Wie tussen Luik en Namen verdwaalt langs de Ourthe, komt hopelijk terecht in het landgoed van antiquair Stéphane de Harlez de Deulin.

Op de jaarlijkse antiekbeurs Eurantica in Brussel is antiquair Stéphane de Harlez een graag geziene gast. Hij bouwt er een grote stand, opgevat als een appartement uit de 18de eeuw, met vertrekken die volledig bekleed zijn met houten lambriseringen. Daar heb ik hem ook voor het eerst ontmoet. Hij gaf me zijn naamkaartje met daarop een luchtfoto van zijn landgoed in Deulin, een dorpje in de buurt van Marche. Op deze oude zwartwitopname lijkt het monument minder aantrekkelijk dan het in werkelijkheid is.

Wie het kasteel met behulp van deze foto zoekt, komt in de problemen. Want als je Deulin binnenrijdt, benader je het kasteel van achter een bos; het complex ligt verstopt op een heuvelrug tussen hoge bomen. Binnen zie je meteen waar de antiquair zijn inspiratie vandaan haalt voor zijn stand op Eurantica: zijn eigen landgoed. Hier zijn de salons op een gelijkaardige wijze gestoffeerd, maar ziet alles er nóg mooier uit: het kasteel met zijn afgebladderde muren en doorleefd patina straalt authenticiteit uit. Dat mis je bij oude monumenten die pas zijn gerestaureerd en een openbare functie kregen. Ondanks het feit dat er hier op de opendeurdagen toch veel mensen worden ontvangen en niet geheel het kasteel even intensief wordt bewoond, blijft de intieme ziel van de woning intact.

Dertig jaar geleden kwam Stéphane de Harlez in Deulin terecht, wat niet vanzelfsprekend was. Hij was amper 26 jaar oud en geen directe erfgenaam van dit domein. “Hier woonden mijn grootouders”, vertelt hij. “Na hun overlijden durfde niemand het aan om dit kasteel te beheren. Toen kwam de jongste broer van mijn vader me opzoeken met de vraag of ik het niet onder mijn hoede wilde nemen. Dat verraste me, want ik woonde toen in Lombeek en had een restauratie-atelier in Koekelberg. Uiteindelijk kreeg ik het kasteel voor één symbolische frank, met de bedoeling het te bewonen en op te knappen.”

Dat helse karwei is ondertussen achter de rug, maar had aardig wat voeten in de aarde. Gelukkig is Stéphane de Harlez zelf handig en had hij toen al als meubelrestaurateur enige ervaring opgedaan. “Het gebouw verkeerde niet in slechte staat, maar was wel aan een grondige opknapbeurt toe. Tot dan toe woonden er oude mensen in, die het nauwelijks onderhielden. Zo stond het dak van de grote toren bijna op instorten. Maar ik was jong en enthousiast. Hadden ze me gevraagd om het kasteel op mijn eentje te verplaatsen, dan had ik dat ook wel gedaan”, lacht hij. Tijdens de duur van de restauratie bouwde hij ook zijn zaak uit als antiquair. “Een prachtig beroep dat me veel vrijheid geeft. Bovendien blijf je een soort jagende avonturier die zelden van tevoren weet met welke buit hij thuiskomt. Ik leef als een soort nomade die voortdurend rondtrekt, maar als het mooi weer is, ga ik hier niet graag weg. Dat installeer ik me op het terras en drink een glas. Op zulke momenten waan ik me gedurende enkele uren een rentenier op mijn landgoed.”

Met Stéphane de Harlez bleef het kasteel wel in de familie, maar kreeg het een andere bestemming. Daardoor kan het worden bezocht als de antiquair zijn deuren openstelt, dat is telkens medio oktober. Zo schenkt hij het landgoed zijn grandeur terug. Hij heeft het gebouw opgeknapt, zonder aan de decoratie en de architectuur te raken. Het werd sinds de constructie in de tweede helft van de 18de eeuw trouwens nauwelijks verbouwd.

Het verhaal van de familie Harlez, toen nog niet met een kleine ‘de’, in Deulin begon in 1757, toen ene Guillaume Joseph Harlez ginds het ambt kocht van ‘zaakvoerder van het Luikse prinsbisdom’, waarvan deze streek deel uitmaakte. Zoals in de Middeleeuwen moest iemand daar de belangen van de overheid behartigen: het innen van pachten en belastingen, en het beslechten van disputen. De familie Harlez was een geslacht van wijnkooplieden uit Engeland, wat de oorspronkelijke familienaam Harly verklaart. In het prinsbisdom Luik oefenden verscheidene voorvaderen belangrijke ambten uit, onder meer dat van kanunnik, destijds een functie die ook aan leken werd gegeven.

Voor de familie De Harlez was de buitenplaats in Deulin een zomerhuis. “Uit de archieven weten we dat ze per boot over de Ourthe toekwamen. Als ze tegen de winter naar Luik terugkeerden, verdeelden ze een deel van de meubels onder de bewoners van het dorp, die ze bewaarden tot de volgende zomer”, weet Stéphane de Harlez. Het gebouw kwam in twee fasen tot stand: rond 1762 verscheen op de funderingen van een ouder kasteeltje een jachtpaviljoen, dat nadien uitgroeide tot een gebouwencomplex. Van buiten ziet de architectuur er ouder uit dan ze eigenlijk is. Het dakensilhouet doet nogal Luiks en zelfs wat Oostenrijks aan. De interieurdecoratie was voor die tijd behoorlijk modern. Hier en daar duiken er wel nog rocailles op, de typische schelpvormige Lodewijk XV-ornamenten, maar het geheel is een voorbeeld van de Lodewijk XVI-stijl die overigens destijds een andere naam droeg en pas later – ietwat onjuist – gekoppeld werd aan deze Franse koning.

Het zwierige rococo, ook de Lodewijk XV-stijl genoemd, was tussen 1730 en 1755 populair en beschouwen we als een uitloper van de barok. Maar koning Lodewijk XV regeerde zeer lang: van 1715 tot 1774. Vanaf 1755 trad een stijlbreuk op. Toen werd het rococo stilaan afgezworen ten voordele van een nieuw soort classicisme, geïnspireerd op de Griekse architectuur. Het is die stijl die tegenwoordig naar Lodewijk XVI wordt genoemd, hoewel hij al volop in de mode was tijdens de regering van zijn voorganger. Maar destijds droeg de Lodewijk XVI-stijl een andere naam: style à la grècque of style moderne. Dat deze stijl opeens zo populair werd, heeft met allerlei factoren te maken. Om te beginnen raakten veel mensen uitgekeken op het wulpse rococo. Zelfs Madame de Pompadour, toch beschouwd als de belangrijkste promotor van die stijl, was tuk op de kunst van de Oudheid. In 1748 stuurde ze, onder leiding van haar broer, een artistieke missie naar Italië om er ter plaatse échte antiquiteiten te bestuderen. De aanleiding voor de hernieuwde belangstelling voor de Oudheid kwam uit Italië zelf, waar de opgravingen van Herculamum en Pompeji twee antieke steden blootlegden, die zeer tot de verbeelding spraken. Na de uitgebreide publicatie van de vondsten in diverse talen, werd de belangstelling voor archeologie aangewakkerd. Iedereen met een klassieke opleiding wilde de schatten van de Oudheid met eigen ogen zien en het oude Latium werd een toeristische trekpleister. Het publiek wenste dus de sfeer van de Oudheid thuis voort te zetten.

Maar de breuk tussen rococo en de Lodewijk XVI-stijl zit ook dieper en heeft alles te maken met de eeuwige golfbeweging van actie en reactie. Denk maar aan het huidige succes van het minimalisme bij hedendaagse en klassieke vormgevers: een reactie op de overdaad van vroegere interieurdecoraties. In de tweede helft van de 18de eeuw werd een soortgelijke hang naar eenvoud verkondigd door Diderot en Jean-Jacques Rousseau: zij vonden de antieke stijlen een voorbeeld van een strenge, sobere vormgeving.

Streng is natuurlijk een tijdgebonden begrip, het interieur van dit kasteel is verbazingwekkend speels en kleurrijk. Je merkt dat er niet zo strikt met stijlen werd omgesprongen. De grote gele zaal, de vroegere ontvangstruimte van het jachtpaviljoen, nu de biljartzaal, heeft nog een ‘ouderwetse’ marmeren schouw. De eetkamer ernaast is zelfs nog in zijn geheel een ode aan het rococo. De stijlen vloeiden blijkbaar op een veel soepeler manier in elkaar over. Trouwens: Stéphane en zijn echtgenote Dominique houden niet zo van een strakke eenheid van stijlen. Ze stofferen de salons wel liefst met 18de-eeuwse meubels en objecten. Maar zelfs het land van herkomst speelt voor hen niet zo’n grote rol. In het huis staat er nogal wat Zweeds meubilair. In een salonnetje vinden we een typisch Zweedse kacheloven in empirestijl. In een van de slaapvertrekken staat ook een landelijke klok uit Zweden. De blauwe tint van dit uurwerk vinden we op verschillende plaatsen van de muurdecoraties terug, onder meer op het stucwerk van de hall. Je merkt dat het 18de-eeuwse palet overal in Europa vrij homogeen was. En blauw was een kleur die rijkdom uitstraalde.

Om een dergelijk kasteel stijlvol op te knappen is het belangrijk om zelf de handen uit de mouwen te steken. Dat gebeurt hier ook: het gehele gezin helpt mee. Meerdere behangselpapieren, onder meer in de slaapkamers, werden bijvoorbeeld door Dominique de Harlez op ambachtelijke wijze gedrukt. Het papier werd nog met behulp van houtblokken versierd. Dat maakt dit landhuis extra aantrekkelijk. Het bewijst ook dat je een oude woning gerust opnieuw mag decoreren in een ouderwetse stijl. En dat is iets waarover in de monumentenzorg wel eens moeilijk wordt gedaan. Uit vrees de geschiedenis te vervalsen worden oude gebouwen op harde wijze geconfronteerd met een moderne interieurbekleding. Hier kan je net de tegenovergestelde werkwijze bewonderen.

Het kasteel van Deulin (bij Hotton) kan op afspraak worden bezocht. Tel. 084-46 66 16.

Piet Swimberghe / foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content