Popelt u elk weekend om eropuit te trekken ? Een zaterdag of zondag thuis lijkt op een strafkamp ? Dan delen we dezelfde overtuiging. Niet dat ik u dezelfde dwangmatige neigingen toewens – wie op jonge leeftijd langs tentoonstellingen, beurzen, kastelen, rommelmarkten en andere verplichte nummers getroond werd, snapt wat ik bedoel.

Uithuizigen genoeg in ieder geval : ruim een kwart van de Vlamingen gaat minstens één keer per maand de hort op. Dat leert een recent onderzoek naar de daguitstappen van de Belgen, het eerste in zijn soort. In opdracht van de provinciale toeristische diensten, Toerisme Vlaanderen en het Steunpunt Toerisme en Recreatie volgden twee studiebureaus gedurende een jaar tweeduizend Vlamingen, Walen en Brusselaars.

De recentelijk voorgestelde resultaten bieden een schat aan informatie. Dat vijftigplussers bijzonder actieve dagtoeristen zijn bijvoorbeeld, en dat ook zij graag individueel rondtoeren, weg van het verenigingsverband en de groepsreizen. Het dagtoerisme gaat in ruim de helft van de gevallen ook over zich ontspannen en verwennen. Iets nieuws ontdekken of leren is slechts bij één op de vijf uitstapjes het hoofddoel.

Funshopping staat dan ook hoog aangeschreven bij Vlaamse dagtrippers : in de rangorde van populaire activiteiten doen alleen sightseeing in steden en genieten aan de kust beter. Dat valt eveneens te merken aan de portefeuille, want de belangrijkste uitgavenposten onderweg zijn winkelen (38 procent) en op restaurant en café gaan (20 procent). Vlaamse dagtoeristen geven trouwens nergens meer geld uit dan in Antwerpen : ruim 55 euro per persoon, ver boven het gemiddelde van 38 euro.

Voor een klein land als het onze zijn we er echter verdomd goed in om één helft van het grondgebied zo goed als links te laten liggen. Bijna zeventig procent van de Vlaamse dagjestoeristen heeft een uitgesproken voorkeur voor bestemmingen binnen het eigen gewest : van de kust over de Leiestreek tot de Antwerpse en Limburgse Kempen en verder. Amper één op de tien noemt Wallonië – vergelijkbaar met de score van onze buurlanden. Brussel bezet onder de kunststeden een eervolle tweede plaats, na de Scheldestad. In het algemene klassement hinkt de hoofdstad echter zwaar achterop : ze verleidt slechts acht procent van de Vlaamse eendagsreizigers.

Aan Waalse zijde is de voorkeur voor de eigen turf al bijna even groot. Slechts vijftien procent trekt naar Vlaanderen, dat haast ex aequo met Frankrijk eindigt. Dat hebben de twee gemeenschappen dan toch met elkaar gemeen : we zijn graag weg van huis, maar al te exotisch moeten dagtrips niet zijn.

Verklaringen voor die opmerkelijke cijfers zijn er genoeg. Denk maar aan de professionalisering van de toeristische diensten, de vernieuwing in de museumsector of de explosie aan evenementen en festivals – en dat aan weerszijden van de taalgrens. Ook de communautaire factor speelt een rol. Vlaamse noch Waalse politici sloofden zich de laatste jaren uit met lof voor het andere landsgedeelte. In Koksijde, ooit een topper bij Waalse toeristen, wees hotelier Luc Deltombe dit voorjaar al op de kwalijke gevolgen van het politieke gekibbel en het gebruik van termen als ‘Vlaamse kust’. De Panne incasseerde dan weer een imagodeuk, nadat schepen van financiën Serge Van Damme het vorig jaar had aangedurfd Waalse “OCMW-toeristen” en “parasieten in sociale hangmatten” te viseren.

Nochtans hebben beide gemeenten ’s lands toeristische sector veel te leren. Koksijde en De Panne dankten hun succes in Wallonië immers vooral aan de vakantiekolonies die de ziekenfondsen er decennialang uitbaatten. De jonge gasten van weleer hielden aan hun verblijf mooie herinneringen over en keerden later graag terug. Wie zijn populariteit bij de andere taalgemeenschap wil opkrikken, begint dus best met de kleintjes.

wim.denolf@knack.be

Wim Denolf

AMPER ÉÉN OP DE TIEN VLAMINGEN WAAGT ZICH AAN EEN DAGJE WALLONIË.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content