De Amerikaanse droom is uitgelopen op een nachtmerrie: veel Amerikanen vinden dat ze te veel uitgeven, dat ze daar te hard voor moeten werken, en dat ze er niet gelukkig van worden. Daarom gooien ze het over een andere boeg: wat niet nodig is, gaat eruit.

In het welvarende Orange County een eindje ten zuiden van Los Angeles, waar het bijna altijd mooi weer is, bevindt zich een verzameling jonge gebouwen in mediterrane stijl, omgeven door groene gazonnetjes en weelderige beplanting. Het is het winkelcentrum Fashion Island, dat onderdak biedt aan illustere middenstanders als Neiman Marcus, Bloomingdale’s en de Sweet life bakery & café. Terwijl ik in de schaduw van een palmboom een calorierijk ijsje van Häagen-Dazs zit te eten, raak ik in gesprek met Bill en Natalie Yang. We stellen vast dat de mensen hier zo’n tevreden indruk maken, rondslenterend met hun gevulde tassen, vermoedelijk op weg naar de airconditioned sedan op de gratis parkeerplaats, vanwaar ze zullen terugrijden naar hun riante vrijstaande huis. Ja, het is hier goed toeven.

Maar dan doet Natalie een opmerkelijk on-Amerikaanse bekentenis: zij zijn hier eigenlijk om zo weinig mogelijk te kopen. Hij heeft weliswaar een goede baan bij een hightechbedrijf in de omgeving en zij werkt parttime in een winkel, maar toch hebben ze te weinig geld. De uitgaven klinken bekend: hypotheek, twee mooie auto’s, sparen voor als de kinderen naar de universiteit gaan, vakanties, uit eten, alweer een nieuwe computer, de schoonheidssalon, een prijzige platte televisie – het houdt niet op. Om dat patroon vol te houden, zegt Natalie, zouden ze eigenlijk meer moeten verdienen. Maar dat betekent: langer werken, nog minder tijd voor de kinderen, nog meer geregel en stress. Een half jaar geleden besloten ze om het op een andere manier te proberen: minder uitgeven en, als er toch iets gekocht moet worden, beter opletten. Het valt niet mee, maar vandaag is het toch gelukt de uitgaven te beperken tot het jasje dat Natalie echt nodig heeft en dat leuk was afgeprijsd. De schulden bij de creditcardmaatschappijen zijn al een stuk minder, en de stress ook.

De ontmoeting had plaats in april, en ik had er niet meer aan gedacht tot ik uit krantenartikelen en tv-reportages begreep dat Bill en Natalie niet uniek zijn. Veel meer Amerikanen vinden dat ze te veel uitgeven, dat ze daar te hard voor moeten werken, en dat ze er niet gelukkig van worden. Een columnist vatte het zo samen: “Normaal is dat je kleren aantrekt die je hebt gekocht voor je werk, dat je in een auto rijdt die nog niet is afbetaald om de baan te krijgen die je nodig hebt om de kleren en de auto te kunnen betalen en het huis dat je de hele dag leeg moet laten staan om het je te kunnen veroorloven.”

De reactie daarop heet simple living. Het bestaat al op kleine schaal sinds de jaren ’70 toen instellingen als de Club van Rome lieten weten dat het allemaal wat minder moest, maar het kwam niet echt van de grond. “Je had toen een handvol organisaties”, zegt Gerald Iversen, nationaal coördinator van Alternatives for simple living dat al sinds 1973 bestaat. “Nu zijn er driehonderd organisaties.” En tientallen boeken, cursussen en websites voor iedereen die vindt dat de Amerikaanse droom is uitgelopen op een nachtmerrie. Het aantal bezoekers van de website van het Center for a new American dream steeg van ruim 100.000 drie jaar geleden tot een kleine 3 miljoen in de eerst helft van dit jaar. Toen de groep Seeds of simplicity een paar jaar geleden in Silicon Valley een bijeenkomst had over dit thema, kwamen slechts enkele tientallen liefhebbers opdraven, maar eerder dit jaar trok een dergelijk evenement honderden belangstellenden. Voor een lezing in Los Angeles door Janet Luhr, schrijfster van The simple living guide, kwamen vijfhonderd liefhebbers meer opdraven dan er stoelen waren.

G erald Celente van het Trend Research Institute blijkt in 1994 al voorspeld te hebben dat dit de trend van het nieuwe millennium zou worden en hij gelooft dat nog steeds: “Ik doe dit werk nu twintig jaar en ik heb nog nooit zo’n krachtige trend gezien als deze.” Hij schat dat zo’n 15 procent van de bevolking er op een of andere manier aan meedoet en dat dit de komende jaren kan uitgroeien tot 25 procent.

Eerder dit jaar zijn er stakingen geweest van werknemers die genoeg hebben van verplicht overwerk; ze krijgen daar wel extra voor betaald, maar vinden dat niet meer opwegen tegen de lasten. “De Amerikaanse werknemer wil tijd met het gezin doorbrengen”, zei een vakbondsbestuurder. “Maar hij wordt gedwongen om steeds meer te werken.” Het onderwerp van het overbelaste gezin is zelfs zo populair dat presidentskandidaat Al Gore geen campagnebijeenkomst kon laten passeren zonder erover te beginnen.

Tussen 1989 en 1998 steeg de jaarlijkse werktijd met 3,4 weken. En het aantal Amerikanen dat zegt na het werk uitgeput thuis te komen, steeg van 26 naar 41 procent.

In vier van de vijf gezinnen hebben beide ouders een voltijd- of deeltijdbaan buitenshuis en dat brengt de nodige stress met zich mee. Neem Carrie Jones in Ohio, getrouwd en moeder van twee kinderen. Om de rekeningen te kunnen betalen, werkt ze twee avonden per week bij een tandarts en acht uur per week op de basisschool van haar kinderen waar ze de vuile borden van de lunch wast. “Ik ben bekaf als ik thuiskom. Weet je, in Reader’s Digest las ik eens dat gezinnen niet kunnen rondkomen omdat we zoveel willen. Dat is wel waar, denk ik.” De omzet van de Amerikaanse middenstand steeg in drie jaar tijd van 217 naar 270 miljard dollar.

In een vorig jaar gehouden enquête in zuidelijk Californië, zei ruim 90 procent van de deelnemers dat ze eigenlijk meer uitgaven dan de bedoeling was om in een bepaalde omgeving te kunnen wonen en om zich te voorzien van de daarbij behorende levensstijl.

Volgens Harvard-econoom Juliet Schor, auteur van The overspent American, ontleent een meerderheid haar ideaalbeeld aan de televisie. Uit een onderzoek bleek dat men zich niet alleen door reclame laat inspireren, maar meer nog door tv-series. Die worden bevolkt door ogenschijnlijk gewone mensen, maar zij houden er wel een dure levensstandaard op na. De jonge karakters in Friends voeren niks uit maar wonen in een onbetaalbaar appartement in Manhattan. Designerkleding is de normaalste zaak in modale huishoudens, simpelweg omdat Hollywood het leuk vindt als de acteurs er goed uitzien.

Miljoenen Amerikanen krijgen de indruk dat de welvaart in deze series de norm is. Als je ze vraagt naar het aantal huishoudens dat in werkelijkheid een zwembad in de tuin heeft, of een tennisbaan, of een eigen vliegtuig, dan schatten ze dat altijd veel te hoog in, aldus Schor. En ze denken dat het bezit ervan leidt tot een aantrekkelijk bestaan, met als gevolg dat ze proberen via consumptie hetzelfde te bereiken. De econoom ontdekte een verband tussen tv-kijken en geld uitgeven: een uur per week kijken, ging gepaard met extra bestedingen van ruim tweehonderd dollar per jaar.

Nu is er dan de beweging voor ‘vrijwillige eenvoud’, zoals die wel wordt genoemd. Paul Wachtel, auteur van The poverty of affluence, signaleert dat mensen een weerzin beginnen te krijgen tegen de bestedingsdrift die ze om zich heen zien, en dat degenen die eraan deelnemen, merken dat een innerlijke leegte niet te vullen is met mooie spullen. “Op zeker moment bevinden ze zich in wat de Amerikaanse droom had moeten zijn, maar ze zijn niet gelukkig. Dan komen de twijfels. Nu hoor je dat veel meer dan vijf jaar geleden.”

De beweging, zo je die al een beweging kunt noemen, omvat een bonte verzameling van opvattingen. Sommigen combineren de filosofie van een simpeler bestaan met ideeën over milieubescherming, uitbuiting in arme landen en kritiek op multinationale ondernemingen. Maar de meesten houden zich niet zo bezig met de buitenwereld, gaan niet naar Praag om de Wereldbank dwars te zitten, en zoeken slechts een manier om het eigen leven te vereenvoudigen.

De een koopt gewoon minder, de ander selectiever. Goedkopere kleren bijvoorbeeld; wel designerlabels maar alleen in de opruiming of bij winkels voor tweedehands spullen waar een groot deel van het aanbod nog nooit is gedragen. Of door het wegdoen van alle creditcards op één na, zodat er een duidelijk beeld is van de schulden. Het kan door allerlei spulletjes te verkopen of weg te geven die een jaar niet meer gebruikt zijn.

Het kan door je even af te vragen of je iets echt nodig hebt alvorens het te kopen, daarbij denkend aan alles wat je net hebt weggedaan. Het kan via minder auto’s of goedkopere auto’s. Claire en Fred Mayer in New Jersey lieten hun tweede auto een halfjaar ongebruikt op de oprit staan om te zien of ze die zouden missen; toen dat niet het geval bleek, hebben ze die verkocht. Claire: “Het is wat meer regelwerk, maar het bespaart ons een hoop geld.” Ze wonen in een welvarende buurt waar versimpeling niet de norm is; om zichzelf en anderen te steunen, organiseren ze bijeenkomsten met gelijkgezinden.

Een ander bespaart op technologie. Alay Desai, werkzaam bij een dotcom-bedrijf in Silicon Valley, heeft geen behoefte aan gsm’s en handcomputers. “Technologie is niet bedoeld om mijn leven te beheersen.” Volgens een recent en opmerkelijk onderzoek zijn er velen als Desai. Dit jaar stopten 29 miljoen Amerikanen met het gebruik van internet, bijna twee keer zoveel als in 1998. En ongeveer de helft van de volwassenen was niet van plan ooit het net te gebruiken. In een enquête zei bijna tweederde van de ondervraagden dat ze genoeg had van de snelle technologische veranderingen die jaarlijks de vervanging van een achterhaalde computer nodig maakt.

Menigeen krijgt de kriebels van het idee altijd en overal bereikbaar te (moeten) zijn, en het kantoor overal en altijd om zich heen te weten dankzij techniek en communicatiemiddelen. Een tv-reportage toonde onlangs een echtpaar dat met de kinderen tien dagen op vakantie ging. In de ochtend had zij de kinderen terwijl hij met hulp van laptop en telefoon het nodige werk verzette, en ’s middags andersom.

“Technologie zou ons bevrijden en het leven veraangenamen”, aldus een bedrijfsadviseur in de Valley, “maar het tegenovergestelde gebeurt. Mensen raken overweldigd en in de stress. Gelukkig zeggen ze steeds meer: stop, genoeg is genoeg.”

Gerald Iversen leerde zijn tienerkinderen verantwoord met geld om te gaan. Ze kregen hun zak- en kledinggeld niet eens per week of per maand maar voor het hele jaar ineens. “In het eerste jaar had onze dochter alles al na een halfjaar uitgegeven. In het tweede jaar deed ze er de volle twaalf maanden mee. Toen mijn zoon in het laatste jaar van de middelbare school zat, had hij een baantje maar ook een vriendin, dus van sparen kwam niet zoveel. Maar op een dag zei hij: ‘Weet je pa, als je niet zoveel uitgeeft, hoef je ook niet zoveel te verdienen.’ Dat was een mooi moment.”

De hang naar eenvoud beperkt zich niet tot streken als San Francisco, Portland of Seattle, waar je traditiegetrouw de meer alternatief ingestelde Amerikanen vindt. De beweging is nu ook doorgedrongen tot het Mekka van consumentisme: New York. Om hoeveel simplisten het gaat, is niet duidelijk, maar her en der in de stad komen op gezette tijden kleine groepjes bijeen om de nieuwe levensstijl te bespreken. Toen een centrum dat zich doorgaans bezighoudt met meer spirituele onderwerpen, een bijeenkomst hield over eenvoudig leven, kwamen daar driehonderd liefhebbers op af. En toen Mary Barknecht, woonachtig aan de Upper West Side, een oproep op de website van Simple living network plaatste, leverde die zoveel reacties op dat ze tien gespreksgroepjes kon beginnen.

Ze deed dat na jaren van hard werken, waarin ze voortdurend moe was en als compensatie steeds maar nieuwe dingen kocht. Ze besefte dat iets niet in orde was toen ze in haar bescheiden appartement genoeg exclusief beddengoed had om de slaapkamers van een landhuis te voorzien. Ondanks haar royale uitgavenpatroon had ze genoeg gespaard om haar baan op te zeggen. Ze deed een deel van het beddengoed de deur uit, en overbodige schoenen, en abonnementen op ‘onmisbare’ bladen. Ze heeft geen magnetron, neemt een tas mee naar de supermarkt (wat in New York niet de gewoonte is) en gebruikt simpele middelen als zeep en soda om schoon te maken in plaats van de gebruikelijke chemicaliën. Ze geeft cursussen inzake eenvoudig leven. En ze is gelukkig.

V erena Dornte werkt tegen haar zin bij een bank in Manhattan maar kan het inkomen niet missen. Dus verkocht ze haar huis op Long Island en verhuisde naar een appartement in een eenvoudige suburb. En ze bespaart op details, bijvoorbeeld door in de kapsalon genoegen te nemen met een simpele knipbeurt zonder het gebruikelijke föhnen dat er altijd op volgde. Tegenwoordig kan ze de helft van haar netto-inkomen opzijzetten en ze kijkt uit naar het moment dat ze financieel onafhankelijk is en iets kan gaan doen wat ze echt leuk vindt.

Zoals elke trend die aanslaat, is ook de nieuwe eenvoud ontdekt door het bedrijfsleven. Gerald Iversen van Alternatives for simple living: “Er was een advertentie van de restaurantketen Denny’s die zei: vereenvoudig uw leven, eet vaker buitenshuis. Dat was dus niet de bedoeling. Er zijn nu twee luxemagazines; het een heet Real simple maar wij noemen het ‘nep simpel’. Het heeft niks te maken met vrijwillige eenvoud. Die bladen staan vol advertenties voor dure hebbedingetjes. Ze proberen opnieuw geluk te verkopen.”

Jim Schilder / Illustratie Tine Van Litsenborgh

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content