Ik ben verjaard, voor de vijfendertigste keer in mijn leven. Men bracht mij wierook en espressokopjes, wijn en pastis en zelfs een zelfgemaakt schilderijtje. Ik bof maar met zo’n vriendenkring. Veertig berichtjes bereikten via slinkse wegen mijn gsm. Vijfendertig daarvan waren, toegegeven, afkomstig van dezelfde vriendin. Van op een op alcohol dobberend feestje stuurde ze mij evenveel keer ” happy birthday” toe als ik tot dusver jaren heb geleefd. Dat was wel lief natuurlijk. Het kostte mij een halfuur om mijn gsm weer aan de praat te krijgen.

Bloemen noch kransen, had ik nochtans gezegd. Ik zal wel niet de enige zijn die met het ouder worden die vermaledijde geboortedag begint te schuwen. Tot je eenentwintigste ongeveer hing er aan verjaren altijd wel iets spannends vast. Je mocht met een brommer en later met de auto rijden. Je mocht alcohol drinken en zweefvliegen, naar KNT-films kijken en gaan kiezen. Daarna werd je alleen maar ouder.

Eerst viel dat nog niet op, maar het ellendige is dat de tijd op een bepaald moment in je leven op hol lijkt te slaan. Wie herinnert zich niet hoe eindeloos lang een schooljaar vroeger leek te duren ? Puur wiskundig waren dat nochtans krek dezelfde driehonderd dagen die nu in een vloek en een zucht voorbij jagen. De Groningse psycholoog Douwe Draaisma heeft daar een boeiend boek over geschreven : Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. Hij gebruikt daarin het beeld van een zandloper. De glijdende zandkorrels schuren de hals van het uurglas uit, en worden zelf ook steeds gladder. Naarmate de zandloper ouder wordt, stroomt het zand er sneller door. Daardoor past de zandloper almaar kortere uren af.

Ik heb me dikwijls afgevraagd waarom dat ook voor mensen lijkt te gelden. Een voor de hand liggende verklaring is dat je, naarmate je ouder wordt, al meer tijd hebt meegemaakt. Voor een kind van vier is één nieuw jaar meteen een kwart van zijn leven. Het lijkt daardoor een eeuwigheid te duren. Voor een volwassene van vijftig is datzelfde jaar echter maar een heel klein stukje extra. Twee procent, zeg maar. Dat maakt niet zo’n diepe indruk meer.

Volgens wetenschappers spelen er ook andere factoren, zoals de fysiologische klok in ons lichaam die met de jaren trager tikt. De celdeling gaat trager, wonden genezen minder snel. Doordat je eigen klok langzamer loopt, lijkt de buitenwereld aan een steeds moordender tempo voorbij te razen. De Franse microbioloog Pierrot heeft dat mooi verwoord. Hij vergelijkt de tijd met een rivier, die gelijkmatig door laagland stroomt. In de ochtend van ons leven zijn we snel en monter en rennen we voor de stroom uit over de oever. Tegen de middag gaat het al wat langzamer : we lopen precies even snel als de stroom. ’s Avonds zijn we moe en stram geworden. We vertragen en gaan uiteindelijk liggen. De stroom gaat nu naar ons gevoel heel snel, terwijl hij eigenlijk de hele dag hetzelfde tempo heeft aangehouden.

Zo’n verjaardag maakt nog wel raardere hersenspinsels in je los. Zoals de vraag wat voor weer het zou geweest zijn op de dag dat je geboren werd. Of de bedenking hoe raar het toch is dat je toen van je ouders een naam kreeg opgesolferd voor de hele verdere rest van je leven. “Van de 5.000.097 mannen in België heten er 4952 Jean-Paul,” lees ik op een website die een vriendin mij als apart verjaarsgeschenkje doorstuurt. “De voornaam kende zijn hoogtepunt in 1955 met 224 geboortes.”

1955, dat is dertien jaar voor ik er was. Misschien daarom dat ik nooit erg dol op mijn voornaam ben geweest. In de streek waar ik vandaan kom, hebben de mensen de neiging hem te verbasteren tot iets wat het midden houdt tussen shampol en shampoo. Je zou van minder wensen dat je Bart of Peter heette.

Als ik dié namen op de webstek invul, blijken ze echter al bijna net zo ver over hun houdbaarheidsdatum te zitten als de mijne : Bart (30.174 exemplaren) kende zijn hoogtepunt in 1973, Peter (35.463 stuks) zelfs al in 1965. De meeste namen die “in mijn tijd” zo populair waren dat elke klas er wel een stuk of drie van telde, blijken tegenwoordig met uitsterving bedreigd. Marc bijvoorbeeld (71.887 in België ; hoogtepunt 1959), Geert (22.896 ; 1968), Jan (52.312 ; 1964), Els (17.972 ; 1973) en Annick (14.520 ; 1966). Geen hond noemt nu zijn kind nog zo, blijkt uit de staafgrafiekjes.

Cool zijn nu de Thomassen (1992 ; 26.042), de Laura’s (1995 ; 20.433) en de Larsen (2000 ; 1774). Maar over twintig jaar zullen die even “verjaard” zijn als Bart en Peter nu. Blijkbaar zijn mensen, als ze een naam moeten kiezen, minder origineel dan ze zelf denken. Zo krijgt een naam iets van een bouwjaar, van een brandmerk met een jaartal op. Zelfs mijn kat ontsnapt daar niet aan. Toen ik hem in 2000 adopteerde, heb ik hem Theo genoemd. Dat vond ik wel bijzonder. Als ik de naam nu echter op de website invul, blijkt hij uitgerekend in dat jaar bij mensenkinderen zijn hoogtepunt te hebben gekend.

Http://www.sopres.be/website/n/3/4/1/000.asp

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content