Soms, zij het gelukkig niet elke dag, kom je in het straatbeeld mannen tegen die op Pablo Picasso lijken, op James Joyce of op Albert Einstein. Het volstaat dan om de namen van die mannen op een blaadje papier te schrijven, gevolgd door je eigen naam, om jezelf tot een absolute graad van nederigheid te herleiden. Je beseft dan dat je weinig essentieels hebt uitgevoerd in de jou toegemeten jaren, behalve diesel verstoken en aanlopen achter somtijds foute vrouwen. Ondiep zijn de sporen die de meesten van ons op die manier in de wereldgeschiedenis zullen achterlaten, al kun je je van grote mannen (m/v) ook weleens afvragen of zij zulke geweldige dingen presteerden. Een doek van Picasso vind ik doorgaans akelig om naar te kijken, met die grimassen en verwrongen oogpartijen. Ulysses van voren naar achteren moeten lezen, of van achteren naar voren wat niet eens zoveel verschil maakt, zou je dan weer niet toewensen aan je ergste vijand. Boeiender is het meestal naar een aflevering van Vikings te kijken.

Van Vikings ben ik grote fan, zoals eerder al van The Borgias en van de lotgevallen van Hendrik VIII. Er gaat een onweerstaanbaar soort gezelligheid van uit om, vanuit je botergele, in een marginale meubelketen aangeschafte fauteuil waarvan de voetgedeelten comfortabel uitklapbaar zijn, te kijken naar in bloed gesopte flarden wereldgeschiedenis. Die zijn meestal ook nog ongemeen spannend, al weet iedereen intussen hoe het afliep. Dat zou iedereen tenminste kúnnen weten mocht hij dat opzoeken, want wie kent nog in detail de strapatsen van keizers en pausen uit de middeleeuwen ? Wat zij hebben aangericht, geraakt elke dag wat meer bedekt met stof en bloed uit recentere tijdsgewrichten.

Voor de Vikings – Vikingers, noemden wij ze op de speelplaats – heb ik echter een boon apart, sinds ik mijn DNA liet analyseren in een grootschalig project van National Geographic. Dat wees uit dat mijn verre voorvader uit Scandinavië komt en dat mijn genen wellicht naar onze contreien zijn afgereisd in de balzak van een Noorman. Dat schept een band met die lui ; je kijkt met wat meer tederheid toe als Ragnar Lodbrok of zijn broer Rollo de zoveelste tegenstrever de hersenpan klieft.

Nu zijn we natuurlijk gewilliger bereid om dappere en manhaftige verhalen te geloven dan banale of laffe. We verkiezen iets met een beetje grandeur en uitstraling, als het gaat om onze herkomst. Niet voor niets waren mensen die in reïncarnatie geloven in vorige levens aanzienlijk vaker prinses of hogepriester dan pakweg ruimer van middeleeuwse beerputten, of installateur van voetenschrapers aan victoriaanse herenhuizen. Vandaar dat ik mij die herkomst uit het Hoge Noorden gaarne laat aanleunen, al besef ik dat die voorvader van mij ook wellicht maar de een of andere schurk was die naar hier afzakte om te plunderen en te verkrachten – daarbij onverhoeds mijn bloedlijn stichtend.

Niets om trots op te zijn dus. Toch mag ik graag naar de lotgevallen van de Vikingers kijken, en daarna met minder sympathie naar de lotgevallen van hedendaagse veroveraars, die hun vlag hijsen op de ruïnes van de stad die Palmyra wordt genoemd. Ik probeer onverschillig te blijven bij de vernietiging van werelderfgoed. “Ze doen maar”, mompel ik, “als ze daar blij van worden.” Op een dieper niveau raakt mij dat natuurlijk wel, maar je moet je een beetje beschermen tegen de viezigheid die elke dag van overal ter wereld elektronisch op je neer gutst. Je kunt maar beter plezier proberen te beleven in je uithoek. Dus steek ik de barbecue aan, ontkurk een fles, wacht tot de houtskool met een wit laagje is bedekt, hef het glas naar de zon en breng een toost uit op de gebeurtenis van de eeuw, te weten dat de Buffalo’s het tot kampioen hebben geschopt.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Voor de Vikings heb ik een boon apart, sinds ik mijn DNA liet analyseren in een grootschalig project van National Geographic

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content