Tom Vandyck
Tom Vandyck Tot 2014 correspondent in de VS voor Knack.be

Illegale spuitbuskunst op stadsmuren zorgt meer dan eens voor consternatie bij de goegemeente. Desondanks krijgt graffiti hoe langer hoe meer waardering. Tentoonstellingen zijn geen uitzondering meer en de betere artiesten hebben volle orderboekjes.

Tom Vandyck Foto’s Guy Kokken

Sinds het begin der tijden hebben mensen op muren geschilderd. De Neanderthalers deden het, de Egyptenaren deden het, de Romeinen deden het, en ga zo maar verder. Niks nieuws onder de zon, dus. Maar toen een jonge Griekse New Yorker, waarvan alleen de voornaam ( Demetrios) overgeleverd is, tussen 1970 en 1972 zijn pseudoniem Taki 183 op een metrostel schreef, kon hij zich met geen mogelijkheid voorstellen wat de consequenties van die ogenschijnlijk bescheiden daad zouden zijn. In de fifties bakenden Amerikaanse jongerenbendes hun territorium af met op muren gekalkte merktekens, en in de sixties werd het mode om je politieke sympathieën op allerlei gebouwen neer te schrijven. Wat Taki’s werk echter zo bijzonder maakte, was dat het behalve het feit dat het er stond geen enkele boodschap verkondigde. L’art pour l’art, zeg maar. Bovendien viel het samen met het ontstaan van een heel nieuwe jongerencultuur : hiphop. Taki kreeg onmiddellijk navolging en voor je het goed en wel in de gaten had, was de hele New Yorkse ondergrondse volgespoten. Graffiti werd naast dj’ing, rap en breakdance een van de vier klassieke pijlers van de hiphop-beweging. Samen met hiphop verspreidde graffiti zich over de hele wereld, en onderhand is er geen grootstad meer op aarde waar je er geen aantreft.

De graffitiscene heeft haar eigen codes. Artiesten noemen zichzelf writers. Een werk is een piece. Een beginner is een toy, een volleerde spuiter is een king. Iedere writer heeft een blackbook waarin hij zijn schetsen en foto’s bewaart. Omdat illegale werken de schoonmaakploeg meestal niet overleven, zijn foto’s essentieel. Niet verwonderlijk dus dat die boeken zowat de dierbaarste bezitting van de writers zijn. De kwaliteit van je blackbook bepaalt voor een groot deel je status. De boeken worden dan ook driftig aan elkaar getoond. Informatie en foto’s worden wereldwijd uitgewisseld in underground-magazines, die niet alleen op papier, maar dikwijls ook op videocassette verschijnen.

Aanvankelijk was graffiti eerder schrijven dan tekenen. Gaandeweg evolueerde de discipline echter. Letters bevrijdden zich van hun eigenlijke vorm, liepen in elkaar over en verstrengelden zich tot voor buitenstaanders onleesbare, maar typografisch erg gedurfde composities. Wildstyle heet dat. Tegelijkertijd verschenen er comics, levende figuurtjes. Wie de beide takken beheerst, kan tot erg indrukwekkende resultaten komen. De Duitser Mode II, een van de absolute kampioenen, bijvoorbeeld, zet groepsportretten neer die qua complexiteit en compositorische hoogstandjes aan niemand minder dan Rembrandt doen denken. Het onorthodoxe gebruik van spuitbussen geeft de werken bovendien een schwung en een optische frisheid, die op geen enkele andere manier te imiteren is. Zelfs niet met een airbrush.

Rizon en Arkis zijn twee vooraanstaande Antwerpse writers. Arkis wil pas na veel aandringen op de foto. Rizon wil er al helemaal niet van weten. Uit bescheidenheid, zeggen ze zelf. Het interesseert hen niet om in de boekjes te staan. Hoe het ook zij, er zijn wel meer graffiti-artiesten die er alles aan doen om uit de schijnwerpers te blijven. Dat heeft veel te maken met de illegale aard van hun bezigheden. De politie is immers niet van gisteren. Arkis : ?Ik heb illegaal gewerkt van 1987 tot 1992, daarna zag ik dat niet meer zitten. Mijn naam werd te bekend. Een paar keer ben ik bij de politie moeten komen. Daar hadden ze over iedere writer een map vol foto’s en kopies. Ook over mij. Maar zo lang ze geen harde bewijzen hebben, kunnen ze je weinig maken. Het kan altijd dat er iemand jouw stijl imiteert.?

Graffiti kan je niet op school leren, je leert het jezelf op straat. Een graffiti-artiest begint zijn carrière met tags, rudimentaire, gestileerde handtekeningen. Het zijn die tags die voor de meeste irritatie zorgen. Vaak zijn ze erg gewiekst uitgewerkt, maar minstens even vaak zijn ze afzichtelijk lelijk. Bovendien zijn het er veel duizenden, tienduizenden zelfs. Je zou maar wakker worden en zo’n ongewenst aandenken op je pas geschilderde woning constateren. Leuk is anders. De tagger zelf zal dat allemaal een zorg wezen. Wat hij wil, is zijn naam op zoveel mogelijk en zo onbereikbaar mogelijke plaatsen krijgen. Collega-taggers doorkruisen de stad met nauwlettende blik. Ze weten perfect wie wat waar geschreven heeft en hoeveel keer. Zij zullen er alles aan doen om hun eigen naam nog meer te verspreiden. Het is immers de competitie die telt. Tot grote ergernis van diegenen die het allemaal anders begrepen hebben. ?Die taggers gooien hun eigen ruiten in?, vindt Arkis. ?Ze spuiten op alles, ze hebben geen respect voor monumenten. Vroeger gingen wij aan de vaart in Merksem spuiten. Dat was illegaal, maar je kon er bij daglicht je gang gaan. Het was niet zo dat we de stad volspoten of zo. De mensen vonden het leuk, wat we deden. Zij zagen ook wel dat er meer achter zat. Wat kan de overheid dan zeggen ??

Eén keer werd Arkis zelf in flagrante delicto betrapt : ?Op een tentoonstelling in Antwerpen hadden we Lee, Quick, Seen, Blade en Haze, enkele New Yorkse graffitipioniers leren kennen. Toen we hen later thuis gingen opzoeken, namen ze ons direct na de landing op JFK Airport mee naar een yard, een stelplaats van de metro. Daar gingen we bij klaarlichte dag aan het werk. Na veertig minuten had de politie ons te pakken. Aangekomen op het bureau mochten onze New Yorkse vrienden meteen beschikken. De politie kende hen al zo goed dat ze het makkelijker vonden om rechtstreeks contact op te nemen met hun advocaten in plaats van verhoren af te nemen. Ons kenden ze niet, wij moesten dus blijven. Maar toen de agent van dienst onze Belgische rijbewijzen zag, schopte hij ons zonder aarzelen weer de straat op. Zo’n stelletje buitenlanders zou hem zoveel papierwerk opleveren dat hij er niet eens over dacht om eraan te beginnen.?

In New York is de spuitbuskunst een erg riskante onderneming geworden. Toen de republikein Rudolph Giuliani er in 1993 burgemeester werd, was het uit met de pret. Hij is een aanhanger van de criminologische theorie van de gebroken ruit, die stelt dat als er in een straat een venster aan diggelen gaat het andere glaswerk met grote waarschijnlijkheid zal volgen. Dat soort kleine criminaliteit zou dan een klimaat scheppen waarin grotere misdrijven goed gedijen. Het komt er dus op aan zogenaamde quality of life crimes, wandaden die het stedelijke milieu verzieken, streng te bestraffen. Zodoende ging de New Yorkse politie hard optreden tegen de graffitispuiters. Met resultaat overigens : in Manhattan moet je tegenwoordig haast met een vergrootglas zoeken als je nog tags wil vinden. En de New Yorkse metro, die in de jaren tachtig zowat een rijdende graffitigalerie was, is tegenwoordig kraaknet.

Giuliani’s voorbeeld krijgt ook in eigen land navolging. Vlak voor de zomer kondigde de Brusselse burgemeester François-Xavier de Donnéa een nieuw graffitibeleid aan. De politie zou haar inspanningen gevoelig opdrijven en daders zouden voortaan op gevangenisstraffen kunnen rekenen. Momenteel zit er in Brussel één writer in de bak, maar er zijn er een stel meer die nog op hun proces wachten, en weinigen twijfelen eraan dat er nog mensen achter slot en grendel zullen moeten voor hun spuitwerk. Vanzelfsprekend worden zulke maatregelen in het milieu fronsend onthaald. Er is geen betere leerschool voor criminaliteit dan de gevangenis, vindt men. Als je iemand opsluit voor graffiti, maak je er pas echt een crimineel van. De Donnéa zou proberen een mug dood te slaan met een voorhamer.

Ondanks alles groeit de acceptatie van de kunstvorm. Steeds meer mensen komen tot de conclusie dat graffiti niet alleen maar ongecontroleerd kladwerk is. De meeste taggers houden er na vrij korte tijd mee op, niet zelden na dure aanvaringen met het gerecht. Degenen die het wel volhouden en het nodige talent hebben, ontwikkelen een eigen stijl en maken na verloop van tijd werken die het bekijken waard zijn. Rizon is zo iemand : ?In het begin werk je alleen illegaal. Dat duurt tot je de technieken onder de knie hebt. Dan evolueer je naar een ander circuit. Je krijgt opdrachten, je wordt betaald. Het illegale werk hoort erbij vind ik, maar je krijgt er niet zo’n grote kick als van het legale. Ik vind stijl namelijk erg belangrijk. Mijn doel is om een stijl te ontwikkelen die origineel is, opvallend en helemaal van mezelf. En als je stiekem op pad gaat, krijg je niet de kans om je pieces helemaal te perfectioneren.?

Rizon staat bekend om zijn spectaculaire 3D-werken. Met behulp van computerdesign en uitgekookt kleurengebruik weet hij zijn letters zoveel perspectief mee te geven dat het lijkt alsof ze van de muur afspringen. ?Ik ben altijd al weggeweest van Star Wars en industriële vormgeving. Ik kan machines erg mooi vinden, snap je. En sinds de opkomst van computeranimatie is ook graffiti geëvolueerd. Met 3D heb je een heel nieuwe ruimte om je eigen dingen te creëren. Dat is enorm boeiend. In het begin werkte ik vooral rond grote blokken. Nu probeer ik daar meer organische vormen in te verwerken, art nouveau- en Jugendstil-invloeden.?

Writers als Rizon en Arkis hebben een vol orderboekje. Elke week kunnen ze wel ergens aan de slag op bestelling. De erkenning komt in de eerste plaats van bedrijven en winkels die de kleurrijke pieces zien als een originele manier om hun gevel te doen opvallen in het straatbeeld. Maar ook de stadsbesturen zien in dat ze de spuitbuskunstenaars niet alleen met de gummiknuppel tegemoet hoeven te treden. Illegaal spuiten blijft vanzelfsprekend strafbaar, maar hier een daar komen er gedoogzones waar de writers hun gang kunnen gaan. In Brussel, het epicentrum van de Belgische graffiticultuur, is er de laatste tijd ondanks de repressieve maatregelen ook heel wat belangstelling en aanmoediging uit de socioculturele sector, met goedkeuring van de burgemeester. In het kader van het literaire gebeuren Het groot beschrijf mochten een aantal graffiteurs dit voorjaar hun ding doen op basis van door Vlaamse dichters geleverde versregels. Toen de Hallen van Schaarbeek vlak voor de zomer zijn heropening vierde, werden er in de omliggende straten een paar muren gesubsidieerd ter beschikking gesteld. En op de tentoonstelling van graffiteur-annex-rapper Pablo ?Sozy? Gonzalez in de Beursschouwburg gingen er werken van de hand voor prijzen waar de maker zelf eens goed om moest lachen.

Ook in de andere steden zijn er gelijkaardige initiatieven. In Antwerpen laat de politie de writers hun gang gaan op het braakliggende Muntpleintje. De buurtbewoners zijn er erg over te spreken. In Mechelen exposeerde Eyso, de man die vorig jaar berucht werd toen hij na het kunstzinnig bekrassen van enkele tientallen etalageruiten tot een miljoenenboete veroordeeld werd. En in Hasselt stelde de Parijzenaar Darco tentoon.

Graffiti haalt de galerieën, maar is het daarom ook kunst ? Ja en nee, zegt Arkis. ?Nee, want het wordt nog altijd niet geapprecieerd als kunst. Men vindt het vandalisme. Voor mezelf vind ik het wel kunst. Om een behoorlijk graffitiwerk neer te zetten, moet je veel meer in huis hebben dan sommige schilders. Zo iemand die een grote en een kleine bol neerschildert, dat dan Moeder en kind noemt en er vervolgens zestig miljoen voor vraagt, dat vind ik bullshit.? Rizon redeneert verder : ?Ik vergelijk het zo’n beetje met de Renaissance. De humanisten gingen zich vrij bewegen en zetten zich af tegen het systeem, tegen de kerk. Dat werd niet gerespecteerd, maar uiteindelijk is er ontzettend veel uit voortgekomen qua kunst en wetenschap. Elke stroming begint op een bepaald punt, en later komen er andere dingen bij : architectuur, muziek, enzovoorts. Dat gaat ook op voor graffiti en voor hiphop in het algemeen. Eerst is rapmuziek heel groot geworden, nu volgt graffiti.?

Moet graffiti op muren of mag het ook op doek ? Arkis : ?Het mag op doek. Zeker en vast. In de toekomst zou ik graag een galerietje of een winkeltje openen waar je allerlei graffitispullen kan kopen : T-shirts, sweaters, doeken, panelen, kaftpapier… Volgens mij moet dat kunnen.? Rizon ziet het zo mogelijk nog groter : ?Met mijn 3D-stijl heb ik meubels ontworpen. Die ontwerpen zijn weliswaar niet uitgevoerd, maar het is toch weer een stap vooruit. Mijn droom is om gigantische graffitisculpturen te maken in metaal of hout. Zo ga je naar architectuur. Ik zou best wel eens een huis willen uittekenen. En op die manier wordt het een heuse stroming, net zoals de Renaissance of de Romantiek.?

FLB Graffiti Jam, 11 november, Roxapark, Burchtsestraat 126, Zwijndrecht. Info : Rizon, tel. (095) 51.93.14.

Arkis is een van de grondleggers van de Belgische graffitiscene. Graffiti is kunst. Om een behoorlijk graffitiwerk neer te zetten, moet je veel meer in huis hebben dan sommige schilders.

Graffiti vind je overal in het stadsbeeld. Ook de NMBS krijgt ermee te maken. De Belgische hall of fame bij uitstek is het snelwegenknooppunt van Neerpede, vlakbij Anderlecht (rechts).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content