Ervaren vrouwelijke architecten en interieurdesigners hun vak anders dan hun mannelijke collega’s ? Pakken ze hun projecten

op een vergelijkbare manier aan en botsen ze niet op een stugge mannenwereld ? We vroegen het aan zes betrokkenen.

:: Machteld Raes en Nadia Pelckmans : 03 293 45 35

Bea Geboers : 03 248 22 73

Anne-Cathérine Chevalier : 0477 51 65 85

Nathalie Vervenne : 09 362 51 52

Vanessa De Meulder : 0475 84 83 80

De bouw mag dan van oudsher een mannenwereld zijn, er duiken meer en meer vrouwen in op, vooral als ontwerper. We zijn benieuwd of zij op dezelfde manier door die wereld laveren als mannelijke architecten en interieurdesigners. De verschillen blijken heel subtiel te zijn, maar van grote praktische betekenis. We laten hen zelf aan het woord.

Machteld Raes (32) en Nadia Pelckmans (37), ontwerpbureau ISO

“We zijn ervan overtuigd dat vrouwen deze job op hun eigen manier invullen, maar de verschillen precies opsommen is moeilijk. We denken dat we meer luisteren naar de klant en niet op voorhand bezig zijn met een idee dat we koste wat het kost willen doordrukken. Dat heeft niets te maken met een sterk of een zwak karakter, noch met een commerciële instelling. Wie zich zelfstandig vestigt, heeft sowieso een sterker ego nodig, maar daarom hoef je nog niet pretentieus te worden. Maar voor ons is dat luisteren van belang. We worden trouwens veel aangesproken door mensen die precies daarom ontevreden zijn over hun architect. Een nauwe samenwerking tussen bouwheer en ontwerper is belangrijk, zeker voor een interieur, meer dan voor het exterieur. Bij dat contact komt er ook veel diplomatie kijken : het is ook onze taak om klanten de goede richting in te sturen. Veel mensen hebben immers vastgeroeste ideeën, je moet ze bijsturen. We denken dat vrouwen daar beter mee overweg kunnen. Dat communicatieve heeft als grote voordeel dat vrouwen onder elkaar sneller zullen spreken over de werkelijke wensen en behoeften. Vrouwen zullen in hun ontwerp, indien niet gewenst, minder zoeken naar originaliteit en een evenwicht nastreven tussen mooi en functioneel. In een mooie keuken moet je kunnen koken én afwassen, en er moet voldoende opbergruimte zijn. Ook de veiligheid van de kinderen is van belang.”

“In stijl of materiaalkeuze zul je geen verschil merken tussen man en vrouw, wel in de detaillering en oplossingen. Het klikt trouwens meestal zeer goed met homofiele klanten, omdat we elkaar goed verstaan. We weten direct waar ze belang aan hechten en durven over onderwerpen te beginnen als onderhoudsvriendelijkheid. Vrouwen hebben een groter gevoel voor intimiteit. Dat is van belang als je een woning inricht, want je belandt echt in de privé-sfeer. Je weet bijvoorbeeld waar mensen hun onderbroeken leggen, hoe ze slapen… Je moet daarmee kunnen omgaan. We denken dat we dat beter kunnen. Vrouwen zullen bij zo’n gesprek minder drastisch hun mening verkondigen en zachtjes laten weten dat ze iets niet mooi of goed vinden.”

“De samenwerking met aannemers was in het begin niet evident, maar dat zal wel gelden voor al wie pas is afgestudeerd. Daarbij komt dat wij er allebei vrij jong uitzien, daarom moet je je als vrouw eens zoveel bewijzen. Na verloop van tijd verbetert de verstandhouding. Zodra je voldoende ervaring hebt, beseffen ook de aannemers dat je je vak beheerst en gaan ze je meer appreciëren. Als je in het begin op een werf komt, word je al eens nagefloten, maar dat hoort er allemaal bij. Het komt erop aan dat je dit als een voordeel kunt gebruiken. Maar in het begin is dat niet zo evident. Daarom hebben we wel eens de neiging, als een man zich overdreven gaat stellen, om hem onder tafel te praten : het enige middel om hem op zijn plaats te zetten. Je moet duidelijk laten merken waarover je het hebt. Maar eens het ijs gebroken en de verstandhouding goed is, dan blijft dat zo.”

“Dat geldt eveneens voor mannelijke opdrachtgevers. Soms komen we beter overeen met vrouwen. Vrouwen kunnen ook competitief zijn onder elkaar, maar mannen zijn dat meer, ze gaan sneller een confrontatie aan met elkaar dan een gesprek : ze willen zich tegen elkaar bewijzen. Dat is niet goed voor de dialoog en je verliest tijd. Mannen denken aan hun imago en willen goed overkomen. Hou er ook rekening mee dat architecten en interieurdesigners sterk individualistisch zijn ingesteld en hun ego belangrijk vinden : dat is niet bevorderlijk voor de samenwerking. Eigenlijk zou men in de studie meer aan groepswerk moeten doen. Want in de dagelijkse job doe je niets anders dan samenwerken en communiceren. We bekennen wel dat bij de selectie van een aannemer de vriendelijkheid een rol speelt. Je hebt immers mensen nodig die meedenken, geen concurrenten die alles beter weten, spelletjes spelen of die over je hoofd heen met de bouwheer gaan overleggen.”

Bea Geboers (40), architect

“Het is een fascinerend onderwerp, maar ik weet niet of het echt ter zake doet. Je kunt net zo goed nadenken over de verschillen tussen Nederlanders en Belgen. Dat is nog zo’n onderwerp dat altijd weer opduikt. Ik werk trouwens al jaren in Nederland. Wat me daar opvalt is dat vrouwen er al langer dan hier au sérieux worden genomen in de bouw. Ginds wordt er geen onderscheid gemaakt en werkt men vaker in gemengde groepen, jong en oud, mannen en vrouwen door elkaar, en ook allerlei disciplines bijeen. Ik denk dat de persoonlijkheid meer de aanpak van een project bepaalt dan het geslacht. Ik voel wel dat ik niet zo ambitieus ben als mijn mannelijke collega’s en denk sneller in functie van de klant die in het gebouw moet wonen of werken. Dus denk ik wel meer aan praktische problemen en zal ook wel sneller toegeven aan de wensen van een klant en niet koppig mijn idee willen doordrukken : op zich is dat geen nadeel. Mannen kunnen minder snel toegeven. Ik denk dat de verschillen tussen mannen en vrouwen zich niet vormelijk laten zien, noch inhoudelijk, wel de aanpak is anders. Maar misschien ligt dat aan mijn karakter, dus niet aan het vrouw zijn.”

“Er is dus geen ‘stijlverschil’ tussen mannen en vrouwen, maar wij hebben meer aandacht voor de praktische details. Mannen denken in grote lijnen en vertrekken meestal vanuit een concept. Zelf ben ik ook zeer structureel en denk eerst aan de grote lijnen en pas daarna aan de decoratie, maar ik zoek niet naar monumentaliteit omwille van de monumentaliteit.”

“Met de aannemers kan ik goed opschieten. Ik ben ook altijd verwend geweest met goede aannemers. Het is heel belangrijk dat je goed met hen overlegt. Ik heb wel ervaren dat een mannelijke ontwerper zich minder aantrekt hoe iets moet worden uitgevoerd. Ze laten een aannemer zich makkelijker in alle mogelijke bochten wringen om toch iets te realiseren naar hun zin. Ik zal bij het ontwerpen veeleer vertrekken vanuit wat mogelijk is en zal voor de definitieve afwerking eens aan tafel zitten met de aannemer om uit te maken wat het wordt. Zo kun je ook de prijs en het eindresultaat beter inschatten. Mijn credo is : we gaan niet moeilijk doen. Ik pak het dus efficiënter aan en dat wil niet zeggen dat het daarom vormelijk minder goed is. Dit overleg leidt niet tot extra toegevingen. Trouwens, deze werkwijze was vroeger heel gewoon, toen de scheiding tussen ontwerper en ambachtsman niet zo groot was als nu.”

“Maar in algemene zin zet ik me wel af tegen het vooroordeel dat er een verschil bestaat tussen man en vrouw : het gaat om nuances. Ik hou gemakkelijker rekening met de inbreng van de klant, het is tenslotte voor hem dat je iets maakt. Mannen zullen ook wat minder vertrouwd zijn met het huiselijke leven en de intimiteit. Maar zelf ervaar ik mannelijke opdrachtgevers meestal aangenamer dan vrouwen. Omdat een man net als ik sneller structureel zal denken. Vrouwen zullen zich vlugger vergapen aan prentjes en de sfeer uit magazines, details dus.”

Anne-Cathérine Chevalier (36), interieurdesigner

“Ik hoor soms mannelijke collega’s over hun klanten zeggen : och, ik zit hier weer psycholoog te spelen. Ze kunnen daar moeilijk tegen, maar een binnenhuisarchitect is een halve psycholoog. Mannen vinden dat aspect overlast, ze ontwerpen liever. Mannen vertrekken van een foto, een tekening of zelfs een theorie, minder van de realiteit. Kijk naar de voorbeelden, zoals een mooie wastafel waarop er geen plaats is voor een stuk zeep, een scheerborstel, een washandje. Die tafel is perfect van vorm, maar weinig functioneel. Of een venster zonder plaats voor een gordijn. Vrouwen zijn praktischer ingesteld, omdat ze vaker een badkamer of een keuken opruimen. Die ervaring is van groot belang bij het ontwerpen. Een vrouw zal minder aan haar oeuvre denken, en de duurzaamheid belangrijker vinden. Er dus voor zorgen dat iets mooi blijft en goed te onderhouden is. Duurzaamheid is vrouwelijk. Dat blijkt uit aandacht voor handige opbergruimten of de keuze van de materialen. Zo maken we nu een rage mee van natuursteen in de keuken, maar die stenen zijn zelden bestand tegen zuren en dus niet zo praktisch. Met dat soort problemen zijn we meer bezig. Voor vrouwen is echte luxe comfort. Bijvoorbeeld schakelaars op de juiste plaats, een aangename circulatie in huis, de juiste plaats voor elk meubel of toestel, noem maar op.”

“Bij discussies houden mannen langer voet bij stuk en bijten zich zelf desnoods vast in een hanengevecht. Ze gaan met elkaar in de clinch. Soms werkt dat niet bevorderlijk. Als ik bij een aannemer kom, dan wordt er ook wel gediscussieerd. Als hij beweert dat iets niet kan, dan wil ik weten waarom. Om de ware reden te begrijpen, en meestal heeft hij dan ook gelijk, maar toch kan er daaruit een oplossing vloeien. Zo’n gesprek moet constructief zijn en dat is geen kwestie van toegevingen. Mannen hebben het daar moeilijk mee. In zo’n geval vind ik dat humor veel kan doen om de situatie te ontwapenen : dat is heel belangrijk. Want als iedereen op zijn strepen blijft staan, ga je niet vooruit. Vrouwen zullen zich in zo’n situatie doorgaans extra goed wapenen om niet op fouten te worden betrapt. Misschien bekijk ik het dan weer anders door mijn opleiding : ik ben een autodidact. Ik heb toegepaste economie gestudeerd en een tijd als headhunter gewerkt. En ben pas daarna in het interieurvak gerold. Ik heb daardoor het voordeel wat losser te staan van de theorie en met veel intuïtie te werken.”

“In het algemeen denk ik dat vrouwen nauwer betrokken zijn bij het interieur. Het is bijvoorbeeld leuk om voor een gezin te werken als je zelf kinderen hebt, je kunt je immers goed identificeren met de mensen. En dat is erg boeiend.”

Nathalie Vervenne (38), architect

“Ik denk dat je vrouwen hebt die zeer mannelijk zijn en mannen die vrouwelijk zijn, maar in grote lijnen is er weinig verschil. Vrouwen zijn empathischer. Veel mensen kennen zichzelf niet en kunnen zich niet uitdrukken, spreken met clichés en tonen enkel foto’s uit magazines. Maar over zichzelf of over hun levenswijze hebben ze weinig nagedacht. Mijn taak bestaat erin om dat bijna als een psychologe te ontrafelen. Dat is uiteraard van belang voor de inrichting van een woning, want een huis moet in de eerste plaats aangenaam zijn. Een boeiende leefruimte geeft een elan aan het hele gezin. Ik vind bijvoorbeeld een hypermoderne stijl te veel ingevuld, die laat amper ruimte voor de persoonlijke ontwikkeling. Hij tolereert geen rommel van kinderen, bijvoorbeeld. Ik denk dat een vrouw beter naar dit soort behoeften kan luisteren.”

“Maar een architect moet niet alleen naar anderen luisteren, ook naar zichzelf. En dat kan iemand die enorm carrièregericht is moeilijk, want die is constant opgewonden en kan alles moeilijker inschatten : de sfeer, de toestand van het terrein, de leefwereld van de mensen, belangrijke vragen, zoals willen ze kinderen, hoeveel ? Mannen zijn daar minder mee bezig, hun ego is groter. Vrouwen staan dichter bij het dagelijkse leven, wat belangrijk is bij het ontwerpen van een woning. Ze zorgen voor de kinderen, doen boodschappen, laden die uit. De meeste mannen concentreren zich ook op één ding en zijn daar dan wel keihard mee bezig, maar trekken zich minder aan van de dagelijkse beslommeringen. Ze weten niet of er een bloem ontbreekt in de keuken. Dus zal een vrouwelijke architect een woning beter kunnen organiseren.”

“Grote verschillen tussen de geslachten zijn er toch niet, vind ik, als je het rationeel bekijkt is er geen verschil, emo-tioneel wel. Vrouwen zijn meer gericht op het inhoudelijke, mannen meer op het monumentale. Ik denk dat dit te maken heeft met het krijgen van kinderen. Iemand die kinderen heeft gekregen, relativeert veel vertoon en beseft dat een huis meer is dan een verzameling perspectieven, dieptezichten en mooie wanden. Maar denk nu niet dat de stijl van een vrouw daarom kneuterig moet worden. Het mannelijke aspect in een vrouw zorgt ervoor dat ook zij de nodige monumentaliteit in een project kan steken.”

“Ik wil ook nog aanstippen dat het vak van architect vrij zwaar is voor vrouwen. Vroeger dacht ik soms bij mezelf : kan ik dit volhouden ? Niet zozeer door de hoeveelheid werk, maar vanwege het verantwoordelijkheidsgevoel. Dat is iets waar een vrouw met kinderen anders mee omspringt dan een man : je tilt er zwaarder aan. Bovendien heb je geen vaste uren en ben je altijd in de weer, ook ’s avonds. Vroeger nam ik zelfs mijn dochtertje mee naar de werf. Ik heb veel opmetingen gedaan met de baby in de maxicosy. Niemand maakte daar problemen over.”

Vanessa De Meulder (31), interieurarchitect

“Als ik met een nieuwe aannemer werk, dat heb ik altijd het probleem dat ze mij de twee eerste afspraken niet au sérieux nemen. Pas nadien groeit het vertrouwen, als ze beseffen dat ik weet waarover ik spreek. Ik moet me wel bewijzen. Maar dat is iets waarmee wel meer jonge architecten kampen. Het komt er dus op neer te tonen dat je ervaring hebt. En desnoods mag je iemand op zijn plaats zetten. Soms heeft het voordelen om vrouw te zijn, van sommigen kun je dan iets meer bereiken.”

“Opdrachtgevers benaderen wij subtieler dan mannen. Eerst wil ik alles weten over de gewoontes van die mensen, hun dagindeling, of ze gasten ontvangen, noem maar op. En pas daarna denk ik een concept uit. Ik denk dat mannelijke architecten daar minder rekening mee houden en van een vooropgesteld idee vertrekken. Mannen hebben ook meer behoefte om hun stempel door te drukken. Daardoor ontstaan er bijvoorbeeld keukens die aan een esthetisch beeld beantwoorden, maar die niet functioneel zijn. Je moet dus goed luisteren naar de klant en peilen naar zijn behoeften. Zo kom je te weten welke de intiemste plekken van een woning zijn en wat je van de buitenwereld moet afschermen. Er zijn veel vragen die ik een man niet hoor stellen. Bijvoorbeeld : hoe kook je, of hoe ontvang je volk en waar ? Wil je een ruime eetkamer of een eetkeuken ? Naast schoonheid speelt ook het comfort een rol. Niet het hele budget mag worden gebruikt voor de hal, de woonkamer is belangrijker. Maar ook in details is er een verschil. Mannen houden van spectaculair licht, wij meer van sfeer en intimiteit. Mannen houden van grotere contrasten. Let op, mannen met een vrouwelijke kant, en die zijn vrij talrijk, hebben daar wel meer voeling mee. Maar voor de meeste mannen zijn dat soort nuances bagatellen.” n

Tekst Piet Swimberghe I Foto’s Roger Dijckmans

“Vrouwen zullen in hun ontwerp een evenwicht nastreven tussen mooi en functioneel. In een mooie keuken moet je ook kunnen koken.”

“Mannelijke opdrachtgevers vind ik meestal aangenamer. Omdat een man net als ik sneller structureel denkt. Vrouwen zullen zich vlugger vergapen aan de sfeer uit magazines, details dus.”

“Duurzaamheid is vrouwelijk. Neem nu

die rage van natuursteen in de keuken.

Dat materiaal is zelden bestand tegen zuren

en dus niet zo praktisch.”

“Rationeel bekeken zijn er geen verschillen, emotioneel wel. Vrouwen zijn meer gericht op het inhoudelijke, mannen meer op het monumentale.””Eerst wil ik alles weten over de toekomstige bewoners, hun gewoonten, hun dagindeling,

of ze gasten ontvangen, noem maar op.

Pas daarna denk ik een concept uit.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content