De Bard kan niet stuk. Ook het komende theaterseizoen is hij alomtegenwoordig op de Vlaamse planken. Volgens kenners is daar een goede reden voor: “Shakespeare is een ruif waaruit iedereen mag eten.”

Linda Asselbergs / Illustratie Laura De Coninck

O h him. He did say quite a lot, didn’t he?” liet de Britse schrijver Somerset Maugham een van zijn personages droogjes opmerken over Shakespeare. Qua understatement kan het tellen: de eindeloze stroom van waarheden over leven, liefde en dood die uit het brein van The Shake opborrelden, maakten hem tot de bekendste schrijver ever. Niet evident voor een toneelauteur, zoals Tom Lanoye terecht opmerkt. En maar goed ook dat er geen erven Shakespeare zijn die zich met de nalatenschap van hun illustere voorvader bemoeien. “Stel je voor dat er plots een stel achterachterachterkleinkinderen zouden opduiken . Schlachten in Salzburg? Hoeveel heeft dat geschoven? Ik kan je verzekeren dat het een hoop mensen, mij inbegrepen, enigszins wit om de neus zou worden.” Aldus Lanoye, die zich sinds Ten oorlog, zijn heroïsche bewerking van de koningsdrama’s, zonder schroom een eminent Shakespearekenner mag noemen.

Je kunt je ook afvragen wat die hypothetische erven Shakespeare zouden vinden van de rare toeren die met het genie en de reputatie van ome Will worden uitgehaald. Van een website die Shakespeare on management heet, bijvoorbeeld, met uit zijn rijke oeuvre gepuurde gouden raad voor de zakenman. Of de replica van zijn befaamde Globe theatre, niet alleen in Londen, maar ook in niet meteen voor de hand liggende plekken als Tokio en Odessa, Texas. Of van het Shakespeare Country Park, ook al in Japan, waar je niet alleen een reconstructie van zijn geboorteplaats kunt bezoeken, maar ook een kabuki-opvoering van Hamlet kunt bijwonen. Er worden films over zijn leven gedraaid en musicalversies en ijsrevuespektakels gemaakt van zijn Romeo en Julia. Hij is waarschijnlijk ook de enige auteur die circa vierhonderd jaar na zijn dood nog altijd in de roddelrubrieken meedraait. Hij zou een stroper of een Siciliaan geweest zijn. Of nog erger, een Antwerpenaar. Of Francis Bacon of Queen Elisabeth I. Hij rookte cannabis en zijn mecenas was een travestie.

Niemand ook wordt zo vaak verkeerd geciteerd of geeft aanleiding tot zoveel dooddoeners, genre “Shakespeare is niet als het leven, Shakespeare is het leven”. Waaraan we er graag één aan toevoegen: dat hij een genie zonder voetstuk is tegen wie het lekker schoppen is. Omdat we zijn werk zo mooi vinden dat we concluderen dat het niet door hem geschreven kan zijn. Of omdat hij het symbool zou zijn van de blanke, mannelijke dominantie van de wereldcultuur. Zelfs een Shakespearoloog boven elke verdenking als de Amerikaan Stephen Greenblatt, editeur van zijn Verzameld Werk, relativeert de huidige hausse van zijn oeuvre. ” Cervantes en Montaigne en Molière waren ongetwijfeld even geniaal als Shakespeare, maar hun taal geniet vandaag niet hetzelfde prestige als het Engels.” ( Standaard der Letteren, 4 juli)

Anderen gaan veel verder. Zoals Bas Heijne het uitdrukt in NRC: “De sociaal bevlogenen, de nivelleerders, zien Shakespeare als een bolwerk van cultureel snobisme, bewaakt door een elite die er belang bij heeft hem heilig te verklaren, zodat er kan worden neergekeken op allerlei andere, minder respectabele of niet-geaccepteerde uitingen van kunstzinnigheid.’ Met andere woorden: the Shake is morsdood, laten we de salsa dansen op zijn graf. Maar dat is buiten de aficionado’s gerekend: schrijvers, regisseurs en academici voor wie de Bard alive and kicking is. Wie goed kijkt, kan alleen maar concluderen dat hij een beetje op hen lijkt. Verdacht veel zelfs.”

D irk Tanghe: “Voor mij is Shakespeare hartstochtelijk warmebakkerstheater, het kan niet anders of hij moet zelf een gedreven, passioneel schrijver geweest zijn.”

“Er slingert altijd wel iets van Shakespeare rond in mijn werkkamer. Het is mooi speelgoed dat hij me aanreikt, speelgoed om roekeloos met mijn eigen fantasie tot leven te wekken. En nergens staat erbij hoe je dat moet doen, Shakespeare smeekt als het ware om de vrijheid van de maker en de speler. Dat begint al bij het lezen. Ik analyseer zo’n tekst niet tot op het bot, ik ben eerder een emotioneel regisseur. Ik voél zo’n tekst tot leven, ik toets zijn emotie aan de mijne en we sluiten een verbond. Er zit ook altijd een soort thrillerelement in zijn vertellingen en het gaat over fundamentele instincten, emoties en conflicten van mensen. Zijn stukken, hoe oud en klassiek ze ook zijn, hebben altijd een soort actualiteitswaarde, ze werken als metamorfoses voor ons dagelijks bestaan. En dan is er die magie… Alles wat het hart van een theatermaker sneller doet kloppen en dat mag je gerust letterlijk nemen. Voor mij is Shakespeare hartstochtelijk warmebakkerstheater, het kan niet anders of hij moet zelf een gedreven, passioneel schrijver geweest zijn. Midzomernachtsdroom heb ik opgevoerd met een groot gezelschap, elfen, de hele reutemeteut, maar zonder er een koekendoosachtige voorstelling van te maken. Een roetsjbaan van amoureuze perikelen is het, soms hilarisch, soms hard, soms fijnzinnig, soms plat. Hij put uit een heel gevarieerd kookboek om zijn recepten samen te stellen. Daarbij merk je heel duidelijk dat Shakespeare dat stuk in opdracht geschreven heeft, maar zijn genie is ontegensprekelijk aanwezig. Wat niet wegneemt dat je het absoluut uit zijn heilige kastje moet trekken om er vibrerend theater van te maken. Ik voel mij vrij om in die museumstukken prikkels te stoppen die ook een jong publiek aanspreken. Niet door de acteurs met een gsm het podium op te sturen, maar door de personages een frisse adem te geven, zodat ze dicht bij ons staan. Misschien is dat wel de reden dat Midzomernachtsdroom zoveel mensen heeft doen lachen, geroerd en ontroerd.”

“Ik heb ook altijd het gevoel dat Shakespeare als theatermaker naast mij staat. Hij bezorgt je niet al te veel indrukwekkende problemen, je hoeft je niet af te vragen waar het in hemelsnaam allemaal over gaat. Maar je moet soms wel diepdiep graven om de meerwaarde van een stuk aan te voelen. Dat maakt zo’n Hamlet en King Lear tot een onuitputtelijk avontuur dat je eigenlijk om de vijf jaar opnieuw kunt beleven. Dat heeft te maken met hoe je zelf in het leven staat, met de accenten die je bij elke nieuwe benadering legt. King Lear wil ik zeker ook eens aanpakken, maar dan niet als een parel op de kroon van een oude acteur, maar met een jonge acteur die ik op dat ogenblik wil. Acteurs hoeven zeker niet bang te zijn om Hamlet, Othello of Lear te spelen, Shakespeare is geen heiligdom. Als ik mijn helden moet plaatsen, dan zijn de Grieken mijn moeder en Molière mijn frivole minnaar. Shakespeare is mijn vader, een grote vriend die alles weet.”

Dirk Tanghe regisseerde vorig seizoen een fel bejubelde ‘Midzomernachtsdroom’, als artistiek leider van het Utrechtse theater De Paardenkathedraal.

J an Decorte: “Wat hem de grootste maakt, is dat hij schrijft als een kind van twaalf jaar.”

“Shakespeare? Zonder meer de geniaalste schrijver die we ooit gekend hebben. Hoeveel respect je voor zo’n genie moet hebben? Géén, met respect kom je nergens. Je moet dat in de vuilnisbak kunnen gooien en zeggen: voila, nu maak ik mijn eigen ding. Vroeger was dat bij mij heel fysiek. Ik pakte die tekstboekskes, rukte die uit elkaar, bond ze opnieuw vast met koorden. Ik doorkraste zijn portret, schreef mijn eigen titels op de kaft. Allemaal om van die eerbied af te komen. Want wat is de sterkte van Shakespeare? Dat hij heel ongedwongen en snel schreef. Op zijn knie, bij wijze van spreken. Zo van: een balkonscène voor Romeo en Julia? Hup, daar komt ze. Een heel spontaan gebeuren met een zeer brutale poëzie die nooit vergelijkt, maar woord op woord en beeld op beeld bouwt. Dat is heel uitzonderlijk: iemand die a-lineair schrijft, volledig op zijn intuïtie vertrouwt en woorden uitvindt als het hem uitkomt. John Dover Wilson, de editeur van de Oxford University Press uitgave van het Verzameld werk, zei ooit: ‘Wat hem de grootste maakt, is dat hij schrijft als een kind van twaalf jaar.’ Kijk, dat is nu eindelijk eens geen bullshit, maar een uitspraak een academicus waardig. Shakespeare is mijn voorbeeld, wat ik met hem gemeen heb, is de vrijheid en het complete vertrouwen in mijn intuïtie. En niemand heeft dat tot nu toe aangevochten. Ja goed, één keer, maar die man vergiste zich. Want dat stukje uit Macbeth dat ik zogezegd weggelaten had, zat wel degelijk in Bloetwollefduivel.”

“Hoe zo’n bewerking tot stand komt? Zo’n zes weken voor de repetities ga ik thuis aan de computer zitten. Ik heb er twee, een voor e-mail en een om te schrijven, met het juiste lettertype en al en waar ik goed mee overweg kan. Bon, dan ga ik daar zitten nieschrijven. Want de volgende dag is het toch sterker. Hoe korter je tegen de deadline aanzit, hoe beter. Omdat je dan geen tijd hebt om over de dingen na te denken en heel intuïtief moét werken. Want ik concipieer niets, ik maak nooit aantekeningen. Ik lees geen voetnoten, kijk niet in woordenboeken. Ik ga ook nooit na wat ik de vorige dag heb geschreven. Ja natuurlijk maak ik mij dan zorgen over de samenhang. Wat zeg ik, ik besterf het, maar dat is een goed gevoel. En ik heb een goeie vrouw, dat helpt. Zij is de eerste die leest wat ik schrijf. En uiteindelijk komt alles altijd op zijn pootjes terecht. Of de acteurs mijn intuïtie moeten volgen? Nee, die moeten hun tekst van buiten leren, heel letterlijk zoals hij er staat. Niet lieveling zeggen als er lieverling staat. Maar voor de rest mogen ze voor mijn part op hun kop staan. Als het maar werkt. Voor ons dan, bedoel ik. En dan zul je zien dat het publiek er ook zijn ding mee kan doen. Want de vrijheid op de scène slaat over op het publiek. Koen De Bouw heeft in Amlett eens een aanval van epilepsie gesimuleerd, zomaar tijdens de voorstelling. Lag hij daar wild om zich heen te stampen. Fantastisch, iedereen lachte zich een breuk. En zelf sta ik mee op de scène en word ik ook telkens opnieuw verrast. Het plezante aan zo’n Shakespearetekst is dat iedereen er wel iets in vindt dat hem aanstaat. Shakespeare was een omnivoor: hij at alles op en spuwde het terug. Ze zijn nu tot de conclusie gekomen dat hij marihuana rookte. Voor mij heeft dat allemaal geen belang. Die teksten spreken zo duidelijk voor zichzelf. Daar moet een mens van vlees en bloed achter gezeten hebben en als ze die Shakespeare willen noemen, mij goed.”

“Hij had wel een veel heterogener publiek dan wij. Zijn huis was open, in die zin was hij geprivilegieerd. Wij zitten nog altijd met een redelijk hoge drempel. Niet dat ik geloof in die maatregelen van Patrick Janssens om van het publiek een grotere sociale mix te maken. Zoiets gedwongen, dat is zever, dat is puur stalinisme. Mensen die geïnteresseerd zijn in voetbal, moeten vooral naar het voetbal gaan. Maar neem nu Amlett, daar zijn 15.000 mensen op afgekomen. Dat is twee keer een vol Vorst Nationaal. En zonder olifanten, dwergen en andere toebehoren, hé. Ik garandeer u dat er in dat publiek evenveel loodgieters als notarissen zitten. Die weten: als je naar Decorte gaat, krijg je iets speciaals te zien.

De Storm, dat is een stuk dat al jaren in mijn kop zit. Ik heb het gezien in het Schillertheater in Berlijn, met Bernard Minetti. Formidabel goed. Ik wilde het doen met dezelfde mensen met wie ik Amlett gemaakt heb, maar die zijn intussen stuk voor stuk afgevallen, ik moet bijna allemaal nieuwe acteurs zoeken. Waar De Storm over gaat? Traditioneel wordt het gezien als Shakespeares testament, met de eindmonoloog van de oude kunstenaar Prospero: ‘We hopen dat u het goed vond, we hebben ons best gedaan.’ Bij mij wordt dat allemaal geschrapt. Het beeld dat ik bij De Storm heb, is dat van twee meisjes en de geest van de lucht en de geest van de aarde, die een menseneter is. En dan is er een tovenaar met een dochter en een prins… Klinkt dat nogal abstract? Jamaar, als ik dat in mijn vulgaire taal schrijf, wordt dat heel tastbaar. En de mensen in de zaal mogen denken wat ze willen, dat is de emancipatie van het publiek. Als ze zeggen: ‘Wat boeiend, die thematiek van de aarde en de lucht’, dan denk ik ‘chapeau’, maar als ze zeggen dat ze zich goed geamuseerd hebben die avond doet mij dat evenveel plezier. Je moet Shakespeare van uw tijd maken, voor mensen van uw tijd. Niet zoals die verschrikkelijke scheerkwast Stanislavski destijds, die beweerde dat je een archeologische expeditie moest uitvoeren om een enscenering van waarde te maken. Ik geloof ook niet in zogezegd universele waarden of essentialiteit. Niets is tijdloos, zelfs iets tijdloos heeft een tijd. Geen grotere Elisabethaan dan Shakespeare. Hij maakte de geboorte van die taal mee, hij vond dat fantastisch, dat merk je aan zijn teksten. Hij kon daarmee spelen als een klein kind. Als hij vogelkes begint op te noemen die niet bestaan… Dat begint heel redelijk, en dan gaat hij helemaal uit de bol. Ja, dat zal dan die marihuana geweest zijn, zeker?”

In april 2003 gaat bij Het Toneelhuis Jan Decortes versie van ‘De storm’ in première.

I vo van Hove: “Bij Shakespeare moet je keuzen maken, anders ben je een vogel voor de kat.”

“Ik heb hem wel eens een oceaan genoemd, Shakespeare, wegens zijn gigantische oeuvre en dat enorme gamma van genres en stijlen. Kijk, ik ben ook een groot fan van Christopher Marlowe, maar zijn werk zit meer op één lijn, in vergelijking met Shakespeare is dat een vijvertje. Wat De Meester met de Grieken gemeen heeft, is zijn humanisme, gekoppeld aan grote analyses. Alle grote menselijke thema’s komen aan bod: de eerste hitsige liefde, jaloezie, families die uit elkaar vallen, vreemdelingenhaat. Heel overzichtelijk pakt hij dat aan: hij kiest een thema en wijdt er vervolgens een stuk aan. En ook al gaat dat over koningen en heersers, de mens in zijn lichte en donkere kanten is altijd perfect herkenbaar. Het is absoluut geen propagandaliteratuur; hij laat bijvoorbeeld ook het komische van het heldendom zien, wat hem volgens mij toch wel vrij uniek maakt. Zijn stukken gaan ook heel vaak over machtsverhoudingen die zoals bij de Grieken de polis aangaan, de mensen. De bureaucratie op zichzelf interesseert hem niet, dat is meer een thema van de twintigste eeuw, van Kafka, bijvoorbeeld. Wel de interactie tussen het menselijke en de grote politieke mechanismen. Macbeth is daar een goed voorbeeld van: hoe een huwelijk ingrijpt in de gebeurtenissen van een land. Wat we nu nog altijd meemaken, denk maar aan de Clinton-affaire. Othello speelt zich af in oorlogstijd en laat zien hoe een held ten val wordt gebracht door xenofobie én door zichzelf. Daar zit een grote herkenning in, ook al speelt zo’n verhaal zich eeuwen geleden af. Maar dat deed Shakespeare zelf ook al: hij koos voor afstand om een situatie dichterbij te brengen. Richard II, bijvoorbeeld, speelt zich af in de Middeleeuwen. Anderzijds is hij universeel omdat hij zo concreet is. Waarom spelen we vandaag nog Tsjechov? Omdat hij schreef over de Russen van de provincie. En Genet over homo’s en bajesklanten, de wereld die hij zelf het best kende. Shakespeare deed dat ook: hij schreef over de mensen van zijn tijd; alleen het echt regionale, het provinciale is volgens mij universeel.”

“Waarin mijn Othello van de andere versies zal verschillen? Daar ben ik eerlijk gezegd niet mee bezig. In het Shakespeare-repertoire is Othello zowat de huiskamertragedie. Er zijn weinig personages en geen subplots, wat heel on-Shakespeariaans is. Alles concentreert zich op de verhouding tussen Othello en Desdemona; hoe die kapotgaat en hoe daardoor een hele samenleving overhoop gehaald wordt. Want wat we vaak vergeten, is dat Othello dé grote legeraanvoerder is, de held die oorlogen won en Venetië veilig hield. En tegelijk is hij door zijn afkomst een buitenstaander. Jago is in wezen een anarchist, die alles op het spel wil zetten om zijn ultieme gram te halen. Meteen toen ik het stuk las, wist ik dat ik het in een hedendaags legermilieu zou plaatsen. Ik heb ook bewust gekozen voor een nieuwe vertaling door Hafid Bouazza, een Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst. Hoe er over Othello gesproken wordt. In veel vertalingen wordt het element van de vreemdelingenhaat te veel onder de mat geschoven, vind ik.”

“Bij Shakespeare moet je in het oerwoud je eigen weg hakken, uit alle elementen die hij je aanreikt, moet je je eigen huis maken. Ik heb ooit met veel respect een soort oerversie van Hamlet willen maken waarbij alle thema’s als in een grote symfonie aan bod kwamen. Een grote flater, want uiteindelijk ging die voorstelling nergens meer over. Ik heb ooit een prachtige Hamlet gezien van de Litouwer Eimuntas Nekrotius, die rigoureus gekozen had voor de vader-zoonrelatie, waarbij de verhouding met Ophelia en Gertrude bijna petite histoire werd. Je kunt dat jammer vinden van die mooie scènes, maar het is wel dé voorstelling die me is bijgebleven. Bij Shakespeare moet je keuzen maken, anders ben een vogel voor de kat. De titels van zijn stukken geven het aan: As you like it, Twelfth night or what you will…”

“Soms stuit je op een tekst die je tien jaar geleden al gelezen had en waar je ineens affiniteit mee hebt. Dat betekent dat er een gevoeligheid geraakt wordt die je tevoren nog niet had. Zoals elke acteur altijd een beetje zichzelf speelt, regisseert een echte regisseur ook altijd een beetje zijn eigen leven.

‘Othello’ van Toneelgroep Amsterdam in een regie van Ivo Van Hove is in maart 2003 te zien in deSingel, Antwerpen.

T om Lanoye: “Dat Shakespeare eigenlijk Queen Elisabeth I was? Ach, dat zeggen ze van mij ook.”

“Voor mij was de bewerking van de koningsdrama’s eigenlijk een sentimental journey naar mijn studententijd. En een schrijfschool. Die vijfvoetige jambe onder de knie krijgen, technisch zit dat heel straf in elkaar, hoor. Ik ben daar echt door gefascineerd geraakt. Pas op, Shakespeare had ook wel eens een minder dagje. Maar wat goed is, is zo goed. Je leest soms dingen bij hem dat je een schok krijgt van het idee: er zijn honderden jaren geweest dat zo’n zin niet bestaan heeft. Terwijl die qua inhoud, kleur en ritme zo perfect is. Je mag niet vergeten dat zijn soort theater toen pas uitgevonden was, door Christopher Marlowe om precies te zijn. Hij heeft die nieuwe vorm helemaal kunnen exploreren: de vijfvoetige jamben, de vermenging van hooggestemde poëzie en boerenleut, samengaand met maatschappelijke veranderingen. Het is niet toevallig dat hij compleet functioneert in de metropool Londen, de hoofdstad van een groeiend Brits rijk waarin steeds meer stemmen en registers te horen zijn. Fascinerend hoe hij al die streekgerechten in zijn stukken verwerkt heeft en voortdurend switcht van theater naar karikatuur, naar cabaret. Je kunt het vergelijken met het begin van de rock ’n roll: nieuwe sociale verhoudingen, een hoop energie en dan dat immense talent… Die gast durfde ongelooflijk veel. Wég remmen, wég eenheid van plaats, tijd en handeling.”

“Toen de Fransen de Europese cultuur overheersten, werd hij om die reden zelfs een tijdlang als een slecht auteur beschouwd en bijna niet opgevoerd. Terwijl het zo duidelijk is dat het hier gaat om een man die het toneel van binnen en van buiten kent. Als je ziet hoe geweldig die koningsdrama’s in elkaar zitten, dramaturgisch heb ik daar enorm veel van geleerd. Je mag niet vergeten dat je hier te maken hebt met iemand die schreef én regisseerde, zelf meespeelde en als theaterdirecteur ook met de commercie bezig was. Overloop zijn oeuvre en je zou er een producentenbureau in Hollywood achter kunnen vermoeden dat bijna planmatig een stuk over elke levensfase en grote filosofische vraag levert. Hamlet? Qua inhoud kun je dat vergelijken met een essay over de punkgeneratie: een adolescent die maar niet wil opgroeien en in opstand komt tegen de compromissen van de wereld van de volwassenen. De koningsdrama’s, dat gaat over macht en wat ze aanricht bij de mens die ze incorporeert. Bert Anciaux die met een dubbele persoonlijkheid probeert te leven, dat is gedoemd om te mislukken… King Lear, dat is iemand die zegt: ik ga de macht afgeven op een goeie manier, maar toch zo dat ik zelf nog machtig blijf. Het dilemma van die onmogelijkheid. Al die figuren hebben in de loop der eeuwen een opvoedingstraditie gekregen, ze maken deel uit van het cultureel erfgoed. Je zegt niet: ik heb Hamlet nu wel gezien, ik ken het verhaaltje. Nee, wat je interesseert is: wat heeft Jan Decorte met De Storm gedaan, hoe interpreteert Ivo van Hove Othello? In die zin is Shakespeare natuurlijk enorm dankbaar: zet die naam op de affiche en dat heeft instant appeal. Voeg er een Lanoye, een Perceval en nog een paar grote acteurs aan toe en je hebt een voordeelpakket. Allemaal voor één ticket.”

“Wat ik met Jan Decorte gemeen heb, is dat wij geen vertalers zijn. Mijn bewondering gaat uit naar Willy Courteaux, zijn vertaling is een levenswerk dat niet genoeg lof en eer kan krijgen. Maar in mijn optiek is vertalen al op voorhand verraden. Wat je je moet afvragen, is: wat staat er en wat betekende dat toen? En ervan uitgaan dat je dat nooit helemaal kunt overbrengen naar nu. Het monument Shakespeare aan diggelen slaan en bewondering voor de vakman opbrengen, daar draait het allemaal om. Romeo and Juliet van Baz Luhrman, dat vond ik fenomenaal goed. De zaal zat afgeladen vol bakvissen die hun vriendje tegen zijn zin naar de cinema hadden gesleurd. Maar na verloop van tijd waren die wel méé, hoor. Ongetwijfeld dankzij de flitsende beeldvoering, maar volgens mij zaten die gasten ook ademloos naar die teksten te luisteren. Het is niet voor niets dat ik aan het eind van Ten oorlog geprobeerd heb om hip hop en raptechnieken met die vijfvoetige jamben te vermengen. De taal als muziek. Volgens mij is er een directe lijn tussen Shakespeare en de rappers, én alle goede dialogen. Dialogen die per definitie onrealistisch zijn. Van die mensen die zeggen: jamaar, zoiets hoor je toch niet in het gewone leven… Je gaat toch niet naar het theater om het gewone leven te zien, zeker?”

“Die andere film, Shakespeare in love, vond ik dan weer waardeloos. Een heteroseksuele fantasie en ook daarnaast een kutfilm. Shakespeare was een nicht. Die afbeelding van zijn mecenas in vrouwenkleren, dat is toch puur nichtencabaret. En als je de Engelse theatertraditie een beetje kent… Thespian (acteur) is gewoon een ander woord voor queer of queen. Al die vrouwenrollen die door jonge jongens gespeeld werden. Trouwens, wie gaat er tegenwoordig naar het toneel? Bomma’s en nichten, voor zover dat niet samenvalt. Queen Elisabeth I, de vrouwelijke machtsfiguur in een voor de rest pure mannenwereld, was het enige interessante personage in die film. Dat Shakespeare eigenlijk Elisabeth I was? Ach, dat zeggen ze van mij ook, daar moet je mee leren leven.”

44

“Het plezante aan zo’n Shakespearetekst is dat iedereen er wel

iets in vindt dat hem aanstaat. Shakespeare was een omnivoor:

hij at alles op en spuwde het terug.”

45

“Bij Shakespeare moet je in het oerwoud je eigen weg

hakken, uit alle elementen die hij je

aanreikt, moet je je eigen huis maken.”

46

“Je kunt het vergelijken met het begin van de rock ’n roll: die gast

durfde ongelooflijk veel. Wég remmen,

wég eenheid van plaats, tijd en handeling.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content