Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Plots hoort ze haar verhaal overal. Hoeveel schoonheid in het alledaagse zit, hoe iets banaals eigenlijk heel mooi kan zijn. De mode beleeft een Véronique Leroy-moment. Zij staat erbij en kijkt ernaar.

Lene Kemps

Het adres is indrukwekkend. Rue François 1er, tussen de dure hotels en chique winkels als Balmain, Dior en Rochas. ?Toen we verhuisden, hadden we de keuze : een betaalbaar atelier zoeken in een trendy buurt, of meteen het grote offensief : naar de gouden driehoek?, zegt Véronique (31). ?Omdat ik altijd elegante, luxueuze kleding heb willen brengen, leek dit me de ideale locatie. Het is geen provocatie, evenmin een ironisch commentaar. Het is een bewuste keuze. Een statement : hier hoor ik thuis, nergens anders. Een uitdaging ook, ik wil er echt iets van maken.?

In de hal is op een lichtblauwe achtergrond een junglemotief geschilderd : tijgers, leeuwen en apen bekijken je door de takken. Op de grond ligt een aubergine tapijt waarvan de bruine motieven het midden houden tussen boomschors en dierenprints. ?Ik had geen geld meer om in te richten, dus schuim ik nu de verkoopzalen af?, zegt Véronique. Haar eerste aanwinsten zijn twee namaak-chesterfields met nephouten inzetstukken, op dit moment ingepalmd door Johnny, een perzikkleurige poedel.

De beschrijving doet de omgeving onrecht aan. In haar eigen universum wordt het duidelijk hoe berekend de Leroy-stijl wel is, hoe voorzichtig balancerend tussen elegantie, classicisme en kitsch. ?Het lijkt alsof ik dingen nonchalant bij elkaar zet, maar over alles wordt nagedacht. Het is een moeilijk evenwicht. De geschilderde dieren mochten niet te realistisch zijn, niet te naïef en niet nachtclubachtig. Iedereen denkt dat we het tapijt voor 99 frank per meter hebben gekocht, maar we hebben het laten maken, het heeft enorm veel gekost. In mijn wereld ziet alles er doodgewoon uit, maar het is een verheven vorm van alledaagsheid. Het oogt ordinair, maar het is subliem ordinair.?

Lelijk is mooi. De cultus van de slechte smaak. Toen u het verhaal in het begin van de jaren negentig vertelde, wilde niemand het horen ; nu is het overal.

Véronique Leroy : Ik weet het. Toen kreeg ik het niet uitgelegd. Niemand begreep het. Dat ik liever naar B-films keek, dat ik gefascineerd was door een soort ordinaire schoonheid, dat ik polyester verkoos boven linnen en gouden muiltjes boven deftige zwarte schoenen. Nu word ik er overal mee geconfronteerd. Ik kan geen tijdschrift openslaan, of hup : le sublime de l’ordinaire. Foto’s van meisjes met net iets te veel eyeliner, die voor zo’n schamel muurtje poseren, voor een poster van de ondergaande zon. Dan denk ik : da’s mijn verhaal, waarom wilden jullie toen niet luisteren ?

Echt, ik val gewoon achterover. Ik moet van iedereen horen hoe mooi banale dingen wel kunnen zijn, alsof ik dat zelf al niet jarenlang verkondig.

Wat is het ergste : dat uw verhaal wordt gekopieerd of uw kledingstukken ?

God ja, mijn doorknoopjurk zie ik voortdurend voorbijwandelen, vaak gecombineerd met mijn muiltjes. Maar goed, gekopieerd worden overkomt iedereen.

Ik herinner me dat ik vier jaar geleden een collectie uitbracht met goudkleurige decoratie : drukknopen, gespjes, dat soort dingen. Iedereen zei : ik wil het wel kopen, maar dan zonder het goud. Kan je er geen zwarte drukknopen opzetten ? Want het is gewoon too much. Nu kijk ik naar de Gucci-collectie en alles glittert : make-up, juwelen, riemen, alles.

Denkt u dan : slechte timing ?

Hoe zou ik dat kunnen denken ? Ik kan niet timen hoe ik de dingen ervaar. Voor anderen is dit gewoon een trend, een fase, een modieuze denkrichting. Volgend seizoen is het weer iets anders. Voor mij is dit de manier waarop ik de wereld bekijk.

Wat me stoort, is dat iedereen het over slechte smaak heeft. Zo neerbuigend. Ik noem het liever de schoonheid van de banaliteit, de aantrekkingskracht van het gewone. Ik heb altijd een voorliefde gehad voor wat ordinair en misschien zelfs vulgair is. Het is een kunst om de dingen van alledag in een ander licht te zetten.

Het banale wordt bij u nooit slonzig, het is altijd op z’n zondags.

Mijn beeld is optimistisch en sterk. Het is nooit de vrouw met de sigaret in de mondhoek en de ladder in haar kous. Het is een kokette vrouw met zin voor humor. Ze kleedt zich op, met veel zelfrespect en trots. Ze houdt van zichzelf en is niet bang dat te tonen.

Eigenlijk is het wat ik thuis altijd heb gezien. Ik kom uit een arbeidersgezin, maar als mijn moeder en haar zussen op stap gingen, zou je gedacht hebben dat het prinsessen waren. Om door een ringetje te halen. Soms gebruikten ze iets te veel make-up, maar nooit te weinig. In dat milieu ben ik opgegroeid en die dingen blijven je bij. Het is geen proletarische chic, geen disco-kitsch, geen veredelde lelijkheid. Het is hoe een sterke en mooie vrouw zich kleedt.

Disco-kitsch nee, maar geef toe dat u een voorliefde heeft voor seventies-accenten.

Vroeger vond ik het vervelend dat mijn werk altijd tot de jaren zeventig werd teruggebracht. Ik maak veel broekpakken, wat in die tijd inderdaad het uniform was. Maar ik maak ze omdat ik ze elegant vind, niet omwille van de seventies-associaties. Maar goed, die jaren zullen ongetwijfeld mijn denkbeelden over schoonheid hebben beïnvloed. Dat zijn mijn herinneringen, toen werden mijn ideeën gevormd.

Hebt u het financieel makkelijker nu uw discours algemeen gekend is ?

Nee, anderen verdienen geld met mijn doorknoopjurk, ik niet. Maar ik ben fatalistisch. Als ik geen geld heb verdiend, is het omdat ik er niet klaar voor was. Ik werkte toen heel kleinschalig. Grote bestellingen had ik niet aangekund. Nu heb ik Geraldine, mijn commerciële partner, een betere structuur en goede mensen rond me. (lacht) Laat de centen maar komen.

Uw wintercollectie was opmerkelijk eenvoudiger, een poging tot commercialiteit ?

Iedereen zegt me dat, maar ik heb zoals altijd gewoon mijn hart gevolgd. Ik heb geen enkel compromis gesloten. Mijn motto is : morgen kan het afgelopen zijn, dus ben ik het aan mezelf verplicht om voor meer dan honderd procent mijn zin te doen.

Wordt u niet een beetje triest van de kopies en verwaterde versies ?

Nee. Ik wil niet bitter worden, niet klagen, gewoon doorwerken. Ik interpreteer het als een stimulans om nog een stap verder te gaan.

Hoe ver kan u nog gaan met dat beeld ?

Elk seizoen merk ik dat mijn vrouwenbeeld evolueert. Ik heb een ideale voedingsbodem : de realiteit. Ik moet geen uitgebreide research doen of me aan een thema vastklampen : rondkijken volstaat. Ik observeer met een nuchter en maagdelijk oog, alsof ik alles voor de eerste keer zie. Dat laat me toe steeds weer inspiratiebronnen te ontdekken.

Ik probeer vrouwen te zien zoals ze zijn, zonder vooroordelen. Iedereen heeft zo zijn mening over hoe vrouwen zich moeten maquilleren en kleden : dat staat hoerig, dat is chic, zo heb je klasse, zo ben je cheap. Ik zet al die veronderstellingen aan de kant en probeer een vrouw naar waarde te schatten zoals ze echt is, zonder iets te verbergen. Het is nooit een satire of karikatuur. Ik behandel vrouwen altijd met veel respect.

Zonder ironie ?

Ironie speelt mee. Ik geef mijn interpretatie van de dingen, het is mijn licht humoristische commentaar, mijn ideaal. Maar mijn ironie is nooit boosaardig. Nog nooit heb ik iemand belachelijk willen maken. De ironie vloeit voort uit mijn zelfspot : omdat ik me amuseer terwijl ik werk. Ernst en respect zijn belangrijker ingrediënten voor mij. Met ironie heb ik moeite, zoals met alle intellectuele begrippen.

U hebt altijd geweigerd uw werk te intellectualiseren. Maar daardoor wordt u ook minder snel begrepen.

Ik ben een instinctief iemand. Muziek, een film, een kledingstuk… Ik hoef toch niet te rechtvaardigen waarom ik het mooi vind ? Als ik graag naar Eddy Mitchell luister, dan moet ik daar toch geen reden voor opgeven ? Ik haat het snobisme van intellectuele mensen die een luipaardjurk aantrekken omdat ze ‘m zogezegd lelijk vinden. In mijn ogen klopt zoiets niet, het is vals. Niets is vals in mijn wereld. Alles wat hier staat, vind ik uit de grond van mijn hart mooi.

Sommige mensen werpen een blik op de inrichting en raden me aan om hier nog een zebrapoef te zetten en in die hoek wat luipaardkussens te leggen. Maar dan wordt het vals, snap je. Dan wordt het intellectuele spielerei. ?We weten dat het niet mag en net daarom doen we het.? Mijn chesterfields daarentegen zijn perfect. Je ziet bezoekers denken : wat moeten we daar nu van vinden ? Is dat mooi ?

De lijn tussen vals en echt is dun, soms denk ik dat het een onderscheid is dat alleen ik voel. Ik vind echtheid en schoonheid in de boeken van Raymond Carver, in een liedje van Véronique Sanson en in de foto’s van Inez Van Lamsweerde. Maar ik voel me ongemakkelijk bij de foto’s van Nan Goldin : in haar benadering voel ik al iets van artistieke pretentie.

Is die er niet bij Inez Van Lamsweerde, uw vaste fotografe ?

Inez zit volledig op dezelfde golflengte. In haar beelden zit commentaar op de wereld, maar ze getuigen van respect. Ze maakt vrouwen glamoureus en sexy, zonder meer.

Hoe zou u uw stijl omschrijven ?

In alles wat ik doe, ben ik op zoek naar een eigen vorm van klassieke elegantie, naar een classicisme. Ik wil een persoonlijke stijl zonder referentiepunten ontwikkelen. Geen enkel detail mag verwijzen naar het universum van iemand anders. Ik wil mijn wereld uitbouwen. Wie hier binnenkomt, moet in zekere zin verloren zijn. Je mag niet denken : dat is jaren twintig en dat is fifties, die combinatie kennen we. Je moet denken : dit is echt Véronique Leroy.

Dat dit zelden begrepen wordt, dat klopt. Ik heb veel moeite gehad om de juiste winkels te vinden omdat ik noch aanknopingspunten, noch een intellectueel discours biedt.

In tegenstelling tot ontwerpers zoals Prada, die nadrukkelijk verklaren dat ze rond het concept banaliteit en slechte smaak werken.

Ja, dat biedt een houvast, dat is veilig. Je koopt een kledingstuk en een theoretisch manifest : ?het is lelijk, maar dat is net de bedoeling?. Ik bied die zekerheid niet. Dat schrikt mensen af.

Ik ben moeilijk te plaatsen. Ik zit niet in het experimentele avant-gardekamp en ook niet bij de trendy merken. Leg me in een branché winkel naast Ann Demeulemeester en mijn kleding functioneert niet, omdat liefhebbers van dat soort kleding een filosofische achtergrond verwachten. Mijn kleding opereert op een dierlijker en instinctiever niveau. Ik heb wel een verhaal, maar niet hetgene dat ze willen horen. Het zal wel pretentieus klinken, maar in mijn dromen wil ik zoals Chanel en Yves Saint Laurent worden, in dat soort winkels wil ik liggen.

Dan moet u erg blij zijn met SN3, uw verkooppunt in Antwerpen.

Een prachtige winkel, net wat ik wilde. Voor mij is dat hét referentiepunt. Als ik in enkele grote steden zo’n verkooppunt zou hebben, dan zou ik perfect gelukkig zijn. Ons product wordt er ook meteen aanvaard op zijn eigen normen, als mooie en elegante kleding voor echte vrouwen. Die dames geven geen barst om ironie of de theorie van het sublieme in het ordinaire. Die bekijken zichzelf in de spiegel, vinden dat ze er sexy en mooi uitzien en wandelen blij buiten. Voor mij zijn dat de ideale klanten.

Enkele seizoenen geleden mocht u op uitnodiging van de Parijse Chambre Syndicale in de Caroussel van het Louvre defileren, op de officiële kalender. Heeft dat positieve gevolgen gehad ?

Iedereen kende mijn naam, maar dat was het dan. Ik vond het een verschrikkelijk defilé. Ik wil nooit nog een show organiseren in die zalen, er is absoluut geen sfeer.

Ik herinner me uw defilé van drie jaar geleden met een soundtrack van filmtunes. En eentje met alleen maar muziek voor hotellounges en liften. Dat heet nu easy listening of easy tune en is de grote rage.

Hoe heet dat ? Tiens, facile à entendre, da’s goed gevonden. Is dat ook al een rage ? Ik zou het niet weten hoor. Ik luister momenteel alleen naar Frans variété : Véronique Sanson, Eddy Mitchell, Liane Foly en ik durf het haast niet bekennen Florent Pagny. Iedereen vind het afschuwelijk, maar ik zing luidkeels mee.

Zelfs geen Pulp ? Over een rijk meisjes dat zegt : ?I want to live like common people. I want to do whatever common people do.?

Da’s pas ironie.

Uit de collecties van begin jaren ’90. Uiterst links en rechts : Denise, een van Leroys lievelingsmannequins je komt ze alle dagen tegen op straat.

Midden : alweer Denise (uit de lente-zomercollectie ’94). Leroy : Niets is vals in mijn wereld. Alles wat ik maak, vind ik uit de grond van mijn hart mooi.

Winter ’95-’96. Leroy : Elk seizoen merk ik dat mijn vrouwenbeeld evolueert. Ik heb een ideale voedingsbodem : de realiteit. Ik moet geen uitgebreide research doen of me aan een thema vastklampen : rondkijken volstaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content