Neuropsychiater Marcel Waldinger legt in “Klaar is Kees” een probleem bloot waar mannen niet graag over praten.

In zijn boek ‘Klaar is Kees – Een nieuwe visie op vroegtijdige zaadlozing’ trekt Dr. Marcel Waldinger van leer tegen de bij seksuologen en psychologen ruim verspreide opvatting dat snelle zaadlozing een stoornis met psychische oorzaken zou zijn die door gedragstherapie definitief kan verholpen worden. Waldinger is hoofd van de afdeling Psychiatrie en Polikliniek Neuroseksuologie van het ziekenhuis Leyenburg in Den Haag, en is ook als wetenschappelijk onderzoeker in de seksuele farmacologie verbonden aan de afdeling Psychofarmacologie van de faculteit Farmacie aan de Utrechtse universiteit.

Is vroegtijdige zaadlozing iets van alle tijden?

Marcel Waldinger: Ja, voor zover we dat kunnen nagaan tenminste, want pas sinds eind vorige eeuw wordt het verschijnsel in de medische literatuur vernoemd. De eerste melding werd gemaakt in de Griekse oudheid. Daar was openlijk sprake van ejaculatio ante portam, wat betekent dat er een zaadlozing plaatsvindt voor de man in de vagina komt. Daarna werd er eeuwen over gezwegen. Pas in 1900 werd er opnieuw over gesproken door de Weense neuroloog Freiherr Richard von Krafft-Ebing. Hij werd gevolgd door de psychoanalyticus Karl Abraham, die in 1917 de naam ejaculatio praecox aan vroegtijdige zaadlozing gaf. Het verschijnsel werd destijds als een neurose bestempeld. Sindsdien werd het altijd beschouwd als een psychische stoornis, waarschijnlijk omdat deze dokters nooit iets afwijkends vonden aan de mannelijke geslachtsorganen. Dat is een denkfout. We weten nu dat er neurobiologische oorzaken zijn.

Is vroegtijdige zaadlozing een ziekte?

Door heel wat seksuologen wordt ze beschouwd als een stoornis of een ziekte met een psychische oorzaak en met psychische mechanismen. Volgens mij klopt dat niet. Het is een variatie van de natuur. Zoals je mannen hebt met lichtblauwe, blauwgrijze of blauwgroene ogen, heb je ook een variatie in de zaadlozingstijdstippen. Je hebt mannen die heel snel en mannen die helemaal niet klaarkomen. Tussen die twee uitersten liggen alle andere variaties. Aangezien het gaat om spelingen van de natuur, is er geen reden om vroege zaadlozing als een ziekte te beschouwen, al kunnen er wel problemen uit voortvloeien. Bij een kleine minderheid van mannen kan het zelfs tot een obsessie uitgroeien. Zulke mannen durven geen vrouw meer te benaderen, vinden zichzelf waardeloos en worden depressief. Een grote meerderheid vindt het hinderlijk, maar niet in die mate dat ze aan niets anders meer kunnen denken. Misschien spelen er ook cultuurverschillen mee. Ik heb me laten vertellen dat mannen in Zuid-Amerika het juist stoer vinden om snel klaar te komen.

Veel zal wel afhangen van de reactie van de vrouw.

Een deel van de vrouwen vindt het helemaal niet erg dat de man snel klaarkomt. Hun probleem is net dat de mannelijke partners het zelf als een probleem ervaren. Een vrouw kan het juist fijn vinden dat haar partner zo snel opgewonden van haar wordt. Het streelt haar ego. Een vrouw kan ook opgelucht zijn dat een gemeenschap niet al te lang duurt. Maar het kan ook gebeuren dat een man zijn zelfvertrouwen verliest en dat partners daardoor minder gaan vrijen. Ik heb vaak zeer jonge stellen gezien die soms nog maar eens per jaar seksueel contact hadden.

Bestaan er cijfers over het aantal mannen dat een probleem heeft met vroege zaadlozing?

Onbetrouwbare, want er is nooit degelijk onderzoek naar verricht. De cijfers variëren van tien tot veertig procent van de Nederlandse mannen, maar ik denk dat dat laatste veel te hoog ligt. Ejaculatio praecox werd ook nooit goed omschreven. Er zijn auteurs die beweren dat praecox staat voor klaarkomen na vijf minuten coïtus. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Wij hebben voor het eerst wetenschappelijk onderzoek verricht naar de zaadlozingstijd. De mannen met een klacht gaven we een stopwatch mee om thuis te meten hoe lang het duurt. Toen bleek dat tachtig procent van deze mannen binnen de dertig seconden klaarkwam en negentig procent binnen de minuut. We kunnen van praecox spreken als een man binnen een minuut klaarkomt in meer dan negentig procent van zijn seksuele contacten. Ik wil maar zeggen: als je geen goede definitie hebt van een verschijnsel, kan je ook geen uitspraken doen over de frequentie ervan. Ik denk dat, ruw geschat, iets minder dan vijftien procent van de mannelijke bevolking er last van heeft. We zouden onderzoek moeten doen om meer duidelijkheid te krijgen.

Maar dat is niet zo eenvoudig?

Er rust een taboe op de kwestie. Een man die er last van heeft, praat er niet over. Van de honderden mannen die in de afgelopen jaren hier in de polikliniek zijn geweest, praat nog geen vijf procent er met iemand anders over. De meesten houden het zelfs verborgen voor hun huisarts. Veel vrouwen die samen met hun partner bij mij komen, zijn stomverbaasd dat het voor hem zo’n probleem is omdat hij er nooit eerder over repte. Het komt natuurlijk ook wel voor dat de vrouwen zeer goed weten wat er aan de hand is. Ze zeggen me dat ze vinden dat hun partner er iets aan moet doen, maar dat hij de stap naar de dokter niet durft zetten. Vaak lezen ze over onze polikliniek en over het onderzoek dat we hier doen. Ze kunnen hun partner soms overtuigen om langs te komen. Maar ik zie ook heel wat mannen die hun vrouw verzwijgen dat ze tabletten slikken om hun probleem te verhelpen. Dat er een taboe op rust, heeft ook tot gevolg dat veel mythes een hardnekkig leven leiden. Zoals de opvatting dat ejaculatio praecox vooral bij jonge mannen optreedt en verdwijnt bij het ouder worden.

Hoe is het taboe er gekomen?

Het gevoel van mannelijkheid en schaamte hebben wellicht een rol gespeeld. Dat taboe is misschien ook de reden waarom er zo weinig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan is. Maar het heeft ook te maken met het feit dat er in de jaren zestig te veel geloof werd gehecht aan wat de seksuologen Masters en Johnson schreven. Zij beweerden dat ejaculatio praecox veroorzaakt werd doordat de eerste seksuele contacten vaak snel moesten plaatsvinden, op de achterbank van een auto bijvoorbeeld, en dat je zo een snelle zaadlozing “aanleerde”. Zonder verder wetenschappelijk onderzoek werd wereldwijd aangenomen dat de zogenaamde knijptechniek bij masturbatieoefeningen in 97 procent van de gevallen een goed resultaat had. Die methode werd ten onrechte de standaardbehandeling van ejaculatio praecox. Maar in het midden van de jaren tachtig bewezen Keith Hawton en Lyn De Amicis dat die knijptechniek helemaal niet zo succesvol is. Ze vonden dat de zaadlozing aanvankelijk wel werd vertraagd, maar dat na drie jaar dat effect bij tachtig procent van de mannen weer was verdwenen.

En toen volgde de doorbraak van de medicijnen?

Neen, die kwam er pas in het begin van de jaren negentig. Al in de jaren zeventig waren er die de zaadlozing konden vertragen, maar de seksuologen maakten daar vreemd genoeg geen gebruik van. De medicijnen van de jaren veertig en vijftig hadden ongunstige bijwerkingen. Wat er nu op de markt is, wordt goed verdragen. Ik ben in 1992 begonnen met neurobiologisch en farmacologisch onderzoek op dat terrein. We hebben onze bevindingen aan de hand van placebo’s gecontroleerd. Conclusie: moderne antidepressiva hebben een goed ejaculatievertragend effect.

Het valt op dat er geen specifieke medicijnen bestaan om snelle zaadlozing te vertragen.

Dat komt omdat farmaceutische bedrijven zich tot nu toe niet interesseerden voor deze materie. Ik probeerde ze te motiveren, maar ze zijn bang voor vervelende opmerkingen. Toen Viagra opkwam, hoorde je ook negatieve klanken in verband met seksualiteit en medicijnen. Nu Viagra op de markt is, ziet iedereen hoeveel geld daarmee verdiend kan worden. Misschien zal de farmaceutische sector zich dus toch nog op vroegtijdige zaadlozing toeleggen. Hoewel, de medicijnen waar we het nu mee doen, werken heel goed.

Maar heel wat mannen die met het probleem te kampen hebben, vragen zich vast wel af wat er met hen zal gebeuren als ze antidepressiva slikken.

De meeste mannen met vroegtijdige zaadlozing zijn overigens helemaal niet depressief, maar verkeren in een uitstekende psychische gezondheid. Tot onze opluchting konden we vaststellen dat de antidepressiva hun stemming niet beïnvloedden.

Ze werden niet opgewekter?

Neen, maar wel gelukkiger. Niet omdat ze antidepressiva namen, wel omdat de seks beter was. De mannen die daarvoor wel somber waren, werden vrolijker.

Wat in die antidepressiva doet de zaadlozing vertragen?

Vroeger dacht men dat zaadlozing uitsluitend een zaak was van de geslachtsorganen. Er werd van uitgegaan dat het een soort reflex was, al wist niemand hoe die er precies uitzag. Sinds het midden van de jaren negentig weten we dat er in de hersenen en de hersenstam twee heel kleine gebieden specifiek bij de zaadlozing zijn betrokken. Van de hersenen gaat er een signaal via allerlei zenuwen door het ruggenmerg naar het geslachtsorgaan. In die kleine kernen in de hersenen liggen zenuwen die contact met elkaar maken. Het probleem zit waarschijnlijk op de naad waar de ene zenuw contact maakt met de andere en informatie uitwisselt via een chemische stof of een neurotransmitter die serotonine heet. De stof die het signaal moet overbrengen van de ene zenuw naar de andere in die kern, werkt bij mannen met een vroege zaadlozing waarschijnlijk te traag. De toegediende medicijnen, toevallig gaat het om antidepressiva, zorgen er precies voor dat die serotonine wat harder gaat werken in die kern. Volgens onze hypothese is bij mannen die last hebben van een vroege zaadlozing de drempel in de hersenstam heel laag afgesteld. Ze kunnen maar een klein beetje seksuele opwinding verdragen en hup, daar hebben ze al een zaadlozing. Met de medicijnen manipuleren we de serotonine. We verhogen de drempel. Het gevolg is dat de mannen meer seksuele opwinding kunnen verdragen, harder kunnen vrijen en meer aangeraakt kunnen worden zonder dat het meteen tot een ejaculatie komt.

Hoe komt zo’n seksuele drempel tot stand?

Die is, denken wij, op een genetische manier vastgelegd. Bij mannen die erover wilden praten, bleek het veel in de familie voor te komen.

Ligt het ook aan de houding van psychologen en seksuologen dat er zo weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar de oorzaken?

Beslist. Zij hadden altijd de vaste overtuiging dat snelle zaadlozing een psychische oorzaak heeft. Medicatie werd met een scheef oog bekeken. Daarvan werd laatdunkend gezegd dat ze de oorzaken niet aanpakte. Wij zijn begonnen met farmacologisch onderzoek en stelden ons open voor nieuwe informatie. Via een andere zienswijze hebben we de afgelopen jaren zoveel mogelijk kennis verworven. Zo bleek het probleem biologische oorzaken te hebben. Natuurlijk, niets is puur biologisch en niets is puur psychisch, de twee gaan samen, maar het echte farmacologisch onderzoek is er gekomen vanuit de biologische psychiatrie. Ik vind dat veel psychotherapeuten, psychologen en seksuologen tekort zijn geschoten. Ze gingen uit van veronderstellingen die nooit onderzocht werden. Hun praktijken hebben geleid tot verdriet bij de echtparen die in psychotherapie gingen en die geconfronteerd werden met onbewezen stellingen. Vaak heeft het allemaal niet geholpen. Ik denk dat we de komende twintig jaar een enorme vooruitgang zullen boeken op het gebied van de seksuele farmacotherapie.

Komt iedereen die last heeft van vroege zaadlozing voor de behandeling met antidepressiva in aanmerking?

Er zijn contra-indicaties. Epileptici en mensen die bloedverdunners of andere antidepressiva gebruiken, combineren beter niet. Daarom moet de behandeling gebeuren door een medicus. Op dit terrein kunnen seksuologen met artsen samenwerken.

Komt vroege zaadlozing terug als je de medicijnen niet meer inneemt?

In de jaren zestig werd zonder wetenschappelijke grond door psychologen en seksuologen gesuggereerd dat je er definitief vanaf kon komen. Als je geen medicijnen meer neemt, komt de klacht terug.

En medicatie heeft ook niet bij iedere man resultaat?

Je hebt tachtig procent kans dat het werkt. In de geneeskunde is dat een heel hoog cijfer. Als het werkt, zijn de mannen en vaak ook hun vrouwen opgelucht. Verder onderzoek is nodig om het probleem te verhelpen bij de mannen bij wie de medicatie niet werkt.

Komt snel klaarkomen ook bij vrouwen voor?

Ik word af en toe gebeld door vrouwen die zich ervoor schamen dat ze heel snel klaarkomen. Maar meestal hoor ik van vrouwen dat ze er juist te lang over doen, zowel bij het masturberen als tijdens het vrijen. Een middeltje om sneller klaar te komen, bestaat er op dit moment niet. Maar het is wel iets wat onze volle belangstelling heeft.

Een ander probleem is dat van mannen die helemaal niet klaarkomen.

Op dit ogenblik kunnen we hen nog niet helpen. Bij ratten kunnen we de zaadlozing met bepaalde medicijnen sneller doen verlopen, maar voorlopig zijn er nog schadelijke neveneffecten voor de mens.

Marcel Waldinger, Klaar is Kees – Een nieuwe visie op vroegtijdige zaadlozing, De Arbeiderspers, 120 blz., 500 fr.

Piet de Moor en Jeroen Kuijpers / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content