Vorige week kon u op deze pagina lezen hoe een fenomeen als verliefdheid door biochemische processen verklaard kan worden. De laatste tijd gaan er nog weinig weken voorbij zonder dat er ergens een bericht verschijnt waarin een gedrag of gevoel biologisch wordt geduid: men vindt een gen voor het moederschap, een gen voor alcoholisme, een gen voor… Die berichten worden verderop in het artikel dan wel vaak gerelativeerd, maar de “ontdekking” zelf wordt meestal prominent gebracht. Blijkbaar heeft het publiek wel oren naar dit soort verklaringsmodellen. In het Nederlandse tijdschrift Lover verbaasde Evelien Tonkens er zich onlangs over dat dit soort theorieën er vandaag zelfs bij feministen als zoete koek ingaat, terwijl in die kringen ooit toch wel een andere boodschap werd verkondigd. “Je wordt niet als vrouw geboren maar tot vrouw gemaakt” luidde toch de van Simone de Beauvoir afkomstige slogan die tot in den treure werd toegelicht?

Maar wanneer ouders vandaag vaststellen dat dochterlief naar poppen grijpt en zoonlief naar vechtmateriaal, dan halen ze eens de schouders op. Waarom nog proberen hen tot roldoorbrekende inzichten te brengen? Je krijgt als opvoeder toch voortdurend signalen dat er geen kruid tegen gewassen is: er is immers een (moeder- of ander) gen gevonden. Bijgevolg was je je handen in onschuld en laat je de “natuur” haar werk doen. Oef! Geweten gesust.

Wat is er sinds De Beauvoir gebeurd? Tonkens schetst de evolutie die we de voorbije decennia hebben doorgemaakt. In de jaren zestig werd de invloed van aanleg en karakter van tafel geveegd en werden individuele problemen toegeschreven aan maatschappelijke structuren. Gezag, kapitalisme en patriarchaat waren verantwoordelijk voor alles wat er misliep. “Niet alleen vrouwen, ook arbeiders, homoseksuelen, jongeren en psychiatrische patiënten werden door maatschappelijke structuren onderdrukt”, schrijft Tonkens. “Slechte cijfers voor wiskunde konden, als deze verschijnselen zich bij vrouwen voordeden, uit maatschappelijke onderdrukking worden verklaard.” Verschillen tussen mannen en vrouwen biologisch verklaren, was in die tijd zeker uit den boze. De geschiedenis had immers voldoende geleerd waar dat toe leidde: Kinderen, Kerk en Keuken.

Het voordeel van deze benadering was dat er iets aan de problemen gedaan kon worden: via onderwijs, opvoeding, beeldvorming, enz. kon er gewerkt worden aan een betere samenleving. En zo geschiedde in de jaren zeventig en tachtig. Maar vorig decennium groeide er al een reactie op het teveel aan betutteling: niet de overheid of de maatschappij diende de problemen op te lossen, het individu zelf werd opnieuw verantwoordelijk gesteld voor eigen welzijn en geluk.

Tonkens: “Wie nu vaag ongelukkig is, krijgt niet langer een verhaal over maatschappelijke onderdrukking maar over de eigen stressbestendigheid, mentale veerkracht, flexibiliteit, assertiviteit en weerbaarheid. Zij of hij moet aan zichzelf werken. De maatschappij is niet langer maakbaar, het individu des te meer. Wij zijn veroordeeld tot levenslang zelfonderzoek en levenslange zelfperfectionering. (…) Je moet het allemaal zelf doen en er is niemand op wie je een mislukking – of alles wat niet glanst of flitst – kunt verhalen.”

Dat is allemaal zeer boeiend, schrijft Tonkens, maar ook wel heel vermoeiend. Hoe welkom zijn dan niet de verhalen die ons ontlasten van de aanhoudende druk en verantwoordelijkheid om perfect te zijn en alles te kunnen? Wanneer “de biologie” grenzen stelt aan de maakbaarheid van het individu, dan is dat eigenlijk een hele opluchting.

Als bijvoorbeeld Desmond Morris overspel sociobiologisch kan verklaren, welk een pak valt er dan niet van ons hart? De overspelige hoeft zichzelf niks meer te verwijten, diens vaste partner zichzelf niet te bevragen en ook de derde speelde enkel de rol die de genen hem of haar voorschreven. Zand erover, toch?

Tonkens begrijpt dat ook feministen vatbaar zijn voor deze “vluchtroute”: de vaststelling dat ze er, ondanks onverdroten inzet, niet in slagen alles volgens de boekjes te laten verlopen, dreigt immers als consequentie te hebben dat ze daar zelf de schuld van krijgen. Dan nog liever hormonen en hersenhelften als boosdoeners. “Dat die route een beperking van onze identiteit en ons gedragsrepertoire met zich meebrengt, nemen we op de koop toe”, besluit Tonkens. En je hoort haar denken: voor je het weet, zitten we weer met de drie K’s opgescheept.

Zo’n vaart zal het wel niet lopen. Het kan geen kwaad erop te wijzen dat de slinger die in de jaren zestig te veel naar de ene kant doorsloeg, nu misschien te veel naar de andere kant dreigt te hellen. Maar zoals vaak, zal het in plaats van of/of allicht een kwestie van en/en zijn. Met die genuanceerde benadering moeten vandaag zelfs feministes kunnen (over)leven.

Jo Blommaert / Tekening Sandra Schrevens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content