Gaan ontwerpsters pragmatischer te werk dan hun mannelijke collega’s? Verzetten ze zich tegen het slankheidsideaal of net niet? Wat denken ze over maatje 44 en perfecte modellen. Hoe zien ze de toekomst? Weekend Knack sprak met vier vurige tongen.

Pascale Baelden / Foto’s Michel Vaerewijck

Voor dit rondetafelgesprek verzamelden we vier smaakmaaksters van de Belgische mode: Chris Janssens (35 ), Joke Houbrechts (43) voor Kyuso, Annemie Verbeke (50) en Miet Crabbé (47), de vrouw achter Lena Lena.

Jullie zijn vier vrouwen, maar toch met een heel ander verhaal. Welk modeparcours hebben jullie doorlopen?

Annemie Verbeke: Ik ben een autodidact. Tekenen is altijd mijn passie geweest. Na mijn middelbare studie wou ik naar de modeacademie. Mijn ouders stelden hun veto. Dat was niet serieus genoeg. Uiteindelijk begon ik in 1978 met het tekenen van trendboeken voor de tricotfederatie. Vijf jaar later lanceerde ik mijn eerste tricotcollectie. Later volgde een volledige kledinglijn. In die periode heb ik ook in Parijs geëxposeerd met wat restte van de Antwerpse Zes, drie seizoenen lang. Tot in 1989. Als moeder van twee kleine kinderen was het haast onmogelijk elk seizoen een nieuwe collectie in elkaar te boksen. De negen daaropvolgende jaren tekende ik als freelancer collecties voor internationale bedrijven. Toen de kinderen groter waren, leek in ’98 de tijd rijp om de draad terug op te nemen.

Miet Crabbé: Na dertien jaar in de modejournalistiek, had ik er genoeg van om enkel te beschrijven, aan de zijlijn te blijven staan. Ik wou zelf iets ondernemen. Er waren verschillende opties, maar één zaak kwam telkens terug: ik wou iets doen voor types zoals mezelf. Ik heb mezelf nooit dik gevonden, maar vond haast nooit modieuze kleding die me paste. Door mijn beroep had ik een boon voor avant-garde, maar die collecties waren niet afgestemd op mijn lichaamsbouw. In 1992 ben ik dan begonnen met Lena Lena, ook al had ik geen echte modeopleiding.

Joke Houbrechts: Uiteindelijk heb ik ook geen modeacademie gevolgd. Ik ben in 1977 begonnen met een boetiek in Hasselt en verkocht internationale designcollecties, maar uit noodzaak ben ik met mijn ex-man begin jaren negentig gestart met een eigen lijn. In ’92 werd die voor de eerste keer voorgesteld op een beurs in Parijs en dat was het eigenlijke startschot. We zijn heel snel groot geworden, met de nodige groeipijnen. Al twee jaar run ik de zaak alleen, nu weet ik waar ik voor sta.

Chris Janssens: In 1993 ben ik gestart met het breien van truien voor mannen en vrouwen. De laatste groep reageerde enthousiast en uiteindelijk leek het opportuun om me te concentreren op een volledige damescollectie. Tot dit seizoen. Nu lanceren we voor de eerste keer ook een herencollectie.

Mode voor en door vrouwen. Voordeel of nadeel? Er wordt soms gezegd dat mannelijke ontwerpers creatiever zijn omdat ze meer afstand kunnen nemen. Vrouwen zouden te veel vanuit zichzelf ontwerpen. Met als gevolg dat het pragmatische domineert.

Verbeke: Het is een totaal verschillende benadering, een andere affiniteit. Ik kan me niet voorstellen dat alleen mannen een toegevoegde waarde hebben in de damesmode. Omdat ze tekent voor haar eigen sekse, benadert een vrouw mode op een andere manier. Maar ik heb niets tegen ontwerpers die damesmode creëren, net zoals ik vind dat vrouwen mode voor mannen kunnen maken.

Crabbé: Ik ontwerp voor honderd procent vanuit mijn vrouw zijn. Comfort komt voor mij op de eerste plaats. Ik ben niet geïnteresseerd in het ontwerp om het ontwerp, maar in kleding. Ik kan gecharmeerd zijn door een goed ontwerp als het vanzelfsprekend lijkt. Ik haat gezochte dingen, het gekunstelde. Elk stuk wordt door mij gepast en getest op draagcomfort, op pasvorm… Ik zou een herencollectie kunnen overwegen en misschien zelfs plezier vinden in het ventileren van mijn visie op mannenmode. En toch zou dat niet met dezelfde bezieling gebeuren.

Houbrechts: Op dit moment werk ik volop aan mijn eerste herencollectie, maar dat is voor winter 2003-04. De bezieling is voor mij identiek. Misschien omdat ik een vrouw redelijk androgyn benader. En de Kyuso-man is allesbehalve macho, het is veeleer het gevoelige type. Hij leunt sterk aan bij de vrouw waarvoor ik ontwerp.

Janssens: Als vrouw heb je toch een stapje voor. Ik draag mijn ontwerpen, voel ze als het ware op mezelf. Een heel groot verschil als je ze alleen maar ziet op een ander.

Jullie erkennen dus dat vrouwen meer vanuit pragmatische overwegingen werken. Coco Chanel zei net hetzelfde, maar zij verweet haar mannelijke collega’s dat die niet voor vrouwen ontwierpen, wel voor de vrouw die ze zelf wilden zijn.

Houbrechts: Tachtig procent van de ontwerpers is homoseksueel en benadert vrouwen niet als mensen van vlees en bloed, maar stelt een vrouwelijk ideaal voorop. Persoonlijk vind ik dat denigrerend ten opzichte van vrouwen. Ik zie dat ook op de manier waarop ze modellen behandelen.

Verbeke: Het is een sublimatie. Ze stellen een vrouw voor waarmee wij ons niet kunnen identificeren. Maar hun inbreng is wel noodzakelijk, denk ik. Zij geven een extra dimensie. Ze verleggen de grenzen. Iets wat wij niet kunnen omdat we vanuit ons vrouw zijn ontwerpen. Wij denken aan comfort en persoonlijkheid, terwijl mannen een ideaalbeeld creëren. Zonder hen zou mode toch maar saai zijn.

Crabbé: Waarom het dan ook niet eens omgekeerd bekijken? Kunnen vrouwen – in dit geval dan lesbische vrouwen – op dezelfde manier iets toevoegen aan mannenmode?

Houbrechts: Neen, dat denk ik niet. Vrouwen kunnen een man niet denigrerend behandelen, omdat wij dat niet in ons hebben.

Verbeke: Het creatief terrein waarin we ons zouden kunnen uitleven, is ook zeer beperkt. Mannenmode leent zich alleen tot subtiele stijloefeningen. Je kunt de mannelijke belijning slechts minimaal veranderen.

Crabbé: Maar waarom?

Verbeke: Omdat we toch niet houden van mannen die extreem gekleed zijn.

Houbrechts: Ik teken voor een sexy vrouw, maar met klasse. Ik haat het ordinaire.

Verbeke: Afschuwelijk vond ik dat.

Crabbé: Mij stoorde dat niet zo. Persoonlijk heb ik me meer geërgerd aan de Prada-toestanden. De tailleurs en de heel fijne schoentjes waarmee nauwelijks te lopen valt. Het beeld dat toen in de media verscheen, stond zo ver af van de vrouw in de straat. Volgens mij is het geen toeval dat iedereen toen een slecht seizoen had. Winkeliers klaagden steen en been. Vrouwen voelden zich echt niet aangesproken door die trend. Nu het modebeeld opnieuw veel romantischer oogt, doen ze dat wel.

Houbrechts: Er is ook een moment geweest dat een vrouw bijna lelijk moest zijn.

De mode legt geen dictaten meer op. Individualisme staat goed aangeschreven. Speelt dat in jullie voordeel?

Houbrechts: Een voordeel zou ik het niet dadelijk noemen. Mensen hebben bepaalde lijnen nodig. Op een bepaald moment weten ze niet meer wat kopen. Alles kan, alles mag. Een minirok, een rok tot op de knie of tot op de grond. Natuurlijk geeft dat een bepaalde vrijheid die ik persoonlijk wel apprecieer, maar de winkeliers en de consument zien door de bomen het bos niet meer. Het maakt het ook moeilijk om een collectie samen te stellen. Als je verschillende roklengten in één collectie steekt, verlies je de lijn. Als ontwerpster moet je dan keuzen maken en zeggen “Dit ben ik”. En dan slaat de schrik je om het hart. Gaat het ook daadwerkelijk verkopen? Zal de klant het appreciëren?

Verbeke: Ik vind dat ook zeer frustrerend. Neem nu afgelopen zomer. In februari pakten de eerste modespecials uit met wit als thema. Daarna kwamen de anderen met het thema ‘woestijn’. Als je dan geen witte collectie hebt, zit je met problemen. In zekere zin bestaat er toch nog altijd een dictaat van de mode. Weliswaar understated. Niet zoals vroeger. Vijftig jaar geleden lag de roklengte vast. Nu is alles mogelijk, maar toch blijven enkele grote trends bestaan.

Wat is de rol van de media?

Houbrechts: De media geven de richting aan. Tijdens het ontwerpen hou ik daar rekening mee. In elke collectie zit een aantal stukken, speciaal voor de pers. Vrouwen laten zich leiden door de trends die magazines hun voorschrijven. Winkeliers beseffen dat nog te weinig. Zij kijken naar de statistieken en kopen aan op basis van wat vorig seizoen goed verkocht.

Crabbé: Weinig vrouwen durven te vertrouwen op hun eigen smaak. Ze zoeken bevestiging in modemagazines. Waardoor de stylisten eigenlijk het evangelie verkondigen. Zij prediken de smaak. En soms voegen ze aan een eenvoudig kledingstuk een bepaald element toe waardoor het geheel mooier wordt, maar vaak maken ze het lelijk. Dat bedoel ik dus met Prada-mode. Misschien is het wat oneerbiedig uitgedrukt, want Prada heeft best een verdienstelijke bijdrage gehad, maar eigenlijk gaat het dus over styling.

Janssens: Maar wat de pers goed vindt, valt bij de consument niet per definitie in goede aarde.

Houbrechts: Toch wel, hoor. We krijgen vaak telefoontjes voor een bepaald stuk dat ze in een magazine hebben gezien. Meestal zijn dat trouwens de stukken die de winkeliers niet hebben aangekocht. Maar in onze flagshipstore vinden ze de volledige collectie en daar gaan de stukken die in de magazines staan, als eerste buiten.

Verbeke: Er is inderdaad een discrepantie. Soms ben ik totaal wanhopig als ik zie hoe sommige winkeliers aankopen. Terwijl andere klanten, die mijn verhaal wel volgen, als zoete broodjes verkopen. Je mag de consument nooit onderschatten. Ze staat soms veel verder dan winkeliers denken.

Modellen spelen een belangrijke rol in het vrouwenbeeld dat door de mode wordt voorgesteld. De laatste jaren hebben Belgische meisjes hun opgang gemaakt. Van hen wordt gezegd dat ze interessante schoonheden zijn, niet beantwoordend aan de norm van perfectie. Hoe zien jullie die evolutie? Met wat type model werken jullie?

Houbrechts: Vroeger had je alleen oppergodinnen als Cindy Crawford en Linda Evangelista. Dan kwam Stella Tennant. Toen ik haar de eerste keer zag, dacht ik onmiddellijk: “Die heeft kromme benen!” Maar ze heeft een fantastische uitstraling. Alek Wek juist hetzelfde, dat is echt een oervrouw. En in navolging daarvan kwamen de Belgische meisjes, allesbehalve perfect, maar wel met karakter. De Antwerpse Zes hebben de weg voor hen vrij gemaakt. Zij brengen mode die speelt met de normen van perfectie. Een positieve evolutie. Persoonlijk gebruik ik voor de Kyuso-campagne ook graag dergelijke types. Ik heb het niet voor gladde schoonheden, verkies meisjes met bagage.

Crabbé: Volgens mij moeten ze er alle twee zijn. Uit ervaring weet ik dat als je alleen werkt met zogenaamd ‘gewone’ vrouwen, je merk ook een heel ‘gewoon’ imago krijgt. Modellen die beantwoorden aan de klassieke normen van schoonheid, geven meer credibiliteit.

Houbrechts: Maar die klassieke normen worden nu toch verlaten?

Crabbé: Ik heb gewerkt met vrouwen die ik mooi vond, maar allesbehalve model waren. Persoonlijk vond ik dat resultaat interessant. Maar uiteindelijk kies ik nu voor iets rondere schoonheden, omdat ik trouw blijf aan mijn filosofie. Vrouwen willen toch nog altijd een beetje dromen. Vanuit commercieel standpunt kan ik me niet veroorloven die factor te verwaarlozen. Vandaar een combinatie van de twee.

Vrouwen verkiezen dus nog altijd de Linda Evangelista’s en Claudia Shiffers?

Verbeke: Claudia Shiffer? Neen, dank u! Ik werk nooit met modellen, wel met vrouwen die me intrigeren. Vrouwen die creatief bezig zijn, een interessant verhaal te vertellen hebben. Een balletdanseres of een kunstenares. Soms hou ik iemand tegen op straat. Een vrouw met uitstraling, met een zeker engagement tegenover esthetiek. Alleen qua leeftijd leg ik beperkingen. De lens is meedogenloos voor een vrouw van 35. Je kunt niet anders dan met jonge vrouwen werken. Dat is nu eenmaal een compromis dat je niet kunt maken.

Crabbé: Toch merk ik nu, in deze fase van mijn leven, dat oudere vrouwen met karakter mijn aandacht trekken.

Verbeke: Maar dat is nog iets anders dan je imago overbrengen via een oudere vrouw. Tenzij ze zo bekend is dat je erover kijkt.

Maar bij een luxelabel als Hermès lopen toch ook vrouwen van alle leeftijden op de catwalk?

Houbrechts: En bij Comme des Garcons defileren gehandicapten. Maar dat is om te choqueren.

Verbeke: Ja, dat is totaal iets anders. Isabelle Hupert koopt geregeld iets uit mijn collectie, maar ik zou haar nooit gebruiken als model. Ofschoon ze een fantastische uitstraling heeft.

Houbrechts: Oudere vrouwen willen niet worden aangesproken door een model van hun leeftijd.

Janssens: Mensen blijven ook veel langer jong. Vroeger kleedde een vrouw van vijftig zich als een grootmoeder, nu draagt ze dezelfde kleding als haar dochter. Tot nu toe hebben we enkel gewerkt met jonge, beginnende modellen. Maar we spelen al langer met het idee om eens af te wisselen met oudere modellen. Je moet alleen de juiste modellen vinden en dat is in die leeftijdscategorie niet zo evident.

Crabbé: Een jonge mannequin is nog een onbeschreven blad. Je kunt haar transformeren zoals je zelf wilt en veel mensen kunnen zich identificeren met haar. Hoe ouder het gezicht, hoe karakteristieker en hoe kleiner de groep die je aanspreekt.

Verbeke: Ik zou nooit werken met een meisje van zestien omdat ze nog geen verhaal te vertellen heeft. Haar leven moet nog vorm krijgen.

Crabbé: Bij ons was de jongste mannequin twaalf en de oudste zeventig. Ik heb al alles geprobeerd.

Wat denken jullie van het debat dat Mieke Vogels enkele maanden geleden lanceerde? Over het slankheidsideaal in de mode en media…

Janssens, Verbeke en Houbrechts: Wij weten van niets!

Crabbé: Ik was wel uitgenodigd, samen met nog een ontwerpster van grote maten. Maar dat jullie daar niets van wisten? Daar is Mieke Vogels toch in de fout gegaan. Ze had ook grote namen moeten uitnodigen als Dries Van Noten en Ann Demeulemeester. Zij hebben de macht om op internationaal niveau iets te veranderen.

Verbeke: Die hele discussie is zo dom. Honderd jaar geleden was anorexia een kwaal van de aristocratie. Dat heeft zich nu gedemocratiseerd. In de jaren vijftig haalden vrouwen hun laatste ribben weg om toch maar een korset te kunnen dragen. Ik denk niet dat mode daarin een verantwoordelijkheid draagt, het is eerder een sociaal fenomeen. Net zoals men vroeger uit de zon bleef, omdat men daaraan de lage klasse herkende.

Houbrechts en Crabbé: De modewereld dicteert toch een slankheidsideaal?!

Janssens: De mode heeft grote invloed op de jeugd.

Houbrechts: Als je spreekt over de aristocratie begin negentiende eeuw, dan spreek je over een kleine sociale klasse die tijd had om zich te bekommeren om schoonheid. In de consumptiemaatschappij van vandaag wordt iedereen ermee geconfronteerd. Schoonheidsproducten, vermageringspillen, plastische chirurgie… Het is big business! En bovendien een groot sociaal probleem. Jonge meisjes van veertien jaar durven haast niets meer te eten. Vreselijk, vind ik dat!

Crabbé: Ik ga gedeeltelijk akkoord met Annemie. Het is niet alleen de mode, ook de showbizz, de film, de reclame. En het wordt dan nog eens uitvergroot door de media. Ik ben ervan overtuigd dat als grote ontwerpers hun maten een beetje zouden verschuiven, het probleem al veel minder groot zou zijn. In plaats van 34-36 een maatje 38-40 op de catwalk.

Verbeke: Sommige ontwerpers hebben dat gedaan.

Crabbé: Ja, maar dan als een aardigheidje. Het is ook typisch voor sommige homoseksuele ontwerpers, dat gemene trekje. Als ze dan modellen met een maatje meer gebruiken, stellen ze die voor als een soort sympathieke tante. Niet als een vrouw die begeerlijk is. Daar verzet ik me tegen. Ik wil helemaal niet aardig of sympathiek zijn, maar verleidelijk, echt vrouw.

Janssens: Mannen denken helemaal anders. De meeste vinden die bonenstaken maar niets. Wij vrouwen denken dat we altijd maar slanker moeten zijn. We doen het onszelf aan. Neem nu Marilyn Monroe. In de ogen van mannen blijft ze een sekssymbool, terwijl wij haar vandaag mollig zouden noemen.

Verbeke: Inderdaad, vrouwen hebben veel moeite om zichzelf te aanvaarden. Ik verkoop heel moeilijk maat 44. Uit overtuiging neem ik het wel op in de collectie, maar het meeste blijft liggen. Men verwijt me vaak dat ik mode maak voor mooie, slanke vrouwen. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Toegegeven, ik werk veel met plooien en volume waardoor een iets rondere vrouw er een beetje ronder uitziet. Is dat zo erg? De meeste vrouwen zijn er alleen maar op uit om er slanker uit te zien. Geef mij maar vrouwen die niet perfect zijn, maar het helemaal niet erg vinden dat een rok hen niet slanker maakt, zolang hij hen maar uitstraling geeft. Uiteindelijk is dat toch belangrijker dan een perfectie van de lijn?

Crabbé: Volgens mij denken meer ontwerpsters zoals Annemie. Ze vinden ronde vrouwen wel mooi, maar die boodschap komt niet over.

Verbeke: Inderdaad, volslanke dames hebben vaak drempelvrees en als ze dan toch de stap durven te zetten, moeten ze gerustgesteld worden door een verkoopster.

Houbrechts: Bij ons zijn de maatjes 44 het eerst uitverkocht. Het is een heel trouwe cliëntèle. Ze weten dat ik in maat 44 maar één stuk maak en staan in het begin van het seizoen als eerste in de winkel.

Janssens: Mij geeft het een goed gevoel als ik langs een etalage voor grote maten stap. Het mag dan toch eindelijk, denk ik. Maar verder dan maat 46 kunnen we niet gaan. Dan wordt het bijna maatwerk, dan moet je de snit aanpassen.

Houbrechts: En dan verlies je de geest van je collectie. Als ik naar maat 46 zou gaan, verlies ik de coupe. Mijn patronen zijn op mijn figuur gemaakt en omgezet naar een Franse 38. Ik pas alles zelf. Een aantal jaren geleden heb ik geprobeerd in Duitsland voet aan wal te krijgen, maar zij baseren zich op een heel ander figuur. Ik heb de collectie trachten aan te passen, maar dan kreeg ik in België, Frankrijk en Azië te horen dat mijn patronen niet meer klopten. Uiteindelijk heb ik de markt laten vallen.

Crabbé: Het probleem zit in de gradering.

Inderdaad, de textielsector heeft de laatste twintig jaar zijn maten niet meer aangepast. Uit een grootschalige Britse studie blijkt dat het huidig matenstelsel niet meer beantwoordt aan de realiteit.

Crabbé: Wij doen dat nu al. Terwijl de meeste merken maat 36 als uitgangspunt nemen, vertrekken wij van maat 46 en gaan dan zowel naar boven als naar beneden. Het heeft wel wat jaren werk gevraagd voor dat systeem perfect werkte.

Joke, je zegt zelf dat je voor maat 44 geen aanpassing hoeft te maken en het verkoopt goed. Waarom maak je dan ook geen drie stuks in maat 44, net zoals voor een maatje 36?

Houbrechts: Dan ga ik een heel andere richting uit.

Crabbé: Als een merk met grote maten geassocieerd wordt, is het per definitie niet langer hip. Dat frustreert me. Maar vanuit commercieel oogpunt begrijp ik het wel.

Houbrechts: Grote maten zijn nu eenmaal jouw sterke punt.

Crabbé: Daar verzet ik me dus tegen. Ik krijg altijd onmiddellijk het label ‘grote maten’ opgeplakt, terwijl mijn uitgangspunt maat 44, 46 en 48 is. Maar in de loop van de jaren heb ik ook heel wat hoopvolle vrouwen over de vloer gekregen met een flinke maat meer. Ik zie die vrouwen graag en blijf ze bedienen. Mijn doelgroep blijft evenwel 44-48.

Hoe zien jullie de toekomst?

Janssens: Door het overaanbod van stijlen en trends gaat iedereen terug op zoek naar zijn of haar stijl. Persoonlijk geeft me dat vrij gevoel, te kunnen doen wat je wilt. Je eigen intuïtie en persoonlijkheid volgen. Bovendien moeten de collecties tegenwoordig zo vroeg klaar zijn, dat je ze bedenkt nog voor de trends in Milaan en Parijs worden voorgesteld. Zodoende word je niet meer beïnvloed. De afgelopen jaren heb ik moeten rekenen, budgetteren en vechten. Nu ben ik op het punt gekomen dat ik eindelijk mijn zin kan doen.

Verbeke: Mijn collectie is nog maar vier jaar oud. In tegenstelling tot jullie zit ik nog in een groeifase waarbij de investeringskosten enorm zwaar wegen. Mijn doel voor de toekomst is te groeien, zonder compromissen. Ik wil wel geld verdienen, maar zonder mijn principes te verloochenen. Ik wil groeien met de uitstraling die ik nu heb. Zo trouw mogelijk blijven aan mezelf. Dat lijkt me de authentiekste manier om overtuigend over te komen. Als je het parcours van alle collecties ziet, moet er een rode draad doorlopen. En dan is er eigenlijk plaats voor iedereen.

Houbrechts: Hoe meer ervaring, hoe meer vrijheid, omdat je ook sterker wordt en je idee kunt doordrijven. Dan kun je zeggen: dat doe ik. Wij, Belgen, zijn de enigen die alles in eigen handen houden: de productie, de keuze van de stoffen, het tekenen van de collectie.

Verbeke: Het is net als de baksteen in onze maag. Belgen willen een eigen huis bouwen, alles onder controle houden. Je kunt dat doortrekken naar collecties. Iemand die muziek speelt, heeft ook vijftien jaar nodig om zijn eigen interpretatie te vinden, zijn stijl uit te bouwen. Ik ervaar dat net zo. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar je hebt toch ervaring nodig om vorm te geven aan je eigen identiteit. Door de jaren heen heb ik meer diepgang gevonden, meer sterkte.

Crabbé: Toch vergeet je soms waar je eigenlijk voor staat. Maar in een moeilijke periode besef je dan weer wat je waard bent. En waarom sommige vrouwen jouw collectie kopen en niet die van iemand anders. Daar hou je je dan aan vast..

Verbeke: De kunst is een compromis te vinden tussen rentabiliteit en creativiteit. Wij zijn geen kunstenaars, maar voeren ook geen platte commerce. Wie na tien jaar geen winst maakt, heeft een probleem.

Crabbé: Je kunt het vergelijken met koken. Een kok moet iedere avond het beste van zichzelf geven. Dat is ook zo met een collectie. Je steekt een stukje van jezelf in de collectie en na één seizoen is het opgegeten, weg. Dat is nu eenmaal de vluchtigheid van mode.

Miet Crabbé: “Comfort komt voor mij op de eerste plaats.

Ik ben niet geïnteresseerd in het ontwerp om het ontwerp, maar in

kleding. Ik haat gezochte dingen, het gekunstelde.”

Chris Janssens: “Door het overaanbod van stijlen en trends gaat

iedereen terug op zoek naar zijn of haar stijl.

Mij geeft dat een vrij gevoel, te kunnen doen wat ik wil.”

Joke Houbrechts: “Tachtig procent van de ontwerpers is homoseksueel en

benadert vrouwen niet als mensen van vlees en bloed. Ik vind dat denigrerend.”

Miet Crabbé: “Een jonge mannequin is nog een onbeschreven blad

Hoe ouder het gezicht, hoe karakteristieker

en hoe kleiner de groep die je ermee aanspreekt.”

Annemie Verbeke: “Die hele discussie is zo dom. Honderd jaar geleden was

anorexia een kwaal van de aristocratie. Ik denk niet dat mode daarin een

verantwoordelijkheid draagt.”

Chris Janssens: “We doen het onszelf aan. Neem nu

Marilyn Monroe. In de ogen van mannen blijft ze een sekssymbool,

terwijl wij haar vandaag mollig zouden noemen.”

Joke Houbrechts: “Vrouwen laten zich leiden door wat de magazines

voorschrijven. Winkeliers beseffen dat nog te weinig en kopen aan

op basis van wat vorig seizoen goed verkocht.”

Annemie Verbeke: “Je kunt de belijning in de mannenmode

slechts minimaal veranderen. Waarom? Omdat we toch niet houden

van mannen die extreem gekleed zijn.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content