Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Met haar eerste collectie veroorzaakte ze behoorlijk wat opschudding. In Amerika werd ze prompt tot Belgiës volgende grote ontwerper uitgeroepen en in Parijs geeft ze interview na interview. Véronique Branquinho vraagt zich af of het allemaal wel echt gebeurt.

Toen Véronique Branquinho (foto links, in het midden) in ’95 aan de Antwerpse Academie afstudeerde, vierde ze dat met een bende vrienden. En net op dat moment werd er in haar auto ingebroken. De radio werd ongemoeid gelaten, maar de zakken met kleding verdwenen. De dieven waren duidelijk modekenners.

Geen drie jaar later toont ze in Parijs haar eerste eigen collectie: een combinatie van zachte lijnen en gestructureerde kleding. Een licht transparante rok met een blazer. Een wijde broek met een buis-trui. Het zijn lange en romantische silhouetten, vergezeld van dromerige David Hamilton-achtige foto’s. Maar het beeld wordt nooit té zacht. “Het vrouwelijke en romantische is zo lang uit de mode weggeweest. Kleren waren vaak strak en sexy, of agressief. Waarom mag het niet iets soepels en dromerigs zijn? Ik hou wel van een beetje romantiek, maar zonder flauw te worden. Met stijl en klasse.”

Inkopers reageerden positief op dat beeld; 27 winkels hebben de collectie aangekocht: Charivari in New York, Louis in Boston, Colette in Parijs, Fred Segal in Los Angeles, Handsome in Hasselt… Indrukwekkende verkooppunten. “Een verrassend evenwichtige en volwassen collectie”, werd er gezegd. “Net wat we nodig hadden.” “Voor mij was die respons een aangename verrassing”, aldus Véronique. “Ik had aan zo’n drie, vier winkels gedacht.”

Hoe voelt dat, zo’n snelle start?

Véronique Branquinho: (lacht) Eigenlijk wilde ik heel stilletjes beginnen, maar dat zit er waarschijnlijk niet meer in. Erkenning krijgen en commercieel succes hebben is fijn, dat spreekt vanzelf. Langs de andere kant wordt de druk groter. Voor de tweede collectie zijn de verwachtingen hooggespannen en daar word je een beetje onzeker van.

De eerste collectie heb ik voor mezelf gemaakt, die is heel logisch en natuurlijk tot stand gekomen. Nu de buitenwereld over mijn schouder meekijkt, lijkt het alsof ik overal vraagtekens achter zet.

Maar het is gewoon wennen aan een nieuw gevoel. Ik ben nog altijd dezelfde en ik vind nog steeds dezelfde dingen mooi.

Hoe ga je om met de plotse persbelangstelling?

Ik geef interviews en hoor van de persagent in Parijs aan wie er allemaal kleren zijn uitgeleend, maar het dringt niet goed tot me door. American Vogue, Purple Fashion, Women’s Wear Daily… Het is een onwaarschijnlijk gevoel, alsof het niet echt gebeurt. Ik heb lang zoiets gehad van: eerst zien en dan geloven.

Helpt het dat je vriend Raf Simons is, en dat die het allemaal al een keer heeft meegemaakt?

We kunnen er samen over praten, dat helpt natuurlijk. En ik heb ook veel van hem geleerd, gewoon door te zien hoe hij op korte tijd een firma heeft opgebouwd. De zakelijke aspecten van de modewereld heb ik via hem heel snel leren kennen.

Waarschijnlijk stelt elke journalist een vraag over Raf. Vind je dat vervelend?

Ik heb veel aan hem te danken, hij motiveert en stimuleert me enorm, en dat wil ik niet wegstoppen. Maar het zou vervelend zijn als ik de vrouwelijke Raf Simons of zoiets zou genoemd worden, want hij heeft niets met mijn collectie te maken. We werken in een totaal andere sfeer aan een volledig ander beeld.

Ben je nu plots een bedrijfje?

Dat een collectie veel werk meebrengt, wist ik natuurlijk wel. Maar zoveel klanten en zulke grote bestellingen had ik niet verwacht. Ik wilde klein beginnen en gaandeweg een structuur uitbouwen. Eigenlijk dacht ik het wel te redden in m’n eentje, met mijn faxapparaat, bij wijze van spreken. Maar we hebben even doorgebeten en een aantal zaken op punt gesteld: een bedrijf opgericht, een organisatie uitgedacht, al die praktische dingen.

Na je studies heb je een stage gedaan bij Miu Miu en voor andere merken gewerkt: Neuf Sans Neuf, Natan… Had je die ervaring nodig om een eigen collectie op te starten?

In zekere zin wel. Werken voor commerciële merken is nuttig voor mij geweest omdat ik er zo ongelukkig van werd. Ik wil graag het beste van mezelf geven, en een ontwerp helemaal doordenken. Maar dan kreeg ik vaak te horen: zo is het wel goed genoeg, meer moet dat niet zijn. En uiteindelijk wist ik het wel zeker: dit is niks voor mij. Toen de vraag kwam of ik geen eigen collectie wilde beginnen, dacht ik: ik heb niks te verliezen.

Die vraag kwam van fabrikant Marc Gysemans. Eindelijk nog eens iemand die wil investeren in nieuw talent.

Ja, geweldig hé. Linda (Loppa) vindt dat ze hem een standbeeld moeten geven. Hij is echt iemand die verder wil met zijn bedrijf en die openstaat voor nieuwe dingen. Het is helemaal niet evident om een collectie te lanceren, maar hij heeft het risico gewoon genomen.

Hoe zit die samenwerking concreet in elkaar?

Hij produceert. Ik ontwerp. En ik krijg carte blanche van hem. Nu hebben we een vennootschap opgericht en zijn we partners geworden. In het voorbereidende stadium heeft hij me een budget gegeven en een loon uitbetaald. Ideale omstandigheden om een collectie te beginnen.

Als inspiratiebronnen voor je eerste collectie gaf je de films “Heavenly Creatures” en “Picknick at Hanging Rock” op, en je illustreerde ze met David Hamilton-achtige foto’s.

Hamilton vind ik mooi omdat hij de dubbelzinnigheid van die ontluikende meisjes zo goed weet te vatten. Want ze zijn lang niet zo onschuldig als ze lijken. Dat ambigue komt ook in de films terug, het bevreemdende, het mystieke is altijd aanwezig. Ik hou wel van romantiek, maar er moet een duister kantje aan zitten. Extremen trekken mij enorm aan.

David Hamilton is voor velen het symbool van de typisch mannelijke blik. Een standpunt dat jij je als vrouw eigen maakt.

Ik kan me inleven in die blik, ik vind zijn beelden op zich niet negatief of kwetsend. Er is toch niets mis met mannen die naar vrouwen kijken en vrouwen die weten dat ze bekeken worden?

Nu wil ik er wel aan toevoegen dat Hamilton een vertrekpunt was voor de foto’s. Ik vind niet dat alleen meisjes mijn kleren moeten dragen. Vrouwen van 40, 50 passen er ook perfect in. Maar ik werk hoe dan ook voor een vrouw die bewust vrouw is, die zich mooi maakt voor zichzelf en voor mannen, en die weet dat ze bekeken wordt. Wat is het probleem?

Tja, het is letterlijk maar hoe je het bekijkt natuurlijk. Verleden week hadden we nog een artikel over Vanessa Beecroft waarin ze zegt: een vrouw wordt geboren om bekeken te worden, ze moet gewoon terugkijken.

Precies. Het is allemaal een spel. Een machtsspel. En het zijn niet noodzakelijk mannen die de regels bepalen. Vrouwen weten heel goed waarmee ze bezig zijn. Vanessa Beecroft weet dat prachtig uit te drukken. Haar presentaties met die meisjes in vleeskleurig ondergoed vind ik geweldig.

Is kunst een bron van inspiratie?

Niet rechtstreeks. Maar de confrontatie met iets moois en waardevols werkt stimulerend. Het geeft me zin om zelf iets te doen.

Van welke kunstenaars houd je?

Ik hou van moderne kunst, van Jenny Saville bijvoorbeeld. Maar ook van Giacometti en Modigliani, en van Otto Dix en Francis Bacon. Dat is waarschijnlijk mijn voorliefde voor extremen die meespeelt.

Welke vrouwen had je in gedachten toen je de collectie tekende? Heb je jezelf als uitgangspunt genomen?

Het is een collectie die erg dicht bij me ligt, uiteraard, en ik vind het belangrijk dat ik van elk stuk kan zeggen: dat zou ik zelf willen dragen. Maar ik hoef niet per se in de total look rond te lopen. Je werkt als ontwerper nooit echt voor jezelf. Ik heb een soort droombeeld in gedachten, een ideaal. Misschien is het wel een weerspiegeling van hoe ik zelf zou willen zijn.

Als je namen wil… Jane Birkin, die vind ik mooi, zo’n natuurlijke frisse schoonheid. En Juliette Lewis. Of Amanda Lear.

Van sommigen hoor ik nu: tiens, dit is helemaal anders dan je eindejaarscollectie op de academie. Dat vind ik vreemd, want ik heb altijd dezelfde vrouw voor ogen gehad. Een elegant iemand, die zich graag mooi maakt, die zich goed voelt in vrouwelijke kleding.

Je ontwerpen hebben iets theatraals: lange rokken, wijde broeken… Je moet ze even opheffen voor je er de trap mee opgaat.

Dat vind ik net een erg aantrekkelijk gebaar, en waarom zou dat niet meer kunnen? Tegenwoordig moet alles makkelijk zijn. Jeans, jogging, legging. Mensen doen zelden nog een inspanning, ze kleden zich niet meer op. Let op, ik wil niet dat vrouwen er als modeplaatjes uitzien, totaal opgetut of verkleed. Maar een beetje meer decorum zou toch mogen.

Heb je altijd van mode en van kleren gehouden?

Altijd. Al toen ik twaalf was, wist ik dat ik naar de Academie wilde. Ik zat voortdurend met mijn neus in modetijdschriften. Ik heb ook altijd van kleding gehouden. Ik kon op de rommelmarkt geen berg textiel voorbijwandelen of ik voelde de neiging er onmiddellijk in te duiken. Dat is nu wel een beetje voorbij, die voorliefde voor tweedehandskleding. Je vindt ook minder makkelijk mooie dingen.

Ik ken je als verstokte Martin Margiela-fan. Gaat dat nu veranderen?

(lacht) Vanaf nu zal ik zijn kleren zeker combineren met stuks van mezelf.

Hoe voelt het als je kleding naast de zijne in de winkel hangt?

Ongelooflijk. Had je mij vijf jaar geleden verteld dat ik met een eigen collectie in dezelfde winkels als Martin Margiela zou hangen, dan had ik je nooit geloofd. Een heel vreemd gevoel is dat.

Ze zouden in Antwerpen wel eens aan een Antwerp Fashion Week mogen denken. Jij met je collectie, Raf, Jurgi Persoons, Sarah Corynen, Walter Van Beirendonck, Dirk Van Saene…

Ann Demeulemeester, Dries Van Noten, Anna Heylen, Stephan Schneider, Dirk Bikkembergs, Anneke en Filip met hun nieuwe lijn… Het is waar. We zouden zeker enkele dagen vol defilés kunnen vullen.

Is dat aangenaam, wonen in zo’n stad met een hoge concentratie ontwerpers?

Soms hebben Raf en ik wel eens een moment dat we gewoon binnenblijven, omdat we weten dat we in de stad mensen zullen ontmoeten die toch weer over mode willen praten: ‘Heb je die reportage gezien in dat blad? Heb je die collectie bekeken in die winkel?’ Maar dat is wel het enige negatieve puntje. De aanwezigheid van zoveel goede ontwerpers dwingt je om de lat hoger te leggen, dat is zeker. Je stelt hoge eisen aan jezelf omdat je weet dat er zoveel mooi werk wordt geleverd. Antwerpen is enorm stimulerend, je voelt gewoon dat er dingen broeien en bewegen.

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content