meer.” Dat stoort mij enorm. Ik wil de mensen niet om de oren slaan met beelden waar het bloed van afdruipt, maar wel met beelden die over hen gaan. Foto’s waarvan men zegt: “Verrek, dit ben ik. Dit had mij kunnen overkomen.” Dan gebeurt er iets, dan blijft een beeld je bij. Er zijn fotografen die daar in slagen. Zelf heb ik het nog niet in die extreme omstandigheden kunnen doen. Ook al omdat ik het nog niet kan, denk ik. Maar dat komt nog.

Annemie Struyf, met foto’s van Lieve Blancquaert, A la limite, Verhalen over leven, liefde en dood, Roularta Books , ca. 250 p., ca. 22 euro.

Vanaf 10 december in de boekhandel.

Lieve: “Ik heb onder vochtige dekens geslapen naast een kapot raam boven een ravijn. We moesten plassen in een afgesneden Vitel-fles. Als je dan niet op stap bent met iemand die daar de humor van inziet, ben je verloren.”

Annemie: “Ik heb het gevoel dat de foto’s van Lieve de tekst voller maken en dat, omgekeerd, haar foto’s door de tekst nog meer betekenis krijgen.”

Annemie: “Voor mij is het een kwestie van door mijn werk mijn angsten te overwinnen. Ik ben altijd vreselijk bang van lijken geweest en toch heb ik een reportage in een mortuarium gemaakt.”

Lieve: “Sinds ik mevrouw C. ken, die jarenlang haar demente man verzorgde, zal ik nooit meer op dezelfde manier naar Alzheimerpatiënten en hun nabestaanden kijken.”

Annemie: “Toen we die bevalling meemaakten: de spanning stijgt, het kind gaat komen. Dan ben je niet meer louter toeschouwer: je herbeleeft het moment dat je zelf een kind op de wereld zette, je kunt dat niet afsluiten, je zit mee in het spel.”

Annemie: “Soms creëer je bij de mensen de verwachting: ik heb er een vriendin bij. Zodat je achteraf moet aangeven dat er altijd wel contacten zullen zijn, maar dat die afgebouwd moeten worden. Dat is heel delicaat, maar je kunt al die mensen niet meenemen in je leven.”

Annemie: “Het koppel dat drie kinderen verloren had, hoe ze dat verwerkt hebben en met het verlies omgaan, ik kan zeggen dat ik daar in mijn persoonlijk leven ook iets aan gehad heb.”

Lieve: “Ik wil de mensen niet om de oren slaan met beelden waar het bloed van afdruipt, maar met beelden waarvan men zegt: “Verrek, dit ben ik. Dit had mij kunnen overkomen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content